Natuurlijkheid is een grote zegen voor de mens. Natuurlijk, oprecht en hartelijk handelen, is een groot comfort voor zowel de persoon zelf, als de mensen bij hem. Want het uiterlijk en het innerlijk van een dergelijke persoon zijn hetzelfde.
Maar ‘ afgaan op men van binnen voelt’ stellen mensen zich soms voor als ‘wat er ook van binnen schuilt, uiten zoals het is’. Ze beschouwen dit zelfs als ‘een teken van eerlijkheid’. Ze denken: “Ik verstop niets, dit is wat ik voel van binnen”. Maar niet alles wat een mens van binnen voelt, is juist. Daarom is het ook niet juist dat de mens alles wat hij van binnen voelt, uit zoals het is. Soms kan het zijn dat de mens sommige gevoelens die van binnen komen, moet relativeren, ordenen of overwinnen. Want de dingen waarvan de mens zegt ‘het komt van binnen’, zijn gevoelens die er zijn in zijn lagere zelf en waartoe zijn lagere zelf hem aanzet.
In de lagere zelf van de mens zijn er zowel schoonheden, als kwaadaardigheden. Maar de lagere zelf de gewenste vorm geven, de kwaadaardigheden erin overwinnen en de mooie en goede dingen erin laten toenemen, moet met de eigen doorzetting van de mens.
Bijvoorbeeld, iemand kan het gevoel hebben dat hij de mensen in zijn omgeving goed moet behandelen, liefde en respect moet tonen, mooie woorden moet spreken, blij moet zijn, gezellig en spraakzaam moet zijn, extrovert en ondernemend moet zijn, aan zelfopoffering moet doen en schoonheid moet presenteren. In zo een geval moet de mens ‘afgaan op zijn gevoel’.
Maar eveneens kan iemand soms van binnen aanvoelen dat hij stil, wrokkig, bedaard, afstandelijk, kwaad en haatdragend moet worden, zich tegendraads moet gedragen en moet roepen, tieren en ruzie maken. Dit zijn de kwaadaardigheden binnen het lagere zelf van de mens. In een dergelijk geval mag de mens dit soort negatieve houdingen niet aannemen en zeggen: “Wat kan ik doen, ik ga gewoon af op mijn gevoel”. Dat hij ‘Afgaat op het gevoel’ is geen excuus dat zijn immoraliteit aanvaardbaar zal maken.
Want dit zijn kwaadaardigheden waarvan Allah in de Koran vermeld heeft dat Hij ze niet goedkeurt, die speciaal gegeven worden aan het lagere zelf en die de mens moet bestrijden en overwinnen. Allah heeft de schone morele waarden en de houdingen die vermeden moeten worden, meegedeeld aan de mensen. Een mens mag ‘hoezeer het ook van binnen komt’ een slechte houding nooit aannemen. Wanneer hij de drang voelt om boos te worden, moet hij er meteen aan denken dat dit een immoraliteit is, die veroordeeld wordt door Allah en zijn woede overwinnen. Hij moet juist de betrekkingen herstellen met degene op wie hij boos zou worden, door mooie woorden te gebruiken en zijn lagere zelf dwingen om vriendelijk te zijn. Of wanneer zijn lagere zelf hem het gevoel geeft om te zwijgen, moet hij zich meteen realiseren dat dit geen houding is, die past bij de Koranische moraliteit en zijn doorzetting gebruiken om de mensen die bij hem zijn, zoals Allah het zal goedkeuren, aan te spreken met ‘de mooiste woorden’.
Partij kiezen voor het lagere zelf bij zo een situatie, staat helemaal niet gelijk aan eerlijkheid, natuurlijkheid, oprechtheid en ‘eenzelfde innerlijk en uiterlijk hebben’. Eerlijkheid, natuurlijkheid en ‘eenzelfde innerlijk en uiterlijk hebben’ betekent; alle morele waarden waarvan Allah in de Koran geopenbaard heeft dat Hij ze goedkeurt, zo mooi mogelijk in praktijk brengen en deze moraliteit op de oprechtst mogelijke manier beleven. Dat een mens de kwaadaardigheden in zijn lagere zelf uitvoert, enkel omdat ze ‘van binnen komen’, is enkel een teken van de gebrekkigheid van de moraliteit van die persoon.
Daarom is een benadering als dat de mens ‘volkomen afgaat op het gevoel’ helemaal niet aanvaardbaar. De mens moet alle soorten goed, die van binnen komen, volgen. In toestanden wanneer dit niet het geval is, moet hij steeds het goede zoeken, zijn lagere zelf hiervoor opleiden en de neiging in zijn lagere zelf tot het goede versterken.
Wanneer zijn lagere zelf hem aanzet tot het slechte, moet hij gebruik maken van zijn Godsvrees, goede geweten en doorzetting die van het geloof komt en antwoorden op dit gevoel dat van binnen komt door het tegengestelde, het goede, te doen.
Dit is een zeer belangrijk deel van de aardse beproeving van een gelovige. Naarmate de mens zijn lagere zelf zal kunnen opleiden, zal hij een moraliteit kunnen bereiken, waarmee hij zal mogen hopen Allah te behagen. Allah heeft in de Koran het volgende geopenbaard over degenen die het goede verkiezen boven de het slechte in hun lagere zelf en hun lagere zelf opleiden met de Koranische moraliteit:
En bij de ziel en haar volmaaktheid,
Hij openbaarde haar wat slecht en wat goed (voor haar) is,
Voorwaar, geslaagd is hij die haar loutert.
En voorzeker hij gaat te gronde die haar te gronde richt.(Soera asj-Sjams, 7-10)
O, gij die gelooft, past op uzelf. Hij die dwaalt kan u niet schaden wanneer gij juist geleid zijt. Tot Allah zul je allen terugkeren, dan zal Hij u tonen wat gij gedaan hebt.(Soera al-Maidah, 105)
"En ik verklaar mijzelf niet vrij (van zwakheid) te zijn, want het lagere zelf spoort tot het kwade aan, uitgezonderd dat waarover mijn Heer barmhartigheid betoont. Voorzeker, mijn Heer is Vergevensgezind, Genadevol." (Soera Yusuf, 53)