Darwinisten gebruikten dezelfde techniek ook bij de Australopithecus voor de Neanderthalers, een uitgestorven menselijk ras.
De Neanderthaler ging de wetenschappelijke literatuur in met de ontdekking van de fossielen in 1856 in de Neander Vallei in de buurt van de Duitse stad Düsseldorf. De krommingen in zijn schedel en beenderen werd door de evolutionisten als een veronderstelde primitieve menselijke soort beschouwd.
In 1908 werd een bijna compleet skelet omschreven als behorend tot de Neanderthaler gevonden in de Franse regio van La Chapelle-aux-Saints. De botten werden opnieuw in elkaar gezet door de beroemde paleontoloog en geoloog uit de tijd Marcellin Boule.
De Neanderthaler man die te voorschijn kwam uit deze hermontage had een gebogen houding en een vooruitstekende schedel. Zijn benen waren ook gesloten bij de gewrichten, dat betekent dat het geen volledig rechtopstaand postuur had.
Dankzij deze verschijning, werd de indruk gewekt in de gedachten van de mensen dat de Neanderthaler een primitief wezen was. Neanderthalers werden ook afgebeeld als aap-man in fictieve illustraties.
Dit verkeerde oordeel over de Neanderthalers duurde 100 jaar. Maar de analyse van de La Chapelle skelet in de jaren 50 werd vastgesteld dat de Neanderthaler, aan wie het toebehoorde, een soort van gewricht infectie had. Gezonde personen waren in feite in staat om te lopen, net als normale mensen.
In 1985 werd hetzelfde skelet onderzocht door de antropoloog Erik Trinkaus. Dat onderzoek heeft bevestigd dat de Neanderthalers rechtop liepen en onthulde een ander feit, dat tot nu toe verborgen was gebleven: Marcellin Boule had doelbewust de Neanderthaler afgeschilderd als voorovergebogen. De gewrichtsaandoening die geïdentificeerd was in de jaren 50, was geen belemmering voor het individu om rechtop te lopen. Het blijkt dat de Darwinist Boule niet bereid was toe te geven dat de Neanderthaler als een normaal mens liep.
E. Trinkaus en W. W. Howells verklaarden het volgende in Scientific American magazine:
Tegenwoordig zijn de meeste wetenschappers het erover eens dat de Neanderthaler volledig rechtop stond, en bij aanwezigheid van een ziekte, zijn eigenschappen niet anders zijn dan de moderne mens.
Ondertussen, zorgde de grootte van de Neanderthaler schedel ook voor inconsistentie bij de evolutionisten. De reden was dat de Neanderthaler een schedel volume had van ongeveer 1700 cc. Dit is 200cc meer dan de volume van de hedendaagse mens ". Het feit dat Neanderthalers, zogenaamd een 'primitieve' soort waren en een groter hersenvolume hadden dan Homo sapiens vormde een immense tegenstrijdigheid voor de evolutietheorie.
De Neanderthaler expert Erik Trinkaus erkent:
Gedetailleerde vergelijkingen van de Neanderthaler skelet overblijfselen met die van de moderne mens, hebben laten zien dat er niets is in de Neanderthaler anatomie dat definitief aangeeft dat het bewegingssysteem, manipulatieve, intellectuele of taalkundige vaardigheden inferieur is aan die van de moderne mens.
Er is geen twijfel omdat het feit dat de Neanderthalers een menselijk ras was, hij dezelfde functies als de moderne rassen had. De Neanderthaler was een talentvolle gereedschaps maker en was een ervaren jager. Hij was zelfs bezig met muziek en kunst. Ze hadden een culturele en sociale structuur, net als de samenlevingen van vandaag, en hadden religieuze overtuigingen. De beschaving die door de Neanderthalers was gesticht, is daarom niet anders dan de hedendaagse beschaving.
Iets anders over de Neanderthalers dat een onoverkomelijk dilemma vormt voor Darwinisten is het probleem van de data. De ontdekte fossielen laten zien dat Neanderthalers op hetzelfde moment als de moderne mens leefden en dat in sommige gevallen ZIJ ZELFS DAARNA LEEFDEN. Evolutiebioloog Francisco J. Ayala aan de Universiteit van California erkent:
Een paar jaar geleden, werd van de [Neanderthalers] verondersteld dat ze voorouders waren van de anatomisch moderne mens, maar nu weten we dat de moderne mens minstens 100.000 jaar geleden verscheen, nog veel eerder voor de verdwijning van de Neanderthalers. Bovendien, zijn in de grotten van het Midden-Oosten fossielen van de moderne mens gevonden van 120,000-100,000 jaar geleden, evenals van de Neanderthalers van 60.000 en 70.000 jaar geleden, opnieuw gevolgd door de moderne mens van 40.000 jaar geleden. Het is onduidelijk of de twee vormen herhaaldelijk elkaar vervingen door migratie uit andere gebieden, of dat ze samenleefden in sommige gebieden.
Als men de Neanderthalers probeerde voor te stellen als een zogenaamd aapachtige voorouder van de mens dan is het derhalve een uitgestorven menselijk ras. Op dezelfde manier dat de hedendaagse mens over verschillende functies beschikt die uniek zijn voor zijn eigen ras, zo hadden de Neanderthalers ook hun eigen unieke kenmerken. Het is een enorme fraude om deze te gebruiken als bewijs voor evolutie. De Neanderthaler fossiel werd feitelijk uit de wetenschappelijke literatuur in 1978 weggehaald. Maar de Neanderthalers worden nog steeds in Darwinistische referenties weergegeven alsof ze het grote bewijs voor de evolutie vertegenwoordigen.
Het doel achter de speculaties over de Neanderthaler, die nog steeds gaande is in sommige evolutionaire publicaties, is om mensen te beïnvloeden en te misleiden die onwetend zijn van de ware feiten over de Neanderthalers en die zich niet bewust zijn dat ze een overgangsvorm waren die wetenschappelijk in diskrediet is gebracht. Het is daarom van groot belang om de ware feiten over de Australopithecus en de Neanderthalers naar voren te brengen en een einde te maken aan het Darwinistische bedrog.
_____________
1 Trinkhaus, Erik (1985) Pathology and the posture of the La Chappelle-aux-Saints Neanderthal. American Journal of Physical Anthropology Vol. 67 sf. 19-41.
1 E. Trunkaus - W. W. Howells, Scientific American, 241(6):118 (1979) - Nicholas Comninellis, Creative Defense, Evidence Against Evolution, Master Books, 2001, s. 195
3 Erik Trinkaus, "Hard Times Among the Neanderthals", Natural History, cilt 87, Aralik 1978, s. 10.
4 Nicholas Comninellis, Creative Defense, Evidence Against Evolution, Master Books, 2001, s. 194
5 Francisco J. Ayala, Darwin and Intelligent Design, Fortress Press, Minneapolis, 2006, s.45 2009-09-12 02:32:56