Tot enkele jaren geleden werd deze term gebruikt voor de regio’s van het DNA, waarvan de taken niet bekend waren voor de wetenschappers. In die tijd verwezen ze naar deze lange sequenties die zij niet konden beschrijven als genen, als “junk-DNA” (afval, rommel, niet-coderend). Ze suggereerden ook dat deze regio’s van het DNA, die volgens hun begrip van die tijd nergens toe dienden, bewijs waren voor evolutie.
Volgens deze opvatting, was junk-DNA samengesteld uit segmenten die gecumuleerd waren tijdens het evolutieproces, maar die niet meer gebruikt werden.
Deze bewering, die niet gebaseerd was op een wetenschappelijke grond, bestond uitsluitend uit ongegronde speculaties. De reden waarom ze zo gemakkelijk een plaats kon vinden in de literatuur, was dat toen zeer weinig bekend was over het DNA. De functies van de delen van het DNA als "junk" bestempeld werden, waren nog niet ontdekt.
Maar uit het Menselijk genoomproject en soortgelijke genetische onderzoeken is gebleken dat de genen voortdurend in interactie zijn met elkaar tijdens het proces van de eiwitsynthese. Men zag dat tijdens deze productie geen enkel gen onafhankelijk werkt van de andere segmenten van het DNA. Vandaag weten we dat terwijl dat een gen in werking is, vooral in de eerste fasen van de eiwitsynthese, delen van het DNA die geen genen vormen, een taak hebben bij de regulatie ervan. Om die reden hecht een wetenschapper die geïnteresseerd in de genetica of die de ontwikkelingen nauwkeurig volgt, geen waarde meer aan het concept van junk-DNA.
Het feit dat deze DNA-sequenties daadwerkelijk steeds actief zijn, is in feite al bekend voor een geruime tijd, of evolutionisten het appreciëren of niet. Moleculair biologen van de Medische Faculteit van de Universiteit van Harvard en fysici van de Universiteit van Boston hebben licht geworpen op deze kwestie in een verslag genaamd "Spreekt onzin -DNA een eigen dialect?" gepubliceerd in het tijdschrift Science in 1994.1 Ze concludeerden uit hun onderzoek in 37 DNA-strengen met 50 000 basenparen, afkomstig uit verschillende levende wezens, dat het "niet-coderende" DNA - dat 90% van het menselijk DNA inhoudt - in feite in een speciale taal is geschreven.
Evan Eichler, een evolutionistische wetenschapper van de Universiteit van Cleveland, gaf het volgende toe:
De term "junk-DNA" is een reflectie van onze onwetendheid.2
In feite is dit concept het nieuwste voorbeeld van de "rudimentaire organen" die in het begin van de 20ste eeuw voorgesteld werden door de evolutionisten. In die tijd, hadden vele evolutionisten geopperd dat een groot aantal organen, waarvan de taken nog niet ontdekt waren (zoals het appendix en het staartbeen) nutteloze en rudimentaire organen waren die voorbijgestreefd waren in de loop van de evolutie. Maar later toonde medisch onderzoek aan dat deze organen waarvan verondersteld werd dat ze nutteloos waren, daadwerkelijk belangrijke taken uitvoeren. Het is bijvoorbeeld aangetoond dat het appendix een onderdeel is van het immuunsysteem van het lichaam en dat het staartbeen een belangrijk aangrijpingspunt is voor de spieren.
Zoals de evolutionistische auteur Steven R. Scadding verwoordt, "Naarmate onze kennis toegenomen is, is de lijst van rudimentaire organen kleiner geworden,"3 en uiteindelijk helemaal verdwenen.
Hetzelfde geldt vandaag voor die delen van het chromosoom die sommigen willen beschouwen als rudimentair DNA. Naarmate onze kennis van biologie toeneemt, wordt deze bewering ook ontkracht.
1 "Does nonsense DNA speak it's own dialect?", Science News, Vol. 164, December 24, 1994
2 Service, R.F., Vogel, G, Science, February 16, 2001
3 S. R. Scadding, "Do 'Vestigial Organs' Provide Evidence for Evolution?", Evolutionary Theory, vol 5, May 1981, p.173