Het tegenwoordige leven is niets dan een leeg vermaak en een spel, maar het tehuis van het Hiernamaals, dat is het werkelijke Leven, als zij dit slechts konden begrijpen! (Soera: Al Ankaboet, 64)
Hij is het die de dood en het leven heeft ingesteld, opdat Hij u moge beproeven wie onder u zich het beste gedraagt; en Hij is de Almachtige, de Vergevensgezinde. (Soera: Al Molk, 2)
O gij die gelooft, vreest Allah; en laat iedere ziel acht geven op hetgeen zij voor morgen (het hiernamaals) voorbereidt. En vreest Allah, voorzeker Allah is op de hoogte van hetgeen gij doet. (Soera: Al Hasjr, 18)
En zij zeggen: "Er is niets dan dit tegenwoordige leven, wij leven en sterven; alleen de tijd vernietigt ons." Maar zij hebben daaromtrent geen kennis, zij vermoeden slechts. (Soera: Al-Djaasi'jah, 24)
En de Dag, waarop Hij hen zal verzamelen, zal het hun toeschijnen, alsof zij slechts een uur van een dag (in de wereld) hadden vertoefd... (Soera: Jonas, 45)
De Dag waarop het Uur zal komen zullen de schuldigen zweren, dat zij slechts een uur hebben geleefd - zo werden zij bedrogen. (Soera: De Romeinen, 55)
De Dag, waarop de ongelovigen aan het Vuur zullen worden blootgesteld, zal er tot hen worden gezegd: "Gij hebt uw goede dingen in het leven der wereld uitgeput en gij hebt het genoten. Deze Dag zult gij met de straf der vernedering worden vergolden omdat gij ten onrechte op aarde hoogmoedig en opstandig waart." (Soera: Al Ahqaaf, 20)
Voorzeker, die niet uitzien naar de ontmoeting met Ons en die met het leven dezer wereld tevreden zijn en er voldoening in vinden en degenen, die onoplettend op Onze tekenen zijn, Dezen zijn het, wier verblijfplaats het Vuur is, voor hetgeen zij verdienen. (Soera: Jonas, 7-8)
Zien zij niet, dat zij elk jaar één- of tweemaal op de proef worden gesteld? Toch tonen zij geen berouw noch trekken zij er lering uit. (Soera: Berouw, 126)
Wie de oogst van het Hiernamaals wenst, diens oogst doen Wij toenemen, doch wie naar de oogst der wereld verlangt ook hem geven Wij daarvan, maar hij zal in het Hiernamaals geen deel hebben. (Soera: Asj Sjoera, 20)