“Zoals ik er vele keren naar heb verwezen in mijn brieven, heeft het gedachtegoed van de heilige gemeenschap van Hz. Mahdi (as), die van het geslacht van onze Profeet (vzmh) komt, drie opdrachten. ... Ten eerste: Doordat het materialisme en het naturalisme, door misbruik van natuurwetenschappen en filosofie, verspreid is over de mensheid, zal hij het geloof redden door eerst en vooral de filosofie en het idee van het materialisme, helemaal monddood te maken.“
Dus één van de fundamenteelste opdrachten van Hz. Mahdi (as) is het intellectueel verbrijzelen van de materialistische en darwinistische filosofie en het laten heersen van het geloof in God over de wereld. Deze perverse religie die door de vrijmetselaars verspreid werd over de massa’s, zal met de toestemming van God, intellectueel vernietigd worden door Hz. Mahdi (as).
Zoeken zij een godsdienst anders, dan die van God, terwijl al hetgeen in de hemelen en op aarde is zich willens of onwillens aan Hem moet onderwerpen? En tot Hem zullen zij worden teruggebracht. (Soera el-Imraan, 83)Alle entiteiten, ook de darwinisten die bedrogen zijn door de Dajjal, zullen op een dag zeker verzameld worden voor God. Ze zullen rekenschap afleggen aan Onze Heer en ondervraagd worden over wat ze gedaan, gedacht en uitgevoerd hebben. De Dag des Oordeels is een zeker feit. Daarom moeten alle darwinisten, die onder de invloed van de vrijmetselarij waren, nu ze de waarheid duidelijk zien, hun koppige en hoogmoedige vasthoudendheid opgeven, hun geweten volgen en het goede verkiezen. Dat is de beste manier om zich te redden. Het bevel van God is waar, het zal zeker gebeuren en zonder dat God het wil, zal geen enkele gevestigde orde dit kunnen voorkomen. Iedereen die volhardt om het bedrog van het darwinisme te volgen, deze leugen te beschermen en de mensen te bedriegen, mag deze waarheid nooit vergeten.
“Vermaant hen daarom want gij zijt slechts een vermaner;
Gij zijt geen waker over hen.
Maar hij die zich afwendt en niet gelooft,
God zal hem straffen met de strengste straf.
Voorwaar, hun terugkeer is tot Ons.
Dan zullen Wij rekenschap van hen vragen. (Soera el-Ghaasjijah, 21-26)