Het lagere zelf toont vaak de neiging om verantwoordelijkheden en schulden op anderen te schuiven. Wanneer iemand die zijn lagere zelf volgt ongemakken en moeilijkheden tegenkomt, denkt hij steeds dat de fout bij anderen ligt. Bij onenigheden op de werkvloer, tussen vrienden, binnen het gezin, dus bij alle conversaties tussen mensen, wordt steeds geloofd dat het probleem veroorzaakt werd door de tegenpartij. Het lagere zelf kan de mens doen denken dat hij eigenlijk zeer goede bedoelingen had en dat hem onrecht aangedaan is. Als iemand daarnaar luistert, kan hij zichzelf steeds bedriegen. Zodoende gelooft hij dat hij nooit begrepen wordt en dat hij zijn gedachten en bedoelingen niet kan uitdrukken, maar is hij zich niet bewust van zijn eigen gebreken en fouten. Daarom heeft hij ook niet de mogelijkheid om ze te verbeteren en weg te werken.
Iemand die zichzelf heeft laten geloven dat hem onrecht aangedaan is en dat kwesties steeds andere verantwoordelijken hebben, bekijkt en beoordeelt de gebeurtenissen ook op een zeer oppervlakkige manier. Bovendien kan hij vaak impulsief, irrationeel en emotioneel gedrag vertonen dat strijdig is met de moraliteit van de Koran. Omdat hij zijn eigen toestand niet rationeel en logisch kan inschatten, kan hij ook de anderen en de mensen om hem heen zwartmaken voor onbenulligheden. Hij is in een gemoedstoestand die zowel voor hem als voor zijn omgeving schadelijk is. Voor iemand die steeds de anderen beschuldigt, niet logisch kan denken, geloofd heeft dat hij steeds het slachtoffer is en daar ziekelijk mee voortgaat, is het onmogelijk om de mensen in zijn omgeving positief, aardig en met liefde te benaderen en dit hartstochtelijk te laten aanvoelen. Zelfs wanneer iemand met een dergelijke manier van denken niet spreekt, zal zijn aanwezigheid zijn omgeving negatief beïnvloeden.
Als een mens de Koranische moraliteit niet helemaal beleeft en geen diep geloof heeft, kan hij zonder reden het gevoel krijgen dat hij steeds lang zal leven. Ondanks dat hij rond hem steeds honderden voorbeelden ziet die te maken hebben met de dood, bestaan er -in overeenstemming met het geheim achter onze beproevingen- eveneens talloze details rond hem die hem dit duidelijk feit kunnen doen vergeten en hem kunnen aanzetten tot achteloosheid. Maar de wereld is door Allah geschapen met voor elk individu apart een lot. Dat er voorbeelden bestaan van lange levens betekent niet dat iedereen lang zal leven. Iedereen heeft een ander lot. Iedereen heeft dezelfde eindbestemming. Iedereen zal terugkeren tot onze Eerbiedwaardige Heer Die de Eerste en de Laatste, de Eigenaar van het leven en de Zelfbestaande is. Iedereen wordt onafhankelijk van de anderen beproefd met wat speciaal in zijn lot vastgelegd is. Daarom mogen mensen hun goede wil niet opgeven met simpele voorwendsels zoals “Het was steeds ik die het goed bedoelde, ik was steeds gematigd, geduldig en zelfopoffernd, nu moeten de anderen dat maar doen.” Een moslim relativeert in alle omstandigheden voor Allah en is steeds geduldig voor Hem. Dit doet hij met opwinding en plezier en hij doet geen toegevingen in verband met de schone moraliteit. Hij neemt steeds de houding aan waarmee hij het welbehagen van Allah kan verdienen. Hij vergeet niet dat hij op zijn eentje bij Allah zal terechtkomen, alleen zal rekenschap afleggen en dat hij zijn rekenschap met niemand zal kunnen delen. Niemand zal zijn zonden op zich nemen. Of niemand zal meebeloond worden voor zijn daden die hij enkel voor Allah verrichtte. Enkel hijzelf zal volgens zijn intenties verantwoordelijk gesteld worden voor wat hij deed.
Geen lastdragende kan de last van een ander dragen en indien een zwaarbelaste (een ander) roept tot (verlichting van) zijn last, zal er niets van kunnen worden overgenomen, zelfs al is hij een bloedverwant; jij kunt hen slechts waarschuwen, zij die hun Heer in het verborgene vrezen en het gebed onderhouden. En wie zich reinigt, reinigt zich alleen in zijn eigen belang en tot Allah is de terugkeer. (Soera Faatir, 18)
Daarnaast moet de mens niet geneigd zijn om zijn eigen rechtvaardigheid zelf op te maken, maar moet hij gericht zijn om zich over te geven aan de rechtvaardigheid van Allah. Mensen die denken dat de gebeurtenissen ver van Allahs oordeel (Allah is verheven) en toevallig ontwikkelen, vertonen de neiging om een eigen vorm van rechtvaardigheid te realiseren. Dit toont eigenlijk de toestand van achteloosheid aan waarin die persoon verkeert. Een dergelijke persoon is ver van bezinning en de islamitische moraliteit. Bezinning en bewustwording van het lot vereist een totaal vertrouwen in en overgave aan Allah. Anders lijdt de mens een rampzalig leven en verandert hij in een waardeloze entiteit. Hij vergeet dat hij beproefd wordt, beseft en realiseert zich niet dat hij getest wordt om in het Hiernamaals het Paradijs te verdienen, krijgt een impulsief en onverstandig karakter, weet liefde, trouw en loyaliteit niet te waarderen en verliest zowat al zijn menselijke eigenschappen.
Want het gebrek aan bezinning zet de mens enkel aan tot denkwijzen die het product zijn van het zelfzuchtig ego. Het laat afstand nemen van rechtvaardigheid. Het kan ervoor zorgen dat mensen overwonnen worden door hun woede, anderen onrecht aandoen, een kleinigheidje uitvergroten en van een gemakkelijk op te lossen kwestie een belangrijk probleem maken. Wanneer een mens moeilijkheden meemaakt, kan zijn ego er ineens voor zorgen dat zijn impulsieve gevoelens naar boven komen. Het ego kan neigingen hebben om meteen kwaad te worden, woedende uitspraken te maken, verdriet te hebben en discussies aan te gaan. Het ego dat aan de kant van de satan staat, belet dat de mens verstandig nadenkt.
Maar het zuivere geweten, verstand en Godsvrees laten bij de mens een prachtig controlesysteem tot stand komen. Dat het ego dergelijke gevoelens opwekt, betekent niet dat men ze moet gehoorzamen. De verschillen tussen iemand met en iemand zonder Godsvrees, komen bij deze momenten tot uiting. Allah openbaart in het 134ste vers van de Soera el-Imraan het volgende: Zij die in voorspoed en in tegenspoed wel doen en zij die hun woede onderdrukken en mensen vergeven; Allah heeft hen die goed doen lief.
Een gelovige handelt vanwege zijn Godsvrees verstandig. Een moslim houdt afstand van deze valstrikken van het ego die hem zouden vervuilen. Hij denkt even na en kiest direct voor het goede en het juiste. Want het tegendeel heeft noch materiële, noch spirituele opbrengsten. Het volgen van het ego veroorzaakt zowel in het Hiernamaals als op aarde enkel verlies. Iemand die echter nadenkt en bezint over het lot en handelt volgens de moraliteit van de Koran, wordt spiritueel steeds beter. Zijn geloof groeit en groeit.
Niemand mag vergeten dat iedereen verantwoordelijk zal gesteld worden voor wat hij gedaan heeft. De achteloze gedragingen van mensen die men tegenkomt, kunnen helemaal geen voorwendsel zijn om zich daarbij aan te sluiten. Men kiest helemaal zelf. Een gelovige heeft de kracht om bij alle omstandigheden in overeenstemming met de Koran te kunnen spreken en handelen.