Eén ding hebben alle evolutionistische artikelen en nieuwsberichten gemeen: verklaringen zonder enig wetenschappelijke grond, vergeefse maar niet aflatende inspanningen om de waarheid te verbergen ...
De publicatie in de American Scientist van november-december 2014 onder de titel "De Evolutionaire waarheid over levende fossielen" is daar een voorbeeld van.
Dit artikel beweert '... dat het gebruik van foto’s van fossielen samen met hun levende tegenhangers in de Atlas van de Schepping de evolutietheorie niet heeft weerlegd. ' Eén van de beweringen in het stuk was dat ' er misbruik wordt gemaakt van het begrip "levend fossiel" en dat de levende fossielen niet de evolutionaire idee hebben weerlegd, noch een bewijs tegen de evolutie vormen'. Deze beweringen hebben echter geen wetenschappelijke waarde.
De voor de hand liggende manier om de evolutietheorie te weerleggen of te controleren is wetenschap. Om dat te doen moet men zijn toevlucht tot disciplines als paleontologie, microbiologie, genetica en zoölogie nemen. Daarom zullen we de bewering in het genoemde artikel beantwoorden met behulp van de wetenschap van de fossielen, met andere woorden de paleontologie.
Paleontologie heeft als doel de geschiedenis van het leven vast te stellen met behulp van de gegevens van fossielen. Daarom maakt men soms gebruik van (de resten van) organismen die zijn uitgegroeid tot fossielen gedurende lange periodes, zoals miljoenen jaren.
Fossielen stellen ons in staat om organismen uit het verleden te vergelijken met hun levende tegenhangers. Bijvoorbeeld, door het vergelijken van een krokodil met het fossiel van een krokodil die 190 miljoen jaar geleden heeft geleefd, kunnen we gemakkelijk zien of er een verschil is of niet. Net als alle andere fossielen die ons tonen. Daarom gebruiken we de term 'levend fossiel'.
Tegelijkertijd kunnen we de wetenschap van de fossielen gebruiken om vast te stellen of er enige geloofwaardigheid te hechten is aan de beweringen van de evolutionisten. De evolutionisten beweren dat levende wezens evolueren in de tijd door middel van kleine veranderingen. Als deze bewering waar was, zouden we het bewijs in fossielen van zulke overgangsvormen gezien moeten hebben.
De fossielen bewijzen ons dat levende wezens ook maar niet enigszins zijn veranderd door honderden miljoenen jaren heen. Dus als de evolutionisten het tegenovergestelde willen beweren zouden ze het moeten bewijzen.
Echter, het fossielenarchief heeft geen enkel bewijs voor de beweringen van de Darwinisten van ‘de verandering in de loop der tijd’. In tegenstelling tot de woorden van de Darwinisten, die beweren dat de levende wezens geëvolueerd zijn van elkaar en dat er overgangsvormen zijn die dat bewijzen, heeft het onderzoek van de laatste 150 jaar zelfs niet één fossiel van die zogenaamde overgangsvormen opgeleverd.
Dit toont ons dat onderzoek van de fossielen de evolutietheorie weerlegt, en niet steunt.
Het genoemde artikel beweert ook dat het fossiel van een "Coelacanth" niet hetzelfde dier is als zijn levende tegenhanger. Dit is een voorbeeld van een vergeefse poging om de evolutietheorie te redden, omdat de Coelacanth een soort is waarover de darwinisten talloze speculaties hebben gemaakt, waarbij ze ten onrechte dachten dat het een 'overgangsvorm' was; totdat deze dieren levend opgevist werden en ze zagen dat hun speculaties onjuist en onnauwkeurig waren.
Toen de Coelacanth, die fossielen heeft die teruggaan tot 400 miljoen jaar geleden, levend werd gevangen, werd duidelijk dat het een diepzeedier was dat geen overeenkomst heeft met reptielen. De evolutionisten waren geschokt en konden hun verbazing niet op in een artikel in de American Scientist van april 2003.
Zelfs de ontdekking van een levende dinosaurus zou minder verrassend geweest zijn. Want de datering van de fossielen suggereert dat de coelacanth al 150-200 miljoen jaar bestond vóór de eerste verschijning van de dinosauriërs. Het schepsel werd door veel wetenschappers als de voorouder van op het land levende gewervelde dieren beschouwd, en er werd verondersteld dat ze tenminste 70 miljoen jaar geleden waren uitgestorven, en toch was er een levend exemplaar gevonden!
Nadat er meer dan 200 coelacanthen werden gevangen en gedetailleerde studies werden verricht werd er bevestigd dat er geen verandering had plaats gevonden in de tijd bij dit dier, anders dan de evolutionisten dachten.
U kunt ook zelf deze levende wezens bestuderen met zijn fossielen en voor uzelf beslissen.
De beweringen in American Scientist zijn belangrijke tekenen van de wanhoop van de darwinistische media die aantonen dat ze onder druk staan; maar dit verandert niets aan het feit dat de darwinisten het nodig hebben om hun theorieën te bewijzen met de wetenschap, in plaats van hun hoop gevestigd te houden op speculaties.
Darwinisten kunnen beter hun toevlucht nemen tot de wetenschap, in plaats van tot zinloze uitspraken.
Er is nog iets belangrijks dat een discussie verdient in het artikel van American Scientist:
In de studie van de fossielen worden uiterlijke verschijnselen gebruikt om de de soort vast te stellen. Daarom is de toelichting in het artikel '... dat er misschien een verschil is, maar we het niet kunnen weten ...' in strijd met de methoden van de paleontologie. De reden waarom we kunnen vertellen tot welke soorten de fossielen behoren is, omdat ze helemaal niet veranderd zijn. Vanwege het feit dat levende wezens onveranderlijk zijn, kunnen we gemakkelijk de fossielen vergelijken met hun levende soortgenoten en de betrokken soorten bepalen.
Samengevat: indien er evolutie had plaatsgevonden, zouden we de veranderingen in de fossielenarchief terug moeten kunnen vinden. Meer dan 550 miljoen fossielen tonen ons duidelijk dat levende wezens in één keer compleet ontstaan zijn en dat er geen geleidelijke verandering heeft plaatsgevonden zoals de evolutionisten beweren.