Op een dag liep Rasjied naar de bushalte om van school naar huis te gaan. Terwijl hij op de bus wachtte, luisterde hij naar een gesprek van een groep andere kinderen. Eén van hen sprak met een harde stem, terwijl hij naar zijn shirt wees en naar een elektrische auto die hij in zijn hand hield. Rasjied spitste zijn oren en hij kon horen wat ze zeiden.
De naam van de jongen die zo luid sprak was Asiem. Hij vertelde zijn vrienden over zijn dure kleding en zijn nieuwe . Toen Rasjied thuiskwam, bleef hij maar denken aan wat de jongen had gezegd. Toen zijn broer Zoebair zag dat Rasjied diep in gedachten verzonken was, ging hij naast hem zitten.
“Wat is er aan de hand Rasjied? Waar denk je aan?”, vroeg hij.
Rasjied antwoordde: “Ik zag onderweg naar huis een jongen. Hij vertelde aan zijn vrienden dat hij zo’n mooie kleding en speelgoed had. Hij dacht er echt niet bij na, het kon hem niets schelen dat sommige van zijn vrienden zich dat soort dingen niet kunnen veroorloven. Ik vond zijn gedrag fout”.
Zoebair vond dat ook: “Je hebt gelijk, Rasjied, wat hij deed was helemaal niet goed. Allah heeft ons allemaal verschillende zegeningen gegeven. Het feit dat iemand meer mooie dingen heeft, er beter uitziet of meer succes in zijn leven heeft, is helemaal niet te danken aan zijn eigen verdiensten. Allah heeft ons deze dingen gegeven om ons te testen en om te zien hoe wij ons gedragen als Hij ons zulke zegeningen geeft.
Het gedrag dat Allah het meest plezier doet, is wanneer iemand niet vergeet dat Allah hem alles heeft gegeven. We moeten niet opscheppen of verwend raken door deze zegeningen die Allah ons heeft gegeven; we moeten altijd bescheiden blijven.
Het is de duivel die ons zo trots laat zijn. Herinner je je het vers dat we gisteren lazen gaat over dit onderwerp. Allah zegt tegen ons: “Opdat jullie niet zullen treuren over wat jullie is ontgaan en jullie niet opgetogen zullen raken over wat Hij jullie heeft gegeven. En Allah houdt van geen enkele verwaande opschepper.” (Soerah al-Hadid 57:23)
Rasjied knikte: “Dus we moeten niet verwend raken door wat Allah ons heeft gegeven en we moeten niet verdrietig en teleurgesteld zijn wanneer we iets verliezen. Klopt dat, Zoebair?”
Zoebair glimlachte: “Klopt! Allah bezit alles. Hij geeft ons zo veel zegeningen als Hij ons wil geven. Of het nu veel of weinig zijn, ze zijn allemaal een onderdeel van de testen van deze wereld.”
Rasjied had een vraag voor zijn broer: “In een vers zegt Allah:
‘En kijk niet met uitpuilende ogen naar wat Wij sommigen van hen aan genietingen hebben geschonken, (het is slechts) de versiering van het wereldse leven, om hen ermee op de proef te stellen. En de voorziening van jouw Heer is beter en blijvender.’ (Soerah Thaa Haa 20: 131)
Wat Asiem deed was fout, maar was het dan ook niet fout van zijn vrienden om onder de indruk te zijn en zich te gedragen op een manier waar Allah niet van houdt? Terwijl het Allah is die ons onze kleding, eten, huizen en auto’s geeft, is verwend zijn eigenlijk vernederend, nietwaar?”
Zoebair dacht een ogenblik na: “Jazeker, dat is een goede manier om het uit te leggen. Laat me je een verhaal uit de Koran vertellen als voorbeeld. In de Koran geeft Allah het voorbeeld van twee mannen. Eén van hen heeft twee tuinen. Allah vulde alletwee de tuinen met dadels en verschillende gewassen. Toen de tijd rijp was, hadden de twee tuinen veel opbrengsten. Er was een rivier tussen de twee tuinen en daardoor had de man fruit in overvloed. Toen de eigenaar van de tuinen tegen zijn vriend sprak, vernederde hij hem door te zeggen: “Ik ben jouw meerdere op het gebied van bezit en ik ben eervoller als persoon.” (Soerah al-Kahf 18:34) Opscheppend met alle eigendommen die hij bezat, ging hij naar zijn tuinen en terwijl hij deze aan zijn vriend liet zien zei hij:
‘En Allah bracht jullie uit de buiken van jullie moeders voort terwijl jullie niets wisten. En Hij gaf jullie het gehoor en het zien en de harten. Hopelijk zullen jullie dankbaarheid tonen.’ (Soerah an-Nahl: 16:78)
….Ik denk niet dat die (tuinen) ooit zullen vergaan. Ik denk niet dat het Uur der Opstanding zal plaatsvinden en zelfs al zal ik tot mijn Heer teruggebracht worden: ik zal zeker een betere plaats van terugkeer vinden.” (Soerah al-Kahf 18: 35-36)
Zijn vriend waarschuwde hem:
En had jij maar, toen jij je tuin binnentrad, gezegd: ‘Wat Allah wil, er is geen kracht dan door Allah’, indien jij van mij ziet, dat ik minder dan jou ben, op het gebied van bezit en kinderen. Moge mijn Heer mij iets beters geven dan jouw tuin... (Soerah al-Kahf 18: 39-40)
De eigenaar van de tuinen nam deze waarschuwingen niet serieus en uiteindelijk heeft Allah hem gestraft. Op een nacht zond Hij een storm die al de gewassen vernielde. Toen de eigenaar van de tuinen ’s ochtends opstond en zag dat hij zijn geliefde gewassen had verloren, begreep hij dat Allah oneindige kracht heeft en dat alles onder Zijn controle is. We moeten dit verhaal nooit vergeten, Rasjied, en we moeten ons altijd gedragen op de manier die ons hier wordt uitgelegd.”