En voorwaar,
Wij hebben Noeh naar zijn volk gestuurd, en hij bleef onder hen duizend jaren minus vijftig jaar en de zondvloed overspoelde hen terwijl zij onrechtvaardigen waren.
(Qoer-aan Soerat al-Ankaboot: 14)
In bijna alle culturen wordt ernaar verwezen en de Zondvloed van Noeh (Noah) is één van de gebeurtenissen waar de Qoer-aan het meest uitgebreid op zinspeelt. De onverschilligheid van het volk van de profeet Noeh tegenover zijn advies en waarschuwingen, hun reacties en hoe de gebeurtenis plaatsvond zijn in vele verzen in detail verteld.
De profeet Noeh was gestuurd om zijn volk, wat van de verzen van Allah was afgekeerd en partners met Hem begonnen te associëren, te waarschuwen en hen aan te sporen alleen Allah te aanbidden en te stoppen met hun opstandigheid. Ondanks dat de boodschapper Noeh zijn volk vele malen adviseerde zich aan Allah te onderwerpen en hen waarschuwde voor de toorn van Allah, ontkenden zij Hem nog steeds en bleven partners met Allah associëren. In Soerat al-Moe’minoen, is als volgt beschreven hoe de affaire zich ontwikkelde;
En voorwaar Wij hebben Noeh naar zijn volk gestuurd en hij zei: “O mijn volk! Aanbidt Allah! Jullie hebben geen andere God behalve Hem. Zijn jullie dan niet bang?” Maar de stamhoofden van degenen die onder zijn volk ongelovig waren, zeiden: “Hij is niet meer dan een mens zoals jullie, hij probeert zichzelf boven jullie te stellen. Als Allah het gewild had, dan had Hij beslist engelen neergezonden; nog nooit hebben wij zoiets gehoord van de vaders van de ouderen. Hij is slechts een man die krankzinnig is, wacht dus een tijdje voor hem.” (Noeh) zei: “O mijn Heer! Help mij want zij ontkennen mij.” (Qoer-aan Soerat al-Moe’minoen: 23-26).
Zoals in deze verzen wordt verteld, probeerden de leiders van de gemeenschap Noeh ervan te beschuldigen, superioriteit over hen trachten uit te oefenen, dat wil zeggen, persoonlijke belangen zoeken zoals, status, leiderschap en rijkdom. Zij probeerden hem als “bezeten” te bestempelen en besloten hem nog een poosje te dulden en hem onder druk te houden.
Hierop, vertelde Allah aan de boodschapper Noeh dat zij die geloof verwierpen en zondigden, met verdrinking gestraft zouden worden en dat zij die geloofden zouden worden gered.
Toen de tijd van bestraffing inderdaad kwam, ontsprongen wateren en overstromende bronnen uit de grond en tezamen met buitensporige regen veroorzaakten ze een enorme overstroming. Allah zei Noeh om: “Aan boord paren van elke soort te nemen, mannelijk en vrouwelijk en zijn familie – behalve diegene van hen wie het Woord al is voorgegaan.” Alle mensen in dat land zijn in het water verdronken – waaronder ook Noeh’s “zoon” die dacht dat hij gered kon worden door bescherming te zoeken op een nabij gelegen berg. Iedereen verdronk, behalve degenen die, met de profeet Noeh, aan boord van de Ark waren gegaan. Toen het water zakte aan het eind van de Zondvloed, en “de zaak was beëindigd”, kwam de Ark op Joedi te rusten – dat is, op een hoge plek – zoals de Qoer-aan ons verteld.
Archeologisch, geografisch en historisch onderzoek toont aan dat deze gebeurtenis plaatsvond, precies zoals in de Qoer-aan wordt verteld. De Zondvloed is ook op een vergelijkbare manier beschreven in vele verslagen van beschavingen uit het verleden en in veel historische documenten, hoewel karakter en plaatsnamen verschillen. En “alles dat gebeurde met mensen die op het verkeerde pad waren” wordt aan de hedendaagse mens gepresenteerd als een waarschuwing.
Behalve in het Oude en Nieuwe Testament, wordt een verslag van de Zondvloed ook op een vergelijkbare manier verteld in Soemerische en Assyrisch-Babelonische verslagen, in Griekse legenden, in de Shatapatha, Brahmana en Mahabharata epische gedichten uit India, in sommige Welshe legenden van de Britse Eilanden, in de Noord-Europese Edda, in Litouwse legende en zelfs in enige verhalen van Chinese origine.
Hoe zou zulke gedetailleerde en toepasselijke informatie verzameld kunnen worden uit landen die geografisch en cultureel zo ver uit elkaar liggen en die behoorlijk ver van elkaar en de regio van de Zondvloed liggen?
Het antwoord is duidelijk: het feit dat hetzelfde incident wordt doorgegeven in verslagen en inscripties uit al deze gemeenschappen, welke weinig mogelijkheid tot communicatie met elkaar hebben, is in feite een duidelijk bewijs dat deze mensen kennis ontvingen uit een goddelijke bron. Het lijkt erop dat de Zondvloed, één van de belangrijkste en vernietigendste gebeurtenissen in de geschiedenis, overgeleverd is door verschillende profeten die naar verscheidene beschavingen zijn gestuurd met als doel, een voorbeeld te stellen. Aldus spreidde het nieuws over de Zondvloed zich uit naar verschillende culturen.
Behalve dat het in vele culturen en religieuze bronnen overgeleverd wordt, is het verhaal van de Zondvloed en de profeet Noeh, bovendien enorm gewijzigd en afwijkend van de originele versie, dit komt oftewel door bronvervalsing, of onjuiste overbrenging en misschien zelfs een verkeerde intentie. Onderzoek onthult dat, onder alle overleveringen van de Zondvloed, welke in principe hetzelfde incident met enkele verschillen vertelen, de enige consequente beschrijving die van de Qoer-aan is.
De Zondvloed van Noeh wordt in vele Qoer-aan verzen genoemd. Hieronder zijn de verzen te vinden, op volgorde van gebeurtenis gearrangeerd;
Voorwaar, Wij hebben Noeh naar zijn volk gestuurd en hij zei: “O, mijn volk! Aanbid Allah! Jullie hebben geen andere god behalve Hem. Zeker, ik vrees voor jullie de bestraffing van de grote dag!” (Qoer-aan Soerat al-Araf: 59)
Ik ben voor jullie een betrouwbare boodschapper. Vrees Allah dus en gehoorzaam mij. Ik vraag jullie hiervoor geen beloning, mijn beloning is slechts van de Heer van de wereldwezens. Onderhoudt jullie verplichting tot Allah, vrees Hem en gehoorzaam mij.” (Qoer-aan Soerat as-Shoeara: 107-110)
En voorwaar Wij hebben Noeh naar zijn volk gestuurd en hij zei: “O mijn volk! Aanbidt Allah! Jullie hebben geen andere god behalve Hem. Zijn jullie dan niet bang?” (Qoer-aan Soerat al-Moe’minoen: 23)
Waarlijk, Wij hebben Noeh tot zijn volk gestuurd (zeggende): “Waarschuw je volk voor de komst van een pijnlijke bestraffing voor hen.” (Qoer-aan Soerat Noeh: 1)
En jullie willen weten wie het is waarover de bestraffing zal komen die hen met schande zal bedekken en tot wie er een lange bestraffing komt. (Qoer-aan Soerat Hoed: 39)
Dat jullie geen ander dan Allah aanbidden, zeker, ik vrees voor jullie de bestraffing van een pijnlijke dag.” (Qoer-aan Soerah Hoed: 26)
De leiders van zijn volk zeiden: “Waarlijk wij zien jou in grote dwaling.” (Qoer-aan Soerat al-Araf: 60)
Zij zeiden: “O Noeh! Je hebt met ons geredetwist en je hebt het gesprek verlengd, laat ons nu datgene zien waar je ons mee bedreigd hebt, als je waarachtig bent.” (Qoer-aan Soera Hoed:32)
En toen hij de ark bouwde, bespotten de stamhoofden van zijn volk hem elke keer wanneer zij voorbij liepen. Hij zei: “Als jullie ons bespotten, bespotten wij jullie ook voor jullie bespotting.” (Qoer-aan Soerat Hoed: 38)
Maar de stamhoofden van degenen die onder zijn volk ongelovig waren, zeiden: “Hij is niet meer dan een mens zoals jullie, hij probeert zichzelf boven jullie te stellen. Als Allah het gewild had, dan had Hij beslist engelen neergezonden; nog nooit hebben wij zoiets gehoord van de vaders van de ouderen. Hij is slechts een man die krankzinnig is, wacht dus een tijdje voor hem.” (Qoer-aan Soerat al-Moe’minoen: 24-25)
Het volk van Noeh ontkende vóór hen, zij verwierpen Onze slaaf en zeiden: “Een dwaas!” En hij werd beledigend uitgescholden en bedreigd. (Qoer-aan Soerat al-Qomar: 9)
De stamhoofden van de ongelovigen onder zijn volk zeiden: “Wij zien jou als een man net als onszelf, noch zien wij dat iemand je volgt behalve de minsten onder ons en zij volgen je zonder na te denken. En wij zien in jou geen voordeel voor ons, eigenlijk denken wij dat je een leugenaar bent.” (Qoer-aan Soerat Hoed: 27)
Zij zeiden: “Zullen wij jou geloven terwijl de minsten jou volgen?”. Hij zei: “En wat voor kennis heb ik van wat zij deden?” Hun rekening ligt slechts bij mijn Heer, als jullie dat (maar) wisten. En ik ben niet van plan de gelovigen te verjagen. Ik ben slechts een duidelijke waarschuwer.” (Qoer-aan Soerat ash-Shoeara: 111-115)
Er werd aan Noeh geopenbaard:
En het was Noeh ingegeven: “Niemand van je volk zal geloven, behalve degenen die reeds geloven. Wees niet bedroefd vanwege wat zij doen.” (Qoer-aan Soerat Hoed: 36)
Oordeelt U daarom tussen hen en mij en red mij en degenen van de gelovigen die met mij zijn.” (Qoer-aan Soerat ash-Shoeara: 118)
Toen riep hij zijn Heer aan: “Ik ben overmeesterd, help (mij) dus!” (Qoer-aan Soerat al-Qomar: 10)
Hij zei: “O mijn Heer! Waarlijk, ik heb mijn volk in de nacht en op de dag geroepen, maar al mijn roepen voegde niets aan (hun) vlucht toe. (Qoer-aan Soerat Noeh: 5-6)
(Noeh) zei: “O mijn Heer! Help mij want zij ontkennen mij.” (Qoer-aan Soerat al-Moe’minoen: 26)
En voorwaar Noeh riep Ons aan en Wij waren de Beste van degenen die (het verzoek) beantwoorden. (Qoer-aan Soerat as-Saaffat: 75)
En bouw onder Onze ogen en met Onze inspiratie een ark, en spreek Mij niet aan voor degenen die het mis hebben; zij zullen zeker verdrinken.” (Qoer-aan Soerah Hoed: 37)
Maar zij negeerden hem, zodat Wij hem en degenen die met hem waren, redden in het schip en Wij verdronken degenen die Onze tekenen negeerden. Zij waren zeker een blind volk. (Qoer-aan Soerat al-Araf: 64)
Toen verdronken Wij de anderen nadat degenen die achter bleven gered waren. (Qoer-aan Soerat ash-Shoeara: 120)
En voorwaar, Wij hebben Noeh naar zijn volk gestuurd, en hij bleef onder hen duizend jaren minus vijftig jaar en de zondvloed overspoelde hen terwijl zij onrechtvaardigen waren. (Qoer-aan Soerat al-Ankaboet: 14)
Dus hebben Wij hem gered en degenen die bij hem waren door een genade van Ons en Wij hebben de wortels afgesneden van degenen die Onze tekenen negeerden en zij waren geen gelovigen. (Maar zij negeerden hem, zodat Wij hem en degenen die met hem waren, redden in het schip en Wij verdronken degenen die Onze tekenen negeerden. Zij waren zeker een blind volk. Toen verdronken Wij de anderen nadat degenen die achter bleven gered waren. (Qoer-aan Soerat al-Araf: 72)
De Qoer-aan verhaald een dialoog tussen Noeh en zijn zoon, in een vroeg stadium van de Zondvloed;
Dus het voer met hen tussen golven als bergen en Noeh riep tegen zijn zoon: “O mijn zoon! Kom met ons aan boord en wees niet bij de ongelovigen.” De zoon antwoordde: “Ik zal naar een berg gaan, dat zal mij van het water redden.” Noeh zei: “Deze dag is er geen redding van het Besluit van Allah behalve met hem waar Hij genade mee heeft.” En een golf kwam tussen hen, dus hij was bij degenen die verdronken waren. (Qoer-aan Soerat Hoed: 42-43)
En Wij redden hem en degenen die bij hem waren in een volgeladen schip. (Qoer-aan Soerat ash-Shoeara: 119)
Toen redden Wij hem en degenen die met hem in de ark waren en maakte het als een waarschuwing voor de wereldwezens. (Qoer-aan Soerat al-Ankaboot: 15)
Dus openden Wij de poorten van de hemel met stromend water. En Wij lieten uit de aarde de bronnen stromen. Dus de wateren ontmoetten elkaar in een voorbeschikte zaak. En Wij droegen hem op een (schip) gemaakt van spijkers en planken. (Qoer-aan Soerat al-Qomar: 11-13)
(Zo was het) toen Ons Bevel kwam en de oven kookte over. Wij zeiden: “Laad daarin van ieder soort twee en je gezin behalve degenen waar het woord reeds tegen gesproken heeft, en degenen die geloven. En niemand geloofden met hem, behalve een paar.” En hij zei: “Scheep in, in de naam van Allah zal het zijn bewegende koers en zijn ankerplaats zijn. Zeker, mijn Heer is Genadevol, Barmhartig. Dus het voer met hen tussen golven als bergen en Noeh riep tegen zijn zoon: “O mijn zoon! Kom met ons aan boord en wees niet bij de ongelovigen.” (Qoer-aan Soerat Hoed: 40-42)
Dus inspireerden Wij hem (zeggende): “Bouw een schip onder Onze ogen en onder Onze openbaring. Dan als Ons bevel komt, en de oven overkookt, neem dan aan boord van elk soort twee en jouw familie, behalve degenen waar het Woord al tegen is uitgevaardigd. En spreek Mij niet aan om gunsten te verlenen voor degenen die gezondigd hebben. Waarlijk zij zullen verdrinken. (Qoer-aan Soerat al-Moe’minoen: 27)
En er werd gezegd: “O aarde! Slik je water in, en O hemel! Stop.” En het water was verdwenen en het Besluit was vervuld. En het strandde op de berg Judi en er werd gezegd: “Weg met het volk dat onrechtvaardig is.” (Qoer-aan Hoed: 44)
Waarlijk! Toen het water boven zijn grenzen steeg droegen Wij jullie in het drijvende. Zodat Wij het als een overdenking voor jullie kunnen maken en het heldere oor (persoon) het kan (horen en) begrijpen. (Qoer-aan al-Haaqqa: 12-12)
Vrede zij met jou Noeh onder de wereldwezens!” Waarlijk, dus belonen Wij de weldoeners.. Waarlijk, hij is één van Onze gelovende slaven. (Qoer-aan Soerat as-Saaffat: 79-81)
Degenen die de realiteit van de Zondvloed van Noeh verloochenen, ondersteunen hun standpunt met de bewering dat een wereldwijde overstroming onmogelijk is. Hun ontkenning van enige willekeurige overstroming, is echter ook een op de Qoer-aan gerichte aanval. Volgens hen, lijken alle geopenbaarde boeken, waaronder de Qoer-aan de realiteit van een wereldwijde overstroming te verdedigen en zijn dus onjuist.
Deze ontkenning van de Qoer-aan is evenwel niet juist. De Qoer-aan is door Allah geopenbaard en is het enige ongewijzigde goddelijke boek. De Qoer-aan kijkt vanuit een ander standpunt naar de Zondvloed dan de Pentateuch en de andere overstromingslegendes die in verschillende culturen overgeleverd worden. De Pentateuch een naam voor de eerste vijf boeken van het Oude Testament, zegt dat de Zondvloed globaal was, dat het de hele wereld omvatte. De Qoer-aan geeft evenwel niet zo’n verklaring, de betreffende verzen impliceren dat de Zondvloed regionaal was en niet de hele wereld omvatte, maar verdronk alleen het volk van Noeh, die door Noeh gewaarschuwd waren en op die manier gestraft werden.
Wanneer de Zondvloed overleveringen van het Oude Testament en de Qoer-aan worden onderzocht, is dit verschil duidelijk. Het Oude Testament, is door de geschiedenis heen aan zoveel veranderingen en aanvullingen blootgesteld, dat het niet als een originele openbaring mag worden beschouwd, beschrijft als volgt hoe de Zondvloed begon;
En God zag dat de zondigheid van de mens op aarde groot was en dat ieder van de gedachtes uit zijn hart continu slecht was. En het speet de Heer dat Hij de mens op de aarde had gemaakt en het bedroefde Zijn hart. En de Heer zei: “Ik zal de mens, die Ik geschapen heb, van de aarde wegvagen; zowel mens als dier, en het kruipende ding en de vogels uit de lucht; want het speet Mij dat Ik hen gemaakt heb.” Maar Noeh vond genade in de ogen van de Heer (Genesis, 6:5-8)
In de Qoer-aan echter wordt duidelijk aangetoond dat het niet de hele wereld1, maar alleen het volk van Noeh was dat vernietigd werd. Net zoals Hoed alleen naar de ‘Ad was gestuurd (Soerah Hoed: 50), Salih naar de Thamoed was gestuurd (Soerah Hoed: 61) en alle andere profeten die voor Mohammed kwamen, alleen naar hun eigen volk gestuurd waren, was Noeh alleen naar zijn volk gestuurd en de overstroming veroorzaakte alleen de verdwijning van Noeh’s volk:
En voorwaar Wij stuurden Noeh naar zijn volk (en hij zei): “Ik ben tot jullie gekomen als een duidelijke waarschuwer.” Dat jullie geen ander dan Allah aanbidden, zeker, ik vrees voor jullie de bestraffing van een pijnlijke dag.” (Qoer-aan Soerah Hoed: 25-26)
Zij die vergingen waren mensen die de verkondiging van Noeh volkomen negeerden en volharden in hun opstandigheid. Relevante verzen zijn expliciet genoeg:
Maar zij negeerden hem, zodat Wij hem en degenen die met hem waren, redden in het schip en Wij verdronken degenen die Onze tekenen negeerden. Zij waren zeker een blind volk. (Qoer-aan Soerat al-Araf: 64)
Dus hebben Wij hem gered en degenen die bij hem waren door een genade van Ons en Wij hebben de wortels afgesneden van degenen die Onze tekenen negeerden en zij waren geen gelovigen. (Qoer-aan Soerat al-Araf: 72)
Verder merkt Allah in de Qoer-aan op dat Hij een gemeenschap niet vernietigt, behalve wanneer een boodschapper naar hen is gestuurd. Vernietiging kan alleen plaatsvinden, wanneer een waarschuwer al bij een bepaald volk is aangekomen en de waarschuwer is verloochend. Allah verklaart in Soerat al-Qasas:
En nooit zal jullie Heer de steden vernietigen tot Hij tot de moederstad een boodschapper stuurt die voor hen Onze verzen reciteert. En nooit zullen Wij de steden vernietigen tenzij de bevolking onrechtvaardig is. (Qoer-aan Soerat al-Qasas: 59)
Het is niet de manier van Allah om een volk te vernietigen, aan wie Hij geen boodschappers heeft gestuurd. Noeh is als een waarschuwer naar zijn volk gestuurd. Daarom vernietigde Allah niet de gemeenschappen aan wie geen waarschuwer was gestuurd, maar alleen Noeh’s volk.
Door deze verklaringen uit de Qoer-aan, kunnen we er zeker van zijn dat de overstroming van Noeh een regionale ramp was en geen wereldomvattende. De opgravingen die in de archeologische regio waar de overstroming plaats zou moeten hebben gevonden – welke we hier beneden zullen onderzoeken – laten zien dat de overstroming geen gebeurtenis was die de hele wereld trof, maar een zeer uitgebreide ramp die een bepaald deel van Mesopotamië trof.
De Bijbelexegisten geloven dat Noeh alle diersoorten aan boord van de Ark nam en dat de dieren dankzij Noeh van uitsterving gered werden. Volgens deze overtuiging, werd er van iedere op het land levende diersoort, een paar bijeengebracht en aan boord gezet.
Degenen die deze bewering verdedigen, komen hierbij zonder twijfel vele moeilijkheden tegen. Vragen over hoe de diersoorten die aan boord waren gevoed werden, hoe zij op de Ark behuisd waren of hoe zij van elkaar gescheiden werden, zijn onmogelijk te beantwoorden. Bovendien rest ook nog de vraag: hoe werden de dieren van verschillende continenten bij elkaar gebracht – zoogdieren van de polen, kangaroes uit Australië of de bizon die specifiek op het Amerikaanse continent thuishoort? Meer vragen volgen bovendien over hoe gevaarlijke dieren – giftige zoals slangen, schorpioenen en wilde dieren – gevangen werden en hoe zij ver van hun natuurlijke omgeving in leven konden worden gehouden tot het water zakte.
Dit zijn de vragen die het Oude Testament het hoofd moet bieden. In de Qoer-aan is geen verklaring die impliceert dat alle diersoorten op aarde aan boord werden genomen. Zoals we eerder hebben opgemerkt, vond de Zondvloed in een bepaalde regio plaats. Daarom kunnen de aan boord genomen diersoorten alleen die soorten geweest zijn, die leefden in de omgeving waar Noeh’s volk verbleef.
Het is echter duidelijk dat het onmogelijk is om alle diersoorten die in dat gebied leefden te verzamelen. Het is moeilijk om te geloven dat Noeh en een klein aantal gelovigen met hem (Soerah Hoed) alle kanten opgingen, om van honderden diersoorten uit hun omgeving, twee van iedere soort te vangen. Het is zelfs nog onwaarschijnlijker dat zij iedere insectensoort die in hun omgeving leefde konden vangen en dan bovendien de mannelijke nog van de vrouwelijke wisten te onderscheiden! Om deze reden is het waarschijnlijker dat de dieren die verzameld werden, de dieren waren die gemakkelijk gevangen en in leven gehouden konden worden. Daarom waren huisdieren dus bijzonder nuttig voor de mens. Het is het meest waarschijnlijk dat de profeet Noeh aan boord dieren als: koeien, schapen, paarden, pluimvee, kamelen en dergelijke heeft genomen. Omdat deze de belangrijkste dieren waren, die nodig waren voor het vestigen van een nieuw leven in een gebied dat een groot deel van zijn levende have door de Zondvloed was kwijtgeraakt.
Het belangrijkste punt, is dat de goddelijke wijsheid die spreekt uit het bevel om de dieren te verzamelen dat Allah gaf aan Noeh, meer ligt in het feit dat het gericht is op het verzamelen van de dieren die nodig zijn voor het opbouwen van nieuw leven na de overstroming, dan op het beschermen van de diersoorten.
Omdat de Zondvloed regionaal was, kon de uitsterving van de diersoorten geen mogelijkheid zijn. Het is zeer waarschijnlijk dat na de overstroming, dieren uit andere gebieden in de loop van de tijd naar dat gebied migreerden en de regio opnieuw met zijn oude levendigheid bevolkten. Wat belangrijk was, was om direct na de overstroming leven in het gebied op te bouwen, en de bijeengebrachte dieren zouden voornamelijk met dit doel verzameld zijn.
Een andere discussie rondom de Zondvloed is, of het water hoog genoeg steeg om de bergen te overstelpen of niet. Zoals bevestigd, informeert de Qoer-aan ons dat de Ark na de overstroming op “Al-Joedi” tot stilstand kwam. Het woord “Joedi” wordt over het algemeen aangeduid als een bepaalde berghelling, terwijl het woord in het Arabisch zoiets als “hoge plaats of heuvel” lijkt te betekenen. Daarom moet men niet vergeten dat “Joedi” in de Qoer-aan niet als naam voor een bepaalde berghelling gebruikt hoeft te zijn, maar om aan te geven dat de Ark op een hoge plaats tot stilstand kwam. Daarbij kan de eerder genoemde betekenis van het woord “Joedi” ook aantonen dat het water tot een bepaalde hoogte kwam, maar niet op zo’n hoog niveau als de bergtoppen. Dat wil zeggen dat de overstroming zeer waarschijnlijk niet de hele aarde en alle bergen overspoelde, zoals in het Oude Testament wordt beschreven, maar zich alleen over een bepaald gebied uitstrekte.
Een illustratie die Noah’s Zondvloed afschildert. |
De Mesopotamische vlakten zijn als locatie voor de Zondvloed geopperd. De oudste voor de geschiedenis bekende beschavingen waren in deze regio. Daarbij is, omdat het tussen de rivieren de Tigris en de Eufraat ligt, dit gebied geografisch een zeer geschikte omgeving voor een grote overstroming. Eén van de meewerkende factoren voor het teweeg brengen van de overstroming, is zeer waarschijnlijk, dat deze twee rivieren buiten hun oevers liepen en de regio overstelpten.
De tweede reden dat dit gebied als de locatie van de Zondvloed wordt beschouwd, is historisch. In de verslagen van vele beschavingen zijn vele documenten gevonden die verwijzen naar een overstroming die in dezelfde periode plaatsvond. Omdat zij getuige van de vernietiging van het volk van Noeh waren geweest, moeten deze beschavingen de behoefte hebben gehad om op te tekenen hoe deze ramp tot stand kwam en wat voor resultaat het had. Het is bekend dat de meeste van deze overstromingslegendes van Mesopotamische origine zijn. Belangrijker voor ons zijn de archeologische vondsten. Zij laten ons zien dat een grote overstroming inderdaad deze regio overkwam. Zoals we op de volgende pagina’s in detail zullen onderzoeken, zorgde de overstroming ervoor dat beschaving voor een bepaalde tijd opgeschort werd. Bij de opgravingen zijn duidelijke sporen van zo’n enorme ramp aan het licht gekomen.
De opgravingen die in de Mesopotamische regio gedaan zijn, onthullen dat in de geschiedenis deze regio verschillende rampen onderging als gevolg van de overstroming en het overlopen van de Tigris en de Eufraat rivieren. Rond het tweede millennium voor Christus, in de tijd van Ibbi-sin, is een jaar aangemerkt als het jaar “dat kwam na de overstroming die de grenzen tussen de hemelen en de aarde vernietigde.”1 Rond 1700 voor chr. in de tijd van de Babylonische Hammoerabi, is een jaar aangemerkt als het jaar waarin het incident van “het vernietigen van de stad van Esnoenna met een overstroming” plaatsvond.
In de tiende eeuw voor chr., in de tijd van de heerser Naboe-moekin-apal, vond een overstroming plaats in de stad Babylon2 Na ‘Isa (Jezus) vonden in de 7e, 8e, 10e, 11e en 12e eeuw belangrijke overstromingen plaats in de regio. In de 20e eeuw gebeurde hetzelfde in 1925, 1930 en 1954.3 Het is duidelijk dat deze regio altijd bloot heeft gestaan aan de ellende van overstromingen en zoals wordt aangegeven in de Qoer-aan, is het zeer waarschijnlijk dat een indrukwekkende overstroming een heel volk kan hebben vernietigd.
Overstromingsgebied | ||
1. Bagdad | 3. Tigris | 5. Eufraat |
Volgens archeologische vondsten, vond de Zondvloed van Noah plaats op de Mesopotamische vlakten. De vlakten hadden toen een andere vorm. In de bovenstaande gra- fiek, zijn de huidige grenzen van de vlakten aangeduid in lichtblauw. Van het grote deel dat onder het lichtblauwe gebied ligt, is bekend dat het in die tijd een deel van een zee was. |
Het is geen toeval dat we vandaag de dag aanlopen tegen sporen van de meeste gemeenschappen waarvan in de Qoer-aan gezegd wordt dat ze vernietigd zijn. Archeologisch bewijs brengt het feit voort dat hoe abrupter een gemeenschap verdwijnt, hoe groter de kans is dat we een aantal van zijn overblijfselen tegenkomen.
In het geval van een beschaving die plotseling verdwijnt, wat kan gebeuren als resultaat van een natuurlijke ramp, plotselinge migratie of oorlog, zullen de sporen van zo’n beschaving veel beter bewaart blijven. De huizen waarin mensen leefden en de gebruiksvoorwerpen die zij eens in het dagelijks leven gebruikten, worden binnen korte tijd onder de aarde begraven. Aldus worden zij voor lange periodes, niet door de menselijke hand aangeraakt, bewaard en zij brengen belangrijk bewijs uit het verleden voort, wanneer zij aan het daglicht gebracht worden.
Dit is hoe in onze tijd een groot deel van het bewijs voor de Zondvloed van Noeh ontdekt is. De Zondvloed, waarvan mens denkt dat hij rond het 3e millennium voor Christus plaatsvond, bracht binnen een moment het einde van een beschaving teweeg en zorgde er later voor dat er een nieuwe beschaving voor in de plaats werd gesticht. Aldus is het klaarblijkelijke bewijs voor de Zondvloed duizenden jaren bewaard gebleven, zodat we er een waarschuwing uit kunnen trekken.
Vele opgravingen zijn gedaan in onderzoek naar de overstroming die de Mesopotamische vlakten overspoelde. Bij opgravingen die in de regio gemaakt zijn, zijn bij vier hoofdsteden sporen gevonden voor wat een bijzonder grote overstroming moet zijn geweest. Deze steden waren de belangrijkste steden in Mesopotamië: Oer, Erech, Kish en Shoeroeppak.
De opgravingen die in de steden gedaan zijn onthullen dat alle vier de steden, rond het 3e millennium voor Christus, aan een overstroming hebben bloot gestaan.
Laten we eerst een blik werpen op de opgravingen die gedaan zijn in de stad Oer.
De oudste overblijfselen van een beschaving die opgegraven werd in de stad Oer, dat tegenwoordig een nieuwe naam gekregen heeft namelijk “Tell al-Moeqqayar”, dateren van 7000 voor Christus. Als één van de plekken, die basis is geweest voor één van de vroegste beschavingen, is de stad Oer een gebied van nederzettingen geweest, waar vele culturen elkaar opvolgden. Archeologische vondsten in de stad Oer tonen dat hier een beschaving onderbroken is na een enorme overstroming en dat later nieuwe beschavingen ontstonden. R.H Hall van het Brits Museum deed de eerste opgravingen hier. Leonard Woolley, die het op zich nam na Hall met de opgravingen door te gaan, had ook het toezicht bij een opgraving die door het Brits Museum en de Universiteit van Pennsylvania gezamenlijk werd georganiseerd. Opgravingen die door Woolley werden geleid, en die wereldwijd een groot effect hadden, duurden van 1922 tot 1934.
De opgravingen van Sir Woolley, vonden midden in de woestijn tussen Bagdad en de Perzische golf plaats. De eerste stichters van de stad Oer waren mensen die uit Noord-Mesopotamië kwamen en zichzelf “Oebaidian” noemden. Opgravingen begonnen in eerste instantie informatie te verzamelen over deze mensen. De opgravingen van Sir Woolley worden door de Duitse archeoloog Werner Keller als volgt beschreven:
“De graven van de koningen van Oer” – zoals Woolley, ze betitelde in de uitbundigheid van zijn verrukking van het ontdekken van hen, de graftomben van de Soemerische edelen. Wiens waarlijk koninklijke pracht onthuld werd toen de spaden van de archeologen een ongeveer vijftig voet hoge grafheuvel ten zuiden van de tempel aanvielen en een lange rij van boven op geplaatste graven ontdekten. De stenen grafkelders waren echte schatkisten, want zij waren gevuld met alle dure drinkbekers, prachtig gevormde kannen en vazen, brons tafelgerei, parelmoeren mozaïeken, lapis lazuli en zilver omringden deze lichamen die tot stof waren vergaan. Harpen en lieren rusten tegen de muren. Later schreef hij in zijn dagboek dat “bijna onmiddellijk, ontdekkingen werden gedaan die onze vermoedens bevestigden. Direct onder de vloer van één van de graftomben van de koningen, vonden we in een lage as van verbrand hout, een aantal kleien tabletten. Welke met tekens bedekt waren, die van een veel ouder type waren dan de inscripties op de graven. Oordelend aan de hand van de soort van schrijven konden de tabletten gedateerd worden in ongeveer 3000 voor Christus. Zij waren daarom twee of drie eeuwen ouder dan de graftomben.”
De schachten gingen dieper en dieper. Nieuwe lagen, met fragmenten van kannen, potten en kruiken bleven verschijnen. De deskundigen merkten op dat het aardewerk verrassend genoeg ongewijzigd bleef. Het leek precies op dat wat in de graven van de koningen was gevonden. Het leek er daarom op dat de Soemerische beschaving eeuwen lang geen radicale veranderingen had ondergaan. Zij moesten, volgens de conclusie, verbijsterend vroeg een hoog ontwikkeld niveau hebben bereikt. Toen Woolley’s werkmannen hem na enkele dagen toeriepen: “We zijn op het onderste niveau”, liet hij zichzelf zakken tot op de vloer van de schacht om zichzelf te bevredigen. De eerste gedachte van Woolley was: “Dit is het eindelijk”. Het was zand, puur zand van een soort die alleen door water kan zijn aangeslibd.
Zij besloten door te graven en de schacht dieper te maken. Dieper en dieper gingen de spaden de grond in: drie voet, zes voet – nog steeds pure modder. De modderlaag stopte op tien voet plotseling net zo abrupt als het begonnen was. Onder deze lemen sliblaag van bijna tien voet dik, stoten zij op vers bewijs van menselijke bewoning. Het uiterlijk en de kwaliteit van het aardewerk waren merkbaar veranderd. Hier waren zij handgemaakt. Er werden nergens metalen overblijfselen gevonden. Het primitieve werktuig dat naar boven kwam, was gemaakt van gehouwen vuursteen. Het moest uit het stenen tijdperk stammen!
De Zondvloed – dat was de enige mogelijke verklaring van deze grote lemen sliblaag onder de heuvel bij Oer, welke de twee tijdvakken van nederzettingen scheidde. De zee had zijn onmiskenbare sporen achtergelaten in de vorm van overblijfselen van kleine zee-organismen die in de modder ingesloten waren.4
Microscopische analyses onthulden dat deze grote lemen sliblaag onder de heuvel bij Oer daar was opgehoopt als het resultaat van een overstroming die groot genoeg was om een gehele oude Soemerische beschaving uit te roeien. Het epische gedicht van Gilgamesh en het verhaal van Noeh werden verenigd in deze schacht, die diep onder de Mesopotamische woestijn gegraven was. Max Mallowan overleverde de gedachten van Leonard Woolley, die zei dat zo’n enorme massa van alluvium alleen maar in zo’n korte tijdspanne gevormd kan worden, als gevolg van een enorme overstromingsramp. Woolley beschreef de overstromingslaag die de Soemerische stad Oer scheidde van de stad Al-Oebaid, wiens inwoners geverfd aardewerk gebruikten, als de overblijfselen van de Zondvloed.5
Deze tonen aan dat de stad Oer één van de plaatsen was, die door de Zondvloed beïnvloed is. Werner Keller drukte het belang van de eerder genoemde opgraving uit door te zeggen, dat de van resten van een stad onder de modderige laag, die geoogst zijn bij de archeologische opgravingen die in Mesopotamië zijn gedaan, bewijst dat er daar een overstroming is geweest.6
Een andere Mesopotamische stad die sporen van de Zondvloed draagt is “Kish van de Soemerianen” welke nu bekend staat als Tall Al-Oehaimer. Volgens oude Soemerische bronnen, was deze stad de “zetel van de eerste postdiluviaanse dynastie.”7
1. Mesopotamische Vlakte | 3. Modderlaag |
De opgravingen door Sir Leonard Woolley op de Mesopotamische vlakten onthulden de aanwezigheid van een modder - leemlaag op 2,5 meter diepte in de aarde. Deze modder – leemlaag werd hoogst waarschijnlijk gevormd door de leem massa’s die door het overstromingswater werden meegedragen, het bestaat, op de hele wereld, alleen onder de Mesopotamische vlakten. De ontdekking werd een belangrijk bewijsstuk om te aan te tonen dat de Zondvloed op de Mesopotamische vlakten had plaatsgevonden. |
De stad Shoeroepak in Zuid-Mesopotamië, welke vandaag de dag Tall Fa’rah heet, draagt op vergelijkbare wijze sporen van de Zondvloed. Archeologische onderzoeken in deze stad werden tussen 1920 en 1930 geleid door Erich Schmidt van de Universiteit van Pennsylvania. Deze opgravingen onthulden drie lagen van bewoning, in tijd uitstrekkend van de late prehistorische periode tot de 3e dynastie van Oer (2112-2004 voor Christus) De meest kenmerkende vondsten waren ruines van goedgebouwde huizen samen met tabletten in spijkerschrift, van administratieve verslagen en woordenlijsten, die aangaven dat er al een hoog ontwikkelde samenleving aanwezig was tegen het einde van het 4e millennium voor Christus.8
Het belangrijkste punt is, dat er zo rond 2900-3000 voor Christus op deze plaats, een enorme overstromingsramp scheen te hebben plaats gevonden. Volgens Mallowans verslag bereikte Schmidt ongeveer 4 tot 5 meter onder de grond een gele grondlaag (gevormd door overstroming) gemaakt van een mengsel van klei en zand. Deze laag was dichter bij het grondniveau dan de omtrek van de grafheuvel en kon rond de hele grafheuvel geobserveerd worden….Schmidt definieerde deze laag die gemaakt was van een mengsel van klei en zand, welke overbleven van de tijd van een Oud koninkrijk van Cemdet Nasr, als “zand met zijn oorsprong in de rivier” en associeerde het met de Zondvloed van Noeh.9
Bij de opgravingen gedaan in de stad Shroeroeppak, werden overblijfselen van een overstroming gevonden die hoorden bij de periode 2900-3000 voor Christus. De stad Shoeroeppak is waarschijnlijk net zoveel door de overstroming beïnvloed als de andere steden.10
De laatste plek waar gebleken is dat hij door de Zondvloed beïnvloed is, is de stad Erech die ten zuiden van Shoeroeppak ligt, welke vandaag de dag bekend staat als Tall Al-Warka. In deze stad is net als in anderen, een overstromingslaag gevonden. Net zoals de anderen dateert deze overstromingslaag van 2900-3000 voor Christus.11
Zoals alom bekend is, stromen de rivieren de Tigris en de Eufraat door Mesopotamië, van het ene eind naar het andere. Het lijkt erop dat tijdens de gebeurtenis, deze rivieren en vele andere waterbronnen, groot en klein, overstroomden en door met regen verenigd te worden, veroorzaakten zij een grote overstroming. Deze gebeurtenis wordt beschreven in de Qoer-aan
Dus openden Wij de poorten van de hemel met stromend water. En Wij lieten uit de aarde de bronnen stromen. Dus de wateren ontmoetten elkaar in een voorbeschikte zaak. (Qoer-aan Soerat al-Qomar: 11-12)
Wanneer de factoren die de Zondvloed veroorzaakten één voor één worden onderzocht, ziet men dat zij allemaal een natuurlijk fenomeen lijken te zijn. Wat de gebeurtenis miraculeus maakt, is dat zij allemaal tegelijkertijd plaatsvonden en het feit dat Noeh zijn volk van tevoren voor zo’n ramp waarschuwde.
Beoordeling van het bewijs dat verkregen is uit de voltooide onderzoeken, onthulde dat de Zondvloed zich over ongeveer 160 kilometer (in de breedte) van oost naar west en 600 kilometer (in de lengte) van noord naar zuid, uitstrekte. Dit toont aan dat de Zondvloed het gehele Mesopotamische vlakten omvatte. Wanneer we de staat van de steden Oer, Erech, Shoeroeppak en Kish, welke sporen van de Zondvloed dragen, nader bekijken, zien we dat deze langs een route zijn opgesteld. De Zondvloed moet daarom een weerslag op deze vier steden en hun omgeving hebben gehad. Daarnaast moet worden opgemerkt dat rond 3000 voor Christus, de geografische structuur van de Mesopotamische vlakten anders was dan nu. In die tijd, lag de oever van de rivier de Eufraat oostelijker dan vandaag de dag; deze oeverlijn liep gelijk aan een doorgetrokken lijn tussen Oer, Erech, Shoeroeppak en Kish. Met het openen van de “bronnen van de aarde en de hemel” lijkt het erop dat de rivier de Eufraat overliep en verspreidde en aldus de vier bovengenoemde steden vernietigde.
De Zondvloed is aan bijna alle volkeren bekend gemaakt door de mond van profeten die de religie van de waarheid doorgaven. Maar het is door die gemeenschappen in legenden veranderd en is gaandeweg zowel uitgebreid als vervalst.
Allah heeft nieuws over de Zondvloed doorgegeven via boodschappers en boeken die Hij aan verschillende gemeenschappen heeft gestuurd, zodat het een waarschuwing en een voorbeeld kan zijn. En toch zijn de teksten iedere keer anders dan hun origineel gemaakt en de beschrijvingen van de Zondvloed zijn uitgebreid met mythologische elementen. De Qoer-aan is de enige blijvende bron die in blijvende overeenstemming is met de ontdekkingen van ervaringsonderzoek. Dit komt alleen doordat Allah de Qoer-aan heeft behoed van het ondergaan van zelfs maar de kleinste verandering en niet heeft toegestaan dat het vervalst werd. Volgens het volgende oordeel uit de Qoer-aan: “Wij hebben, zonder twijfel, de Boodschap gestuurd; en Wij zullen het voor zeker beschermen (tegen vervalsing)” (Soerat al-Hidjr: 9) is de Qoer-aan onder de speciale bescherming van Allah.
In het laatste deel van dit hoofdstuk dat de Zondvloed behandelt, zullen we zien hoe deze gebeurtenis is voorgesteld –hoewel zeer vervalst – in verschillende culturen en in de Oude en Nieuwe Testamenten.
Het boek der waarheid dat aan de profeet Moesa is geopenbaard was de Torah. Zo goed als niets van deze openbaring is overgebleven en het bijbelse boek de “Pentateuch” heeft in de loop der tijd al lang zijn connectie met de originele openbaring verloren. Zelfs de meeste delen van deze twijfelachtige entiteit zijn door rabbijnen van de joodse gemeenschap veranderd. Op dezelfde wijze zijn de openbaringen waar alle andere profeten na de profeet Moesa mee naar de kinderen Israëls zijn gestuurd, bloot gesteld aan hetzelfde gedrag en enorm gewijzigd. Daarom drijft dit kenmerk, dat ons het de “Gewijzigde Pentateuch” laat noemen, ons ertoe het eerder te beschouwen als een product van mensen die poogden de geschiedenis van hun stam op te tekenen, dan als een goddelijk boek. Het is niet verwonderlijk dat de aard van de Gewijzigde Pentateuch en de tegenstrijdigheden die het bevat, geopenbaard zijn in zijn verslag van het verhaal van Noeh, ondanks dat het enige parallellen heeft met delen van de Qoer-aan.
Volgens het Oude Testament, verklaarde God aan Noeh dat iedereen behalve de gelovigen zouden worden vernietigd, omdat de aarde vol geweld was. Om deze reden, beval Hij hem om een Ark te maken en beschreef hem in detail hoe hij dit moest doen. Hij vertelde hem ook, om zijn familie mee te nemen, zijn drie zonen, de vrouwen van zijn zonen, twee van ieder levend wezen en wat provisie.
Zeven dagen later, toen het moment van de Zondvloed naderde, barsten alle ondergrondse bronnen open, het raam van de hemelen opende zich en een grote overstroming overspoelde alles. Dit duurde veertig dagen en nachten voort. Het schip zeilde over water dat alle bergen en hoge heuvels omvatte. Aldus werden zij die aan boord bij Noeh waren gered en de rest werd door het water van de Zondvloed meegedragen en verdronken. Na de Zondvloed, die veertig dagen en nachten duurde, stopte de regen en het water begon 150 dagen hierna te zakken.
Daarna kwam op de zeventiende dag van de zevende maand, het schip tot rust op de Aratat (Agri) bergen. Noeh liet een duif vrij om te zien of het water volledig was gezakt of niet en toen de duif uiteindelijk niet terugkwam, begreep hij dat het water volledig was gezakt. God zei hen van boord te gaan en over de aarde te verspreidden.
Eén van de tegenstrijdigheden in dit verhaal in het Oude Testament is dat volgens deze opsomming, in de “Yahwist” versie van de tekst, wordt gezegd dat God Noeh bevel gaf om zeven van deze dieren mee te nemen, mannelijk en vrouwelijk. Hij noemde dit “rein” en alleen maar enkele paren van dieren die Hij “onrein” noemde. Verder is ook de duur van de Zondvloed in het Oude Testament anders. Volgens het Yahwist verslag duurde het stijgen van het water 40 dagen, terwijl het volgens het verslag van de leken 150 dagen zou hebben geduurd.
Sommige delen van het Oude Testamentische verslag over de Zondvloed van Noeh zijn als volgt:
En God zei tot Noeh: “Het einde van al het leven is voor Mij gekomen, want de aarde is gevuld met geweld door hen; en aanschouw, Ik zal hen met de aarde vernietigen. Maakt gij zelf een ark van goferhout;…
En aanschouw, Ik zelfs Ik, breng een overstroming van water op de aarde, om al het leven, waarin de levenslucht is, te vernietigen, van onder de hemel; [en] ieder ding dat [is] op aarde zal sterven. Maar met u zal ik mijn convenant vestigen en u zal in de ark komen, u en uw zoons en uw vrouw en de vrouwen van uw zoons met u. En van elk levend wezen van elk vlees, zal u twee (van ieder soort) in de ark brengen, om hen met u in leven te houden. Zij zullen mannelijk en vrouwelijk zijn.
Aldus deed Noeh; overeenstemmend met alles dat God hem bevolen had, zo deed hij. (Genesis, 6: 13-22)
En de ark kwam in de zevende maand tot rust, op de zeventiende dag van de maand, op de berg van Aratat. (Genesis: 8:4)
Van elk rein dier zal u hen met zevenen nemen, het mannetje en zijn vrouwtje; en van de dieren die niet rein zijn met tweeën, het mannetje en zijn vrouwtje. Het gevogelte uit de lucht met zeven, de man en de vrouw, om het zaad overal op aarde levend te houden.(Genesis: 7: 2-3)
En Ik zal Mijn convenant met u vestigen; noch zal ooit nog al het leven worden afgesneden door het water van een overstroming, noch zal er ooit nog een overstroming zijn om de aarde te vernietigen. (Genesis: 9:11)
Volgens het Oude Testament, in overeenstemming met het oordeel dat “alles dat op de aarde is zal sterven” in een overstroming die de hele wereld omvat, werden alle mensen gestraft, en alleen degenen die aan boord van de Ark gingen met Noeh overleefden.
Het Nieuwe Testament zoals we het vandaag de dag hebben is ook geen Goddelijk boek in de ware zin van het woord. Samengesteld zijnde van de woorden en daden van ‘Isa (Jezus), begint het Nieuwe Testament met vier “Evangeliën”, die tot meer dan een eeuw na ‘Isa geschreven zijn door mensen die hem nooit hadden gezien of gezelschap hadden gehouden; namelijk: Mattheus, Markus, Lucas en Johannes. Er zijn zeer duidelijke verschillen tussen deze vier Evangeliën. Vooral het Evangelie van Johannes verschilt in grote mate van de andere drie (evangeliën) die tot een bepaalde hoogte, maar niet volledig, overeenkomstig met elkaar zijn. De andere boeken van het Nieuwe Testament bestaat uit de brieven geschreven door de Apostelen en Satoel van Tarsus (later Sint Paulus genoemd) die de daden van de Apostelen na ‘Isa beschrijven.
Daarom is het Nieuwe Testament van vandaag de dag geen goddelijke tekst, maar eerder een semi-historisch boek.
In het Nieuwe Testament wordt de Zondvloed van Noeh als volgt vluchtig beschreven; Noeh was als boodschapper gestuurd naar een ongehoorzame gemeenschap die afgedwaald was, maar zijn volk volgde hem niet en gingen door in hun verdorvenheid. Hierop, riep Allah hen die het geloof verwierpen ter verantwoording met de Zondvloed en redde Noeh en de gelovigen door hen op de Ark te zetten. Sommige hoofdstukken van het Nieuwe Testament die aan het onderwerp gerelateerd zijn gaan als volgt;
Maar zoals de dagen van Noeh (waren), zo zal ook de komst van de Zoon van de mens zijn. Want zoals zij in de dagen voor de overstroming aten en dronken, trouwden en werden gehuwd, tot de dag dat Noeh aan boord van de Ark ging, En niet wist tot de overstroming kwam en hen allen wegnam; zo zal ook de komst van de Zoon van de mens zijn. (Mattheus: 24: 37-39)
En spaarde niet de oude wereld, maar redde Noeh de achtste (persoon) rechtschapenheidspreker, de overstroming in de wereld van de goddeloze brengend. (Tweede Petrus: 2: 5)
En zoals het was in de tijd van Noeh, zo zal het zijn in de tijd van de Zoon van de mens. Zij aten, zij dronken, zij trouwden met vrouwen, zij werden in het huwelijk gegeven, tot aan de dag dat Noeh de Ark binnenging en de overstroming kwam en hen allen vernietigde. (Lucas: 17: 26-27)
Welke soms ongehoorzaam waren, wanneer eens de lankmoedige van God wachten in de tijd van Noeh, terwijl de ark geprepareerd werd, waarin enkelen, te weten acht zielen werden gered van het water. (Eerste Petrus: 3: 20)
Hier zijn zij willens en wetens onwetend van het feit dat door het woord van God, de hemelen van de oude waren, en de aarde uit het water rijzend en in het water zijnd; waarbij de wereld die toen was, overspoeld werd met water, verging. (Tweede Petrus: 3: 5-6)
Soemerië: Een god Enlil genaamd, vertelde de mensen dat andere goden van plan waren de mensheid te vernietigen, maar hijzelf was bereid hen te redden. De held van het verhaal is Zioesoedra, de toegewijde koning van de stad Sippoer. God Enlil vertelde Zioesoedra wat hij moest doen om van de Zondvloed gered te worden. De tekst die verwijst naar het maken van de boot is vermist, maar het feit dat zo’n deel eens bestaan heeft, wordt overgeleverd in de delen waarin verteld wordt hoe Zioesoedra gered is. Steunend op de Babylonische versie van de vloed, komt men tot de conclusie dat in de complete Soemerische versie van de gebeurtenis er meer weerspiegelende details van de reden van de Zondvloed moeten zijn geweest en hoe de boot gemaakt was.
Babylonie: Oet-Napishtim is de Babylonische tegenhanger van de Soemerische held van de Zondvloed, Zioesoedra. Een andere belangrijke figuur is Gilgamesh. Volgens de legende, besloot Gilgamesh zijn voorouders te zoeken en te vinden, om het geheim van onsterfelijkheid te bemachtigen. Hij was tegen de gevaren en moeilijkheden van zo’n reis gewaarschuwd. Hem was verteld dat hij een reis moest maken waarbij hij over de “Mashoebergen en de wateren van de dood” moest komen, en dat zo’n reis tot dan toe alleen door de god Shamsh volbracht was. Toch trotseerde Gilgamesh alle gevaren van de reis en slaagde er uiteindelijk in Oet-Napishtim te bereiken.
De tekst wordt afgebroken op het moment dat de ontmoeting tussen Gilgamesh en Oet-Napishtim verteld wordt; en wanneer het daarna opnieuw leesbaar wordt zegt Oet-Napishtim tegen Gilgamesh dat “de goden het geheim van dood en leven voor zichzelf achterhielden” (dat zij het niet aan de mensen gaven). Hierop vroeg Gilgamesh aan Oet-Napishtim hoe hij onsterfelijkheid had verkregen; en Oet-Napishtim vertelde hem het verhaal van de vloed als antwoord op zijn vraag. De vloed wordt ook genoemd in de beroemde “twaalf tabletten” van het epische gedicht van Gilgamesh.
Oet-Napishtim begon met zeggen dat het verhaal dat hij op het punt stond aan Gilgamesh te vertellen “iets geheims, een geheim van de goden” was. Hij zei dat hij uit de stad Shoeroeppak, de oudste van de steden van het land van Akkad, kwam. Volgens zijn verslag had de god “Ia” door de muren van een rieten hut naar hem geroepen en verklaard dat de goden besloten hadden al het levenszaad te vernielen met een overstroming; maar de reden van hun besluit werd in het Babylonische Zondvloed verhaal niet gegeven, net zoals het niet in het Soemerische Zondvloed verhaal gegeven werd. Oet-Napishtim zei dat Ia hem had gezegd een schip te maken waarin hij de “zaden van alle levende dingen” moest samenbrengen. Hij informeerde hem over de maat en vorm van het schip; in overeenstemming hiermee waren de breedte, de lengte en de hoogte van het schip gelijk aan elkaar. De storm stuurde alles zes dagen en nachten lang, compleet in de war. Op de zevende dag kalmeerde het. Oet-Napishtim zag dat het buiten veranderd was in “plakkerige modder”.
Volgens Soemerische en Babylonische verslagen, is Xisoethros of Khasisatra gered van de Zondvloed door een schip van 925 meter in lengte tezamen met zijn familie, vrienden en sommige vogels en dieren. Gezegd wordt dat “het water zich uitspreidde naar de hemel, de oceanen de kusten bedekten en de rivieren buiten hun bedding liepen.” Het schip kwam tot rust op de Corydaense berg.
Volgens Assyrische-Babylonische verslagen werd Oebar-Toetoe of Khasisatra gered tezamen met zijn familie, bedienden, veestapel en wilde dieren op een schip dat 600 kubiek lang was, 60 kubiek hoog en breed. De Zondvloed duurde 6 dagen en 6 nachten. Toen het schip de Nizarberg bereikte kwam de duif die vrijgelaten werd terug maar de raaf kwam niet terug.
Volgens sommige Soemerische, Assyrische en Babylonische verslagen, overleefde Oet-Napishtim samen met zijn familie de Zondvloed die 6 dagen en 6 nachten duurde. Gezegd wordt: “Op de zevende dag keek Oet-Napishtim naar buiten. Alles leek heel kalm. De mens was eens te meer in modder veranderd.” Toen het schip tot rust kwam op de Nizarberg, stuurde Oet-Napishtim een duif, een raaf en een spreeuw naar buiten. De raaf bleef om van de lijken te eten maar de andere twee vogels kwamen niet terug.
India: In de epische gedichten van Shapatha Brahmana en Mahabharata van India wordt iemand die Manoe genaamd is, gered van de vloed samen met Rishiz. Volgens de legende, groeide plotseling een vis die Manoe ving en wiens leven hij spaarde, en vertelde hem een schip te maken en het aan zijn hoorns vast te binden. Deze vis werd gezien als een manifestatie van de god Vishnoe. De vis dreef het schip voort over de enorme golven en bracht het naar het noorden, naar de Hismavatberg.
Wales: Volgens een Welshe legende (uit Wales een Keltische regio van Brittannië) ontsnapten Dwynwen en Dwyfach op een schip aan de grote ramp. Toen de verschrikkelijke overstroming die gebeurde door het uitbarsten van Llynllion, wat het Meer van de Golven werd genoemd, zakte, begonnen Dwynwen en Dwyfach Britannië opnieuw te bevolken.
Scandinavië: Noord-Europese epische gedichten overleveren dat Bergalmir en zijn vrouw aan de vloed ontsnapten op een grote boot.
Litouwen: In Litouwse legenden, wordt verteld dat een paar koppels mensen en dieren werden gered door dekking te zoeken in een korst boven op een hoge berg. Toen de wind en de overstroming twaalf dagen en twaalf nachten hadden geduurd, gooide de Schepper een enorme dop van een noot naar hun toe. Degenen op de berg werden gered van een ramp door weg te zeilen in deze notendop.
China: Chinese bronnen vertellen dat iemand die Yao heette samen met zeven andere mensen of Fa Li met zijn vrouw en kinderen, van de overstroming en de aardbevingen gered werden op een zeilboot. Gezegd wordt dat “de aarde volledig vernield was. Het water trad buiten zijn oevers en bedekte alles.” Uiteindelijk zakte het water.
De Zondvloed van Noeh in de Griekse Mythologie: De god Zeus besloot om de mens, die iedere dag zondiger werd, met een overstroming te vernietigen. Alleen Deucalion en zijn vrouw Pyrra werden van de overstroming gered, omdat Deuclion’s vader Prometheus, zijn zoon eerder had geadviseerd een boot te maken. Het paar zette voet op Berg Parnassos op de negende dag na het aan boord gaan.
Al deze legenden geven een historische realiteit aan. Elke gemeenschap ontving in de geschiedenis de boodschap, iedereen ontving goddelijke openbaringen, en zo leerden vele gemeenschappen over de Zondvloed. Toen de mens zich afkeerde van de essentie van de goddelijke openbaring, onderging het verslag van de Zondvloed helaas vele wijzigingen en veranderde in legenden en mythes. De enige bron, waar we het echte verhaal van Noeh en het volk dat hem ontkende, kunnen vinden is de Qoer-aan, welke de enige nog overgebleven ongewijzigde bron van goddelijke openbaring is.
De Qoer-aan voorziet ons van juiste informatie over niet alleen Noeh’s Zondvloed, maar ook van andere historische gebeurtenissen en mensen. In de volgende hoofdstukken zullen we deze waargebeurde verhalen nader bekijken.
1 Max Mallowan, Nuh’s Flood Reconsiderd, Iraq: XXVI-2, 1964, p.66
2 Ibid.
3 Muazzez Ilmiye Cig, Kuran, Incil ve Tevrat’in Sümer’deki Kökleri, 2.b., Istanbul: Kaynak, 1996
4 Werner Keller: Und die Bibel hat doch recht (The Bible as History; a confirmation of the Book of Books), New York William Morrow, 1964, pp. 25-29
5 Max Mallowan: Nuh’s Flood Reconsiderd, Iraq: XXVI-2, 1964, p. 70
6 Werner Keller: Und die Bibel hat doch recht (The Bible as History; a confirmation of the Book of Books), New York: William Morrow, 1964, pp. 23-32
7 “Kish”, Britannica Micropaedia, deel 6, p. 893
8 “Shoeroeppak”, Britannica Micropaedia, deel 10 p. 772
9 Max Mallowan, Early Dynastic Period in Mesapotamia, Cambridge Ancient History 1-2 Cambridge: 1971, p. 238
10 Joseph Campbell, Eastern Mythology, p. 129
11 Bilim ve Utopya, July 1996, 176. Voetnoot p. 19