Het darwinisme, met andere woorden de evolutietheorie, werd naar voren gebracht met de bedoeling om het feit van de schepping te ontkennen, maar is in werkelijkheid niets anders dan gefaalde, onwetenschappelijke onzin. Deze theorie, die beweert dat het leven door toeval uit levenloze materie is ontstaan, werd ontkracht door het wetenschappelijk bewijs van de wonderbaarlijke orde in het universum en in de levende wezens alsmede door de ontdekking van meer dan 450 miljoen fossielen, die aantoonden dat de evolutie nooit heeft plaatsgevonden. Op deze manier heeft de wetenschap het feit bevestigd dat God het heelal en de levende wezens erin heeft gecreëerd. De propaganda die vandaag de dag onder het mom van de wetenschap wordt gevoerd om de evolutietheorie levend te houden is uitsluitend gebaseerd op de vervorming van wetenschappelijke feiten, bevooroordeelde interpretatie, leugens en onwaarheden.
Toch kan deze propaganda de waarheid niet verbergen. Het feit dat de evolutietheorie het grootste bedrog in de geschiedenis van de wetenschap is, is de afgelopen 20 tot 30 jaar steeds duidelijker en vaker uitgedrukt in de wetenschappelijke wereld. Uit onderzoeken na de jaren 80 is in het bijzonder gebleken dat de beweringen van het darwinisme geheel ongegrond zijn, iets dat werd verklaard door een groot aantal wetenschappers. Met name in de Verenigde Staten erkennen veel wetenschappers van verschillende vakgebieden zoals biologie, biochemie en paleontologie de ongeldigheid van het darwinisme en in plaats daarvan nemen zij de schepping als basis voor het ontstaan van leven.
Wij hebben het ineenstorten van de evolutietheorie en de bewijzen van de schepping in veel van onze werken tot in wetenschappelijke details onderzocht en blijven dat nog steeds doen. Gezien het enorme belang van dit onderwerp zal het van grote waarde zijn om het hier samen te vatten.
Charles Darwin |
Hoewel de heidense doctrine helemaal teruggaat tot aan de oude Grieken, boekte de evolutietheorie pas in de 19e eeuw op grote schaal vooruitgang. De belangrijkste ontwikkeling die ervoor zorgde dat deze theorie in de wetenschappelijke wereld werd gehoord, was het boek van Charles Darwin, De Oorsprong der Soorten, uitgegeven in 1859. In dit boek ontkent Darwin het feit dat de verschillende levende soorten op aarde afzonderlijk door God geschapen zijn. Hij beweerde ten onrechte dat alle levende wezens één gemeenschappelijke voorouder hadden en zich, door kleine veranderingen, onderscheidden in de loop der tijd.
De theorie van Darwin is niet, zoals hij zelf ook erkende, op concrete wetenschappelijke bevindingen gebaseerd, maar het was slechts een ‘veronderstelling’. Verder bekent Darwin in het lange hoofdstuk van zijn boek, getiteld ‘De moeilijkheden van de theorie’, dat de theorie in het geven van een antwoord op vele kritische vragen faalde.
Darwin vestigde al zijn hoop op nieuwe wetenschappelijke ontdekkingen waarvan hij dacht dat die ‘de moeilijkheden van de theorie’ zouden oplossen. Maar in tegenstelling tot zijn verwachtingen, hebben de wetenschappelijke ontdekkingen de dimensie van deze moeilijkheden vergroot. De nederlaag van het darwinisme ten opzichte van de wetenschap kan in drie basisonderwerpen worden samengevat:
◉ De theorie kan op geen enkele wijze verklaren hoe het leven op aarde is ontstaan.
◉ Er is geen wetenschappelijk bewijs dat aantoont dat de ‘evolutionaire mechanismen’ waar de theorie vanuit gaat, enige evolutionaire krachten hebben.
◉ De gevonden fossielen bewijzen volledig het tegenovergestelde van wat de evolutietheorie suggereert.
In dit hoofdstuk zullen we deze drie fundamentele punten in grote lijnen gaan onderzoeken:
De evolutietheorie veronderstelt dat alle levende soorten zich uit één enkele cel hebben ontwikkeld; een cel die 3.8 miljard jaar geleden per toeval op aarde verscheen. Hoe één enkele cel miljoenen vormen van complexe levende soorten kan genereren en indien een dergelijke evolutie werkelijk heeft plaatsgevonden, waarom er dan geen sporen van waargenomen kunnen worden in het fossielenbestand, zijn enkele van de vragen die de theorie niet kan beantwoorden. Maar op de eerste plaats moeten we onszelf afvragen: Hoe is deze ‘eerste cel’ ontstaan?
Sinds de evolutietheorie de schepping ontkent, houdt deze vol dat de ‘eerste cel’ zonder enig plan of regeling door toeval, binnen de wetten van de natuur, is ontstaan. Volgens de theorie zou als gevolg van puur toeval uit levenloze materie, een levende cel zijn gevormd. Dit is echter een bewering die in strijd is met de meest onaantastbare regels van de biologie.
Louise Pasteur |
In zijn boek verwijst Darwin nooit naar de oorsprong van het leven. Het primitieve begrip van de wetenschap in zijn tijd baseert zich op de aanname dat levende wezens een heel eenvoudige structuur hadden. Sinds de middeleeuwen was spontane generatie, die beweert dat levenloze materie samenkomt om levende organismen te vormen, algemeen aanvaard. Men geloofde toen dat insecten uit voedselresten voortkwamen en muizen uit graan. Interessante experimenten werden uitgevoerd om deze theorie te bewijzen. Er werd wat graan in een vuile doek gelegd en men geloofde dat er na verloop van tijd muizen uit zouden voortkomen. Ook de ontwikkeling van maden, in rottend vlees, werd als bewijs voor de “spontane generatie” aangenomen. Pas later werd duidelijk dat wormen niet spontaan uit vlees ontstaan, maar dat deze door vliegen, in de vorm van larven, werden neergelegd; iets wat onzichtbaar is voor het blote oog.
Zelfs in de periode dat Darwin De Oorsprong der Soorten schreef, geloofde men dat bacteriën uit een niet levende materie voortkwamen; iets wat ook in de wereld van de wetenschap algemeen werd aanvaard.
Echter, vijf jaar na het verschijnen van het boek van Darwin presenteerde Louis Pasteur, na lange studies en experimenten, zijn resultaten, die de spontane generatie, een hoeksteen van Darwins theorie, totaal weerlegde. In zijn triomfantelijke lezing in 1864 aan de Sorbonne zei Pasteur “Nooit zal de leer van de spontane generatie herstellen van de dodelijke slag, veroorzaakt door dit eenvoudige experiment.” (Sidney Fox, Klaus Dose, Molecular Evolution and The Origin of Life, W. H. Freeman and Company, San Francisco, 1972, p. 4.)
Lange tijd verwierpen de voorstanders van de evolutietheorie deze ontdekkingen. Toen echter, via ontwikkelingen in de wetenschap, de ingewikkelde structuur van de cel van een levend wezen werd ontrafeld, raakte het idee dat het leven door het toeval tot stand was gekomen in een nog grotere impasse.
Ook geaccepteerd door de nieuwste evolutionaire bronnen, is de oorsprong van het leven nog steeds een groot struikelblok voor de evolutietheorie. |
De eerste evolutionist die zich in de twintigste eeuw met het onderwerp van het ontstaan van het leven ging bezighouden, was de beroemde Russische bioloog Alexander Oparin. Met verschillende theorieën die hij, in de dertiger jaren van de twintigste eeuw, naar voren bracht, wilde hij bewijzen dat de cel van een levend wezen door toeval kon zijn ontstaan. Maar deze studies waren gedoemd te mislukken en Oparin legde de volgende bekentenis af:
Helaas, het probleem van het ontstaan van de cel is echter misschien het meest onverklaarbare punt in de gehele studie van de evolutie van organismen. (Alexander I. Oparin, Origin of Life, Dover Publications, New York, 1936, 1953 (reprint), p. 196.)
Evolutionistische volgelingen van Oparin probeerden experimenten uit te voeren om dit probleem op te lossen. De bekendste experimenten zijn in 1953 uitgevoerd door de Amerikaanse chemicus Stanley Miller. In een experiment combineerde hij gassen, waarvan hij aannam dat ze hebben bestaan in de atmosfeer van de oeraarde, en voegde aan het mengsel energie toe. Miller bracht de synthese tot stand van verschillende organische moleculen (aminozuren) die in de structuur van proteïnen aanwezig zijn.
Een paar jaar later werd echter duidelijk dat dit experiment, dat toen als een belangrijke stap in de naam van de evolutie werd gezien, ongeldig was. De atmosfeer die in het experiment werd gebruikt, was heel anders dan de werkelijke omstandigheden op aarde. (“New Evidence on Evolution of Early Atmosphere and Life,” Bulletin of the American Meteorological Society, vol 63, November 1982, 1328-1330)
Na een lange stilte bekende Miller dat de atmosfeer die hij gebruikte in zijn experiment onrealistisch was. (Stanley Miller, Molecular Evolution of Life: Current Status of the Prebiotic Synthesis of Small Molecules, 1986, p. 7)
Alle evolutionaire inspanningen, gedurende de gehele 20e eeuw, om de oorsprong van het leven te verklaren, mislukten. De geochemicus Jeffrey Bada van het San Diego Scripps Institute accepteert dit feit in een artikel uitgegeven in 1998 in het Earth Magazine:
Vandaag de dag worden we nog steeds geconfronteerd met het grootste onopgeloste probleem dat we hadden toen we de twintigste eeuw binnentraden: “Hoe is het leven op aarde ontstaan? (Jeffrey Bada, Earth, February 1998, p. 40)
Een van de feiten die de evolutietheorie teniet doet, is de verbazingwekkende ingewikkelde structuur van het leven. Het DNA-molecuul in de kern van de cellen van de levende wezens is hiervan een voorbeeld. Het DNA is een soort databank die gevormd wordt door de rangschikking van vier verschillende moleculen in verschillende volgorde. Deze databank bevat de codes van de fysieke eigenschappen van dit levend wezen. Wanneer het menselijk DNA op papier zou worden gezet, is er berekend dat dit zou resulteren in een encyclopedie bestaande uit 900 delen. Deze buitengewone informatie weerlegt definitief het concept van toeval. |
De voornaamste reden waarom de evolutietheorie over de oorsprong van het leven in een dergelijke grote impasse is geraakt, is dat zelfs de levende organismen waarvan de darwinisten beweerden dat het de meest eenvoudigste waren, een ongelooflijk ingewikkelde structuur hebben. De cel van een levend wezen is ingewikkelder dan alle door de mens gemaakte technologische producten samen. Vandaag de dag kan men zelf in de meest ontwikkelde laboratoria ter wereld geen enkel eiwit van de cel, laat staan een levende cel zelf, produceren door het samenbrengen van organische chemicaliën.
De voorwaarden die nodig zijn voor de vorming van een cel zijn te omvangrijk om door toevalligheden aan elkaar te hangen. Het is echter niet noodzakelijk om de toestand aan de hand van details uit te leggen. Evolutionisten bevinden zich op een dood spoor, zelfs nog voordat ze het stadium van de cel bereiken. Dat komt omdat de kans dat één enkel eiwit, een essentiële bouwsteen van de cel, ontstaan kan zijn door toeval wiskundig gezien ‘0’ is.
De belangrijkste reden hiervoor is de behoefte aan andere eiwitten die aanwezig moeten zijn wanneer een eiwit wordt gevormd en dit elimineert volledig de mogelijkheid op toevallig ontstaan. Dit feit op zich is voldoende om de evolutionistische “toeval” bewering te elimineren. Samenvattend:
1. Een eiwit kan niet worden gesynthetiseerd zonder enzymen en enzymen zijn allen eiwitten.
2. Er moeten ongeveer 100 eiwitten aanwezig zijn om één enkel eiwit te kunnen synthetiseren. Er moeten derhalve eiwitten zijn om eiwitten te kunnen laten bestaan.
3. DNA produceert eiwit-synthese enzymen. Eiwit kan niet gesynthetiseerd worden zonder DNA; DNA is dan ook noodzakelijk om eiwitten te kunnen vormen.
4. Alle organellen van de cel spelen een belangrijke rol in de eiwitsynthese. Met andere woorden om eiwitten perfect en volledig te laten functioneren, moet er een cel bestaan samen met al zijn organellen.
Alexander Oparin's attempts to offer an evolutionist explanation for the origin of life ended in a great fiasco. |
Het DNA molecule dat zich in de kern van de cel bevindt en waarin de genetische informatie is opgeslagen, is een ongelooflijke databank. Als de informatie die in Het DNA is gecodeerd op papier zou worden gezet, zou het een bibliotheek vormen bestaande uit een encyclopedie van 900 delen, met ieder 500 pagina’s.
Hier doet zich een interessant dilemma voor: het DNA kan zich alleen vermenigvuldigen met behulp van een paar gespecialiseerde proteïnen (enzymen). Maar de synthese van deze enzymen kan alleen verwezenlijkt worden middels de informatie die in het DNA staat gecodeerd. Aangezien zij allebei afhankelijk zijn van elkaar moeten zij tegelijkertijd bestaan voor de replicatie. Dit brengt het scenario, dat het leven door zichzelf wordt gevormd, op een dood punt. Prof. Leslie Orgel, een befaamd evolutionist aan de Universiteit van San Diego, Californië bekende dit feit in de september 1994 uitgaven van het tijdschrift Scientific American:
Het is buitengewoon onwaarschijnlijk dat eiwitten en nucleïnezuren, die beiden een ingewikkelde structuur hebben, op dezelfde plaats en op dezelfde tijd zijn ontstaan. Nog lijkt het onmogelijk om het een te hebben zonder het andere. En dus zullen wij op het eerste gezicht wel tot de conclusie moeten komen dat het leven in feite nooit uit chemische middelen kan zijn ontstaan. (Leslie E. Orgel, “The Origin of Life on Earth,” Scientific American, vol. 271, October 1994, p. 78.)
Ongetwijfeld is het zo dat als het leven onmogelijk spontaan uit blind toeval kan zijn ontstaan, we wel zullen moeten accepteren dat het leven gecreëerd is. Dit feit geeft overduidelijk weer dat de evolutietheorie, die als voornaamste doel heeft de schepping te ontkennen, geen waarde heeft.
Het tweede belangrijke aspect dat de theorie van Darwin ontkracht, is dat beide concepten die in de theorie als ‘evolutionaire mechanismen’ naar voren worden gebracht in werkelijkheid geen evolutionaire kracht hebben.
Darwin baseerde zijn evolutie bewering volledig op het mechanisme van de ‘natuurlijke selectie’. Het belang dat hij hieraan hechtte, werd duidelijk door de titel van zijn boek: De Oorsprong der Soorten, door middel van natuurlijke selectie…
Natuurlijke selectie houdt in dat levende wezens die sterker zijn en zich beter hebben aangepast aan de natuurlijke omstandigheden van hun woonomgeving, zullen overleven in de strijd om het bestaan. Als een kudde herten bijvoorbeeld door roofdieren wordt bedreigd, zullen de herten die sneller kunnen rennen, het kunnen overleven. Daardoor zal de kudde herten uiteindelijk alleen bestaan uit snellere en sterkere individuen. Maar ongetwijfeld zal dit mechanisme er niet toe bijdragen dat herten gaan evolueren en zich tot een ander soort transformeren, zoals bijvoorbeeld paarden.
Daarom heeft het mechanisme van natuurlijke selectie geen evolutionaire kracht. Darwin was zich hier ook van bewust en heeft dit in zijn boek De Oorsprong der Soorten moeten verklaren:
Natuurlijke selectie kan niets doen totdat er gunstige individuele verschillen of variaties optreden. (Charles Darwin, The Origin of Species by Means of Natural Selection, The Modern Library, New York, p. 127)
Dus, hoe kunnen die ‘gunstige variaties’ zich voordoen? Darwin probeerde deze vraag vanuit het primitieve wetenschappelijke standpunt van zijn tijd te beantwoorden. Volgens de Franse bioloog Chevalier de Lamarck (1744-1829), die voor Darwin leefde, geven levende wezens eigenschappen, die zij tijdens hun leven verworven hebben, door aan de volgende generatie. Hij beweerde dat deze eigenschappen die opgebouwd werden van de ene generatie op de andere het gevolg waren voor de vorming van nieuwe soorten. Zo stelde hij dat giraffen zich uit antilopen hadden ontwikkeld; doordat zij steeds probeerden de bladeren van hoge bomen te eten, werden hun nekken, generatie na generatie, langer.
Ook Darwin beschreef soortgelijke voorbeelden in zijn boek De Oorsprong der Soorten. Hij zei bijvoorbeeld dat sommige beren die in het water op zoek gaan naar voedsel zich in de loop der tijden transformeerden tot walvissen. (Charles Darwin, The Origin of Species: A Facsimile of the First Edition, Harvard University Press, 1964, p. 184.)
Maar de wetten van de overerving, ontdekt door Gregor Mendel (1822-1884) en door de wetenschap van de genetica bevestigd in de 20e eeuw, hebben de legende van het doorgeven van verworven eigenschappen aan volgende generaties, volledig naar het rijk der fabelen verwezen. Dus de natuurlijke selectie viel buiten de gratie, als evolutionair mechanisme.
Natural selection only selects out the disfigured, weak, or unfit individuals of a species. It cannot produce new species, new genetic information, or new organs. |
Om een oplossing te vinden, lanceerden de darwinisten aan het eind van de jaren 30 de ‘Moderne Synthese Theorie’ of zoals het beter bekend staat, het Neo-darwinisme. Het Neo-darwinisme voegde mutaties, dit zijn misvormingen in de genen van levende wezens veroorzaakt door externe factoren zoals straling of fouten in de vermenigvuldiging, toe als oorzaak van gunstige variaties, als aanvulling op natuurlijke mutaties.
Vandaag de dag is het model dat darwinisten aanhangen, ondanks hun eigen bewustzijn van een wetenschappelijke invaliditeit, het Neo-darwinisme. De theorie houdt vol dat miljoenen levende wezens die op aarde aanwezig zijn, gevormd werden als resultaat van een proces waarbij talloze complexe organen van deze wezens zoals oren, ogen, longen en vleugels ‘mutaties’ (d.w.z. genetische aandoeningen) zijn ondergaan. Maar er is een duidelijk wetenschappelijk feit dat deze theorie volledig ondermijnt. Mutaties zorgen er niet voor dat levende wezens zich ontwikkelen, integendeel, ze zijn altijd schadelijk.
De reden hiervoor is heel eenvoudig; het DNA heeft een zeer ingewikkelde structuur en willekeurige veranderingen kunnen het alleen maar schaden. De Amerikaanse geneticus B.G. Ranganathan legt dit als volgt uit:
Ten eerste zijn mutaties zeldzaam van aard. Ten tweede zijn de meeste mutaties schadelijk omdat ze op een willekeurige plaats veranderingen aanbrengen in de structuur van de genen; elke willekeurige verandering in een sterk geordend systeem zal dingen alleen maar verslechteren, niet verbeteren. Bijvoorbeeld als een aardbeving een sterk geordende structuur, zoals een gebouw, zou gaan schudden, dan zou er een willekeurige verandering optreden in het geraamte van het gebouw, wat naar alle waarschijnlijkheid geen verbetering zou zijn. (B. G. Ranganathan, Origins?, Pennsylvania: The Banner of Truth Trust, 1988, p. 7.)
Het is dan ook niet verbazingwekkend dat er tot nu toe nog geen voorbeeld van een nuttige mutatie is gezien, dat wil zeggen een mutatie die een ontwikkeling in de genetische code bewerkstelligt. Van alle mutaties is bewezen dat zij schadelijk zijn. Nu kan men begrijpen dat mutaties, die als evolutionair mechanisme gepresenteerd worden, eigenlijk een genetische uiting zijn die levende wezens schade toebrengen en ze met een handicap achterlaten. (Het bekendste effect van mutatie bij mensen is kanker). Ongetwijfeld kan zo’n vernietigend mechanisme onmogelijk een ‘evolutionair mechanisme’ zijn. Natuurlijke selectie aan de andere kant kan, zoals Darwin het zelf ook accepteerde, niets uit zichzelf doen. Dit feit toont ons dus aan dat er in de natuur geen ‘evolutionaire mechanismen’ bestaan. En omdat er geen evolutionaire mechanismen bestaan kan ook het denkbeeldige proces wat ‘evolutie’ wordt genoemd, niet hebben plaatsgevonden.
1. Antenne | 3. Eye |
Sinds het begin van de twintigste eeuw hebben evolutionaire biologen naar voorbeelden van gunstige mutaties gezocht door het creëren van mutant vliegen. Maar deze inspanningen hebben altijd geleid tot zieke en misvormde wezens. De foto links toont het hoofd van een normale fruitvlieg en de foto rechts toont het hoofd van een fruitvlieg waar de poten uitkomen, wat het resultaat van de mutatie is. |
Het duidelijkste bewijs, dat het door de evolutietheorie gesuggereerde scenario niet heeft plaatsgevonden, zijn de gevonden fossielen.
Volgens de onwetenschappelijke aannames van deze theorie stamt elke levende soort af van een voorganger. Een voorafgaande levende soort veranderde in de loop der tijd in iets anders en alle soorten zijn op die manier ontstaan. Volgens de theorie gaat de overgang geleidelijk, gedurende miljoenen jaren.
Als dit het geval was geweest dan zouden er talloze tussensoorten moeten hebben bestaan tijdens deze lange periode van transformatie.
Er zouden bijvoorbeeld in het verleden sommige half-vis half-reptielen moeten hebben geleefd die een aantal kenmerken van de reptielen hadden naast de kenmerken van vissen. Of er zouden reptielvogels hebben geleefd die naast de kenmerken van de reptielen ook nog kenmerken van vogels hadden. Aangezien deze soorten in een overgangsfase zitten, zouden het verminkte, onvolledige, kreupele levende wezens zijn. Evolutionisten verwijzen naar deze denkbeeldige wezens, waarvan zij geloven dat die in het verleden geleefd moeten hebben als ‘overgangsvormen’.
Als dit soort dieren echt geleefd zouden hebben dan zouden er miljoenen zo niet miljarden van hen moeten zijn, in verschillende aantallen en soorten. En wat nog belangrijker is, de overblijfselen van deze vreemde soorten zouden in het fossielenbestand aanwezig moeten zijn. In De Oorsprong der Soorten legt Darwin uit:
Als mijn theorie waar is, zouden talloze tussenliggende variëteiten die alle soorten van dezelfde groep met elkaar verbinden, beslist moeten hebben bestaan… Daarom kan het bewijs van hun vroegere bestaan, alleen in de overblijfselen van de fossielen gevonden worden. (Charles Darwin, The Origin of Species: A Facsimile of the First Edition, p. 179)
Darwin was zich er echter van bewust dat er geen fossielen van deze tussenliggende vormen waren gevonden. Hij beschouwde dit als een groot probleem voor zijn theorie. In een hoofdstuk van zijn boek met de titel ‘De moeilijkheden van de theorie’ schreef hij:
Waarom, als soorten uit andere soorten afstammen door onmerkbaar fijne gradaties, zien we dan niet ontelbare overgangsvormen? Waarom is niet de hele natuur in verwarring in plaats van hetgeen wat we nu zien, dat soorten goed gedefinieerd zijn?... Maar aangezien er volgens deze theorie talloze overgangsvormen moeten hebben bestaan, waarom hebben we deze dan niet teruggevonden in de korst van de aarde?... Waarom zit niet elke geologische formatie en elke laag vol van zulke tussenliggende schakels? (Charles Darwin, The Origin of Species, p. 172)
Levende Fossielen Weerleggen de Evolutie |
Fossielen zijn het bewijs dat de evolutie nooit heeft plaatsgevonden. Omdat de fossielen tonen dat levende wezens in een enkel moment ontstonden, met alle kenmerken die zij bezitten en nooit veranderd zijn zolang het soort heeft geleefd. Vissen hebben altijd bestaan als vissen, insecten als insecten en reptielen als reptielen. Er is geen wetenschappelijke juistheid van de bewering dat soorten zich geleidelijk ontwikkelen. De Almachtige God schiep alle levende wezens. |
Langpootmug Periode: Het Cenozoïcum, het Eoceen |
Zee-Egel Periode: Paleozoic Age, Carboon |
Zon Nevis Periode: Cenozoic Age, Eoceen |
Berkenblad Periode: Cenozoic Age, Eoceen |
Mammoetboomblad Periode: Cenozoic Age, Eoceen |
Zeester Periode: Het Ordovicium |
Cicade Periode: Mesozoïcum Age, Krijt |
Hoewel evolutionisten geweldige inspanningen hebben geleverd om, sinds het midden van de negentiende eeuw, overal ter wereld fossielen te vinden, zijn er nog geen overgangsvormen ontdekt. Alle fossielen die tijdens opgravingen naar boven kwamen, laten zien, in tegenstelling tot de verwachting van de evolutionisten, dat het leven op aarde plotseling en compleet gevormd verscheen.
Een beroemde Britse paleontoloog, Derek V. Ager, geeft, hoewel hij een evolutionist is, dit feit toe.
Het punt wordt duidelijk, dat als we het fossielenbestand gedetailleerd bestuderen, of het nou op het niveau van groepen of soorten gebeurd, we steeds weer opnieuw niet een geleidelijke evolutie, maar een plotselinge explosie van een groep ten koste van een andere waarnemen. (Derek A. Ager, “The Nature of the Fossil Record,” Proceedings of the British Geological Association, vol 87, 1976, p. 133.)
Dit betekent dat in het fossielenbestand alle levende soorten plotseling en volledig gevormd verschijnen, zonder een schakel van tussenvormen. Dit is precies het tegenovergestelde van de veronderstelling van Darwin. Het is ook een sterk bewijs dat alle levende wezens geschapen zijn. De enige uitleg, dat levende soorten plotseling en compleet tot in ieder detail verschijnen, zonder een evolutionaire voorouder, is dat deze soorten geschapen zijn. Dit feit werd ook door de beroemde evolutionistische bioloog Douglas Futuyma toegegeven:
Alle mogelijke verklaringen voor de oorsprong van levende wezens, tussen schepping en evolutie, raken uitgeput. Organismen verschenen op deze wereld of volledig ontwikkeld of helemaal niet. Als dat niet zo was, dan moeten de organismen zich uit eerder bestaande soorten door één of ander modificatieproces hebben ontwikkeld. Als ze in volledig ontwikkelde staat zijn verschenen, dan moeten zij inderdaad door de één of andere ‘almachtige’ intelligentie geschapen zijn. (Douglas J. Futuyma, Science on Trial, Pantheon Books, New York, 1983, p. 197)
De fossielen laten zien dat levende wezens volledig ontwikkeld en in een perfecte staat op de aarde zijn verschenen. Dit houdt in dat ‘de oorsprong der soorten’ in tegenstelling tot de veronderstellingen van Darwin, geen evolutie is maar schepping.
Het onderwerp dat het meest wordt opgevoerd door voorstanders van de evolutietheorie is het onderwerp van de oorsprong van de mens. De darwinisten huldigen het standpunt dat de huidige moderne mens uit een soort aapachtig wezen is ontstaan. Zij stellen dat tijdens dit zogenaamde evolutionaire proces, waarvan men denkt dat het vier tot vijf miljoen jaar geleden begon, zich tussen de moderne mens en zijn denkbeeldige voorouders een aantal ‘overgangsvormen’ bevonden. Aan de hand van dit volledig denkbeeldige scenario wordt er een lijst gemaakt van vier basiscategorieën:
◉ Australopithecus
◉ Homo habilis
◉ Homo erectus
◉ Homo sapiens
Evolutionisten noemen de zogenaamde eerste aapachtige voorouders van de mens ‘Australopithecus’, dat zuidelijke aap betekent. Deze levende wezens zijn eigenlijk niets anders dan een oude apensoort, die nu uitgestorven is. Er is door twee wereldberoemde anatomen uit Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, namelijk Lord Solly Zuckerman en Prof. Charles Oxnard, een diepgaand onderzoek uitgevoerd onder de verschillende soorten Australopithecus; hieruit bleek dat het een gewone apensoort betrof, die uitgestorven is en geen gelijkenis met de mens vertoonde. (Solly Zuckerman, Beyond The Ivory Tower, Toplinger Publications, New York, 1970, 75-14; Charles E. Oxnard, “The Place of Australopithecines in Human Evolution: Grounds for Doubt”, Nature, vol 258, 389)
Evolutionisten classificeren het volgende stadium van de menselijke evolutie als ‘homo’ dat ‘mens’ betekent. Volgens de evolutionaire veronderstelling zijn de levende wezens in de homoserie verder ontwikkeld dan de Australopithecus. Evolutionisten ontwerpen een merkwaardig evolutionair schema door de verschillende fossielen van deze wezens op een bepaalde manier te rangschikken. Dit is een denkbeeldig schema, want het is nooit bewezen dat er een evolutionaire relatie tussen deze verschillende klassen heeft bestaan. Ernst Mayr, één van de belangrijkste verdedigers van de evolutietheorie in de twintigste eeuw, geeft dit feit in zijn boek One Long Argument (Een lang argument) toe en zegt dat “met name historische puzzels, zoals de oorsprong van het leven of van de Homo sapiens, uiterst moeilijk zijn en zouden zelfs een definitieve, bevredigende verklaring schuldig kunnen blijven.” (“Could science be brought to an end by scientists’ belief that they have final answers or by society’s reluctance to pay the bills?” Scientific American, December 1992, p. 20)
SAHTE = FALSE =BEDROG |
Er zijn geen fossiele resten die het verhaal van de menselijke evolutie ondersteunen. Integendeel, uit de fossielen blijkt dat er een onoverkomelijke barrière tussen apen en mensen bestaat. In het licht van deze waarheid, vestigen evolutionisten hun hoop op een aantal tekeningen en modellen. Zij plaatsen willekeurig maskers op de fossiele overblijfselen en fabriceren denkbeeldige half-aap, half-menselijke gezichten. |
Door het schetsen van de verbindingsketen zoals Australopithecus > Homo habilis > Homo erectus > Homo sapiens, impliceren evolutionisten dat elk van deze soort de voorouder is van de ander. Maar recente vondsten van paleoantropologen hebben aangetoond dat de Australopithecus, Homo habilis en Homo erectus tegelijkertijd in verschillende delen van de wereld leefden. (Alan Walker, Science, vol. 207, 7 March 1980, p. 1103; A. J. Kelso, Physical Antropology, 1st ed., J. B. Lipincott Co., New York, 1970, p. 221; M. D. Leakey, Olduvai Gorge, vol. 3, Cambridge University Press, Cambridge, 1971, p. 272.)
Bovendien heeft een bepaald deel van de mensen, die geclassificeerd zijn als Homo erectus, geleefd tot zeer moderne tijden. De Homo sapiens neanderthalensis en de Homo sapiens (de moderne mens) hebben in hetzelfde gebied naast elkaar geleefd. (Jeffrey Kluger, “Not So Extinct After All: The Primitive Homo Erectus May Have Survived Long Enough To Coexist With Modern Humans,” Time, 23 December 1996)
Deze situatie geeft duidelijk weer dat de bewering dat zij voorouders van elkaar zouden zijn, niet op gaat. Een paleontoloog van de Harvard University, Stephen Jay Gould, hoewel zelf een evolutionist, legt deze impasse van de evolutietheorie als volgt uit:
Wat is er van onze evolutionaire ladder overgebleven, als drie bestaande afstammelingen van de mensachtigen (A. Africanus, de robuuste Australopithecus en H. Habilis) niet duidelijk van elkaar afstammen? Bovendien vertonen geen van de drie enige evolutionaire ontwikkeling tijdens hun bestaan op aarde. (S. J. Gould, Natural History, vol. 85, 1976, p. 30)
Kortom, het scenario van de menselijke evolutie, dat men in de media en lesboeken in stand tracht te houden middels talloze tekeningen van ‘half-aap en half-mensachtigen’ is eigenlijk niets anders dan een middel tot propaganda en niets meer dan een sprookje zonder wetenschappelijke onderbouwing.
Lord Solly Zuckerman, één van de beroemdste en meest gerespecteerde wetenschappers van Groot-Brittannië, die vele jaren onderzoek heeft gedaan naar dit onderwerp en wel in het bijzonder, gedurende vijftien jaren, naar de fossielen van de Australopithecus, concludeerde tenslotte, ondanks het feit dat hij zelf een evolutionist was, dat er in feite geen stamboom bestaat van de aapachtige wezens tot de mens.
Zuckerman heeft ook een interessant ‘spectrum van de wetenschap’ gemaakt. Hij stelde een spectrum van wetenschappen op en rangschikte de wetenschappen naar wat hij beschouwde als wetenschappelijk en als niet-wetenschappelijk. Volgens het spectrum van Zuckerman zijn de wetenschappen van de chemie en natuurkunde, afhankelijk van concrete informatie, de meest ‘wetenschappelijke’ terreinen. Daarna komen de biologische wetenschappen en tenslotte de sociale wetenschappen. Helemaal aan het eind van het spectrum, beschouwd als het deel dat het ‘minst wetenschappelijk’ is, zien we de concepten van de bovennatuurlijke waarnemingen zoals telepathie, het zesde zintuig en als laatste de ‘menselijke evolutie’. Zuckerman legt zijn beredenering als volgt uit:
Als we het gebied van de objectieve waarheid verlaten, komen we terecht op de terreinen van veronderstelde biologische wetenschap, zoals bovennatuurlijke waarneming of de interpretatie van de fossiele geschiedenis van de mens, waar volgens de trouwe (evolutionist) alles mogelijk is – en waar de oprechte gelovige (in de evolutie) soms in staat is om, tegelijkertijd, in verschillende tegenstrijdige zaken te geloven. (Solly Zuckerman, Beyond the Ivory Tower, p. 19)
De fabel van de menselijke evolutie blijkt niets anders te zijn dan de vooringenomen interpretaties van enkele opgegraven fossielen door een aantal mensen die hun eigen theorie blindelings volgen.
Kan het leven ontstaan als er aan alle door evolutionisten gestelde voorwaarden wordt voldaan? Natuurlijk niet! Om je te laten zien waarom, moeten we het volgende experiment uitvoeren: plaats alle enzymen, hormonen en eiwitten - alles waarvan evolutionisten denken dat het essentieel is om leven te vormen - in een vat zoals afgebeeld op de rechterpagina. Meng vervolgens al deze stoffen, met alle mogelijke fysische en chemische technieken. Maar wat je ook doet, het maakt niet uit hoe lang je ook wacht, er zal in dat vat geen enkele levende cel ontstaan. |
Naast al het technische bewijs dat we tot nu toe behandeld hebben, moeten we ook eens onderzoeken wat voor soort bijgeloof de evolutionisten hebben, met voorbeelden zo eenvoudig dat deze zelfs door kinderen begrepen worden:
De evolutietheorie beweert dat het leven wordt gevormd door toeval. Volgens deze irrationele claim kwamen levenloze en onbewuste atomen samen om een cel te vormen en vervolgens hebben ze op de een of andere manier andere levende wezens, inclusief de mens, gevormd. Laten we er eens even over nadenken. Als we de elementen die de bouwstenen van het leven zijn zoals koolstof, fosfor, stikstof en kalium samenbrengen, wordt er alleen een hoop gevormd. Het maakt niet uit welke behandelingen het ondergaat, dit atomair hoopje kan zelf geen enkel levend wezen vormen. We kunnen een ‘experiment’ laten zien over dit onderwerp en namens de evolutionisten bekijken wat ze werkelijk beweren zonder het onder de naam ‘darwinistische formule’ hardop uit te spreken:
Laat de evolutionisten voldoende materiaal, die aanwezig is in de samenstelling van levende wezens zoals fosfor, stikstof, koolstof, zuurstof, ijzer en magnesium, in grote vaten stoppen. Bovendien laat ze in deze vaten materiaal toevoegen dat onder normale omstandigheden niet bestaat, maar waarvan ze denken dat het nodig is. Laat hen aan dit mengsel net zoveel aminozuren en evenveel eiwitten - waarvan niet één op geen enkele manier door toeval kan worden gevormd - toevoegen als ze willen. Laat ze deze mengsels blootstellen aan zoveel warmte en vocht als ze willen. Laat ze deze roeren met welk technologisch ontwikkelde apparaat dan ook. Laat ze de meest vooraanstaande wetenschappers naast deze vaten zetten. Laat ze deze experts op hun beurt miljarden en zelfs biljoenen jaren naast deze vaten wachten. Laat ze alle voorwaarden waarvan zij geloven die noodzakelijk zijn voor de vorming van een mens gebruiken. Het maakt niet uit wat ze doen, ze kunnen uit deze vaten geen mens produceren, laat staan een professor, die zijn eigen celstructuur bestudeert onder de elektronenmicroscoop. Ze kunnen geen giraffen, leeuwen, bijen, kanaries, paarden, dolfijnen, rozen, orchideeën, lelies, anjers, bananen, sinaasappels, appels, dadels, tomaten, meloenen, watermeloenen, vijgen, olijven, druiven, perziken, pauwen, fazanten, kleurrijke vlinders of miljoenen andere levende wezens zoals deze, produceren. Inderdaad, ze kunnen niet eens één cel van hen verkrijgen.
In het kort, onbewuste atomen kunnen de cel niet vormen door samen te komen. Zij kunnen geen nieuw besluit nemen en deze cel in tweeën delen, en vervolgens andere beslissingen nemen en professoren creëren die eerst de elektronenmicroscoop uitvinden en daarna hun eigen celstructuur onder die microscoop onderzoeken. Materie is een onbewuste levenloze hoop en het komt niet tot leven zonder Gods superieure schepping.
De evolutietheorie, die het tegendeel beweert, is een totale misvatting en volledig in strijd met de rede. Zelfs maar een beetje nadenken over de beweringen van evolutionisten onthult deze realiteit, zoals in het bovenstaande voorbeeld.
Vergeleken met camera- en geluidsopname apparatuur zijn het oog en het oor veel complexer, veel succesvoller en bezitten veel meer superieure eigenschappen dan deze producten met geavanceerde technologie. |
Een ander onderwerp dat door de evolutietheorie onbeantwoord blijft, is de uitmuntende kwaliteit van de waarneming van het oog en het oor.
Laten we, voordat we doorgaan met het onderwerp van het oog, proberen kort antwoord te geven op de vraag ”hoe kunnen wij zien”. Lichtstralen, afkomstig van een object, vallen in spiegelbeeld op de retina (het netvlies) van het oog. Hier worden deze lichtstralen door cellen omgezet in elektrische signalen en deze bereiken een kleine plek achter in de hersenen dat het gezichtscentrum wordt genoemd. Deze elektrische signalen worden, na een serie processen, in dit centrum als afbeelding waargenomen. Met deze technische achtergrond kunnen we over het een en ander nadenken.
De hersenen zijn afgeschermd van het licht. Dat betekent dat het in de hersenen volledig donker is en dat licht de plaats waar de hersenen zich bevinden niet bereikt. Deze plaats, het gezichtscentrum genaamd, is een volledig donkere plek waar geen licht kan komen; het kan zelfs de donkerste plek zijn die je ooit hebt gekend. Maar je neemt in deze pikdonkere duisternis een heldere, lichte wereld waar.
Het beeld dat in het oog gevormd wordt is zo scherp en duidelijk, dat zelfs de technologie van de 20e eeuw het niet kan evenaren. Kijk bijvoorbeeld eens naar het boek dat je leest, naar de handen die het vasthouden, til dan je hoofd op en kijk om je heen. Heb je ooit ergens anders een dergelijk scherp en duidelijk beeld, zoals dit, gezien? Zelfs het best ontwikkelde Tv-scherm, gemaakt door de grootste televisieproducent ter wereld, kan jou niet voorzien van een dergelijk scherp beeld. Dit is een driedimensionaal, gekleurd en buitengewoon scherp beeld. Meer dan honderd jaar lang hebben duizenden ingenieurs geprobeerd om deze scherpte te bereiken. Voor dit doel werden fabrieken en enorme gebouwen opgericht, is er veel onderzoek gedaan en zijn er plannen en ontwerpen gemaakt. Nogmaals kijk eens naar een Tv-scherm en het boek dat je in je handen vasthoudt. Je zult een groot verschil in scherpte en in onderscheiding waarnemen. Verder geeft het Tv-scherm je slechts een tweedimensionale afbeelding terwijl jij met je ogen een driedimensionale waarneming met diepte hebt.
Jarenlang hebben tienduizenden ingenieurs geprobeerd om een driedimensionale TV te maken, die zich kan meten met de zichtkwaliteit van het oog. Ja, ze hebben een driedimensionaal televisiesysteem gemaakt, maar het is onmogelijk daarnaar te kijken zonder een bril op te zetten, een zogenaamde 3D-bril en bovendien is het slechts een kunstmatige derde dimensie. De achtergrond is vager en de voorgrond lijkt op een papieren ontwerp. Het is nooit mogelijk geweest om een scherp en duidelijk beeld te krijgen zoals dat wat een oog produceert. In zowel de camera als de televisie is er verlies van beeldkwaliteit.
Evolutionisten beweren dat het mechanisme, dat dit scherpe en duidelijke beeld produceert, door toeval is gevormd. Wat zou je denken, als iemand je zou vertellen dat de televisie in jouw kamer slechts het resultaat van toeval was, dat al haar atomen ‘toevallig’ samenkwamen en daardoor dit beeld produceerde ontwerp vormde? Hoe kunnen atomen doen wat duizenden mensen niet kunnen doen?
Als een apparaat, dat een primitiever beeld produceert dan dat het oog doet, niet door toeval gevormd kan zijn, dan is het heel duidelijk dat het oog en het beeld dat het oog waarneemt, niet door toeval ontstaan kan zijn. Hetzelfde geldt voor het oor. Het buitenoor vangt de beschikbare geluiden op via de oorschelp en leidt het naar het middenoor; het middenoor versterkt deze geluidsgolven en brengt ze over naar het binnenoor; het binnenoor stuurt deze vibraties door naar de hersenen, door het te vertalen in elektrische signalen. Net als bij het oog, eindigt de actie van het horen uiteindelijk in het gehoorcentrum van de hersenen.
De situatie die voor het oog geldt, geldt ook voor het oor. Dat wil zeggen dat de hersenen volledig voor geluid, net als voor licht, zijn afgesloten; er komt geen geluid door. Daarom is er in de hersenen, hoe lawaaierig het buiten ook is, complete stilte. Desondanks worden de scherpste geluiden door de hersenen waargenomen. In jouw volledig stille hersenen, luister je naar symfonieën van een orkest en hoor je al het geluid op een drukke plek. Als echter op dat moment het geluidsniveau in jouw hersenen door een nauwkeurig instrument gemeten zou worden, kan er worden gezien dat daar volledige stilte aanwezig is.
Net als in het geval van afbeeldingen, zijn er tientallen jaren van inspanning besteed aan het genereren en reproduceren van geluid dat op het origineel lijkt. Het resultaat van deze inspanningen zijn geluidsrecorders, HIFI-systemen en systemen om geluid waar te nemen. Ondanks alle technologie en de duizenden ingenieurs en experts die op dit terrein werkzaam zijn geweest, is er nog geen geluid verkregen wat dezelfde scherpte en helderheid heeft als het geluid dat door het oor wordt waargenomen. Denk eens aan de hoogste kwaliteit HIFI-systemen die door de grootste ondernemingen in de muziekindustrie zijn geproduceerd. Zelfs in deze apparaten is er een bepaald verlies als er geluid wordt opgenomen; of wanneer je een HIFI aanzet, hoor je altijd eerst een sissend geluid voordat de muziek begint. De geluiden die het product zijn van de technologie van het menselijk lichaam zijn echter altijd bijzonder helder en scherp. Een menselijk oor neemt nooit een geluid waar dat door een sissend geluid wordt begeleid of met ruis zoals de HIFI dat heeft; integendeel het neemt het geluid precies waar zoals het is; helder en scherp. Zo is het sinds de schepping van de mens.
Tot dusver is geen enkel visueel- of geluidsopname apparaat, dat door de mens is gemaakt, even gevoelig en succesvol in het waarnemen van informatie als het oog en het oor dat zijn. Maar naast het zien en het horen is hier een ander, nog belangrijker feit.
Signalen van een object in de hersenen worden omgezet in elektrische signalen. Wanneer we zeggen dat we iets zien, ervaren we eigenlijk het effect van elektrische signalen in onze hersenen. De hersenen zijn afgesloten voor licht. De binnenkant van de hersenen is gitzwart en er kan geen licht komen waar de hersenen zijn. Het gebied dat bekend staat als de visuele cortex is gitzwart, het licht kan die plek nooit bereiken en het is donkerder dan wat je ooit hebt gezien. Maar toch zie je een helder gekleurde wereld in die totaal donkere ruimte. |
Wie is het die de verleidelijke wereld in de hersenen ziet, naar symfonieën en naar het gezang van de vogels luistert en de roos ruikt?
De prikkels die van de ogen, oren en de neus van een persoon komen, gaan als elektrochemische zenuwimpulsen naar de hersenen. In de biologie-, fysiologie- en biochemieboeken kun je vele details vinden over hoe deze beelden in de hersenen worden gevormd. Maar je zult nooit het belangrijkste feit over dit onderwerp tegenkomen. Wie is degene die deze elektrochemische zenuwimpulsen waarneemt als beelden, geluiden, geuren en zintuiglijke gebeurtenissen in de hersenen? Er is een bewustzijn in de hersenen dat alles waarneemt, zonder dat daar een oog, een oor of een neus voor nodig is. Aan wie behoort dit bewustzijn toe? Ongetwijfeld behoort dit bewustzijn niet toe tot de zenuwen, de vetlaag en de neuronen die de hersenen vormen. Dit is dan ook de reden waarom darwinistische materialisten, die geloven dat alles uit materie bestaat, op deze vragen geen antwoord kunnen geven.
Voor dit bewustzijn is de ziel geschapen door God. De ziel heeft noch het oog nodig om beelden waar te nemen, noch het oor om geluiden te horen. Bovendien heeft het de hersenen niet nodig om te denken.
Iedereen die dit duidelijke en wetenschappelijke feit leest zou over de Almachtige God moeten nadenken, zou Hem moeten vrezen en zou zijn toevlucht bij Hem moeten zoeken. Hij is Degene die het hele universum samendrukt, in een pikdonkere ruimte van een paar kubieke centimeter, in een driedimensionale, gekleurde, schaduwrijke en lichtgevende vorm.
De informatie die we tot dusver gepresenteerd hebben laat zien dat de evolutietheorie een bewering is die duidelijk van de wetenschappelijke bevindingen afwijkt. De beweringen van de theorie over het ontstaan van het leven wijken af van de wetenschap, het evolutionaire mechanisme dat het voorstelt heeft geen evolutionaire kracht en de fossielen tonen aan dat de vereiste tussenvormen nooit hebben bestaan. Aldus behoort de evolutietheorie beslist als een niet-wetenschappelijk idee terzijde geschoven te worden. Gedurende de geschiedenis zijn op deze manier veel ideeën, zoals bijvoorbeeld het model van het universum waarbij de aarde het middelpunt was, van de wetenschappelijke agenda verdwenen.
De evolutietheorie wordt echter nadrukkelijk gehandhaafd op de agenda van de wetenschap. Sommige mensen proberen zelfs de kritiek op de theorie af te schilderen als “een aanval op de wetenschap.” Waarom?
De reden hiervoor is dat de evolutietheorie voor sommige kringen een onmisbaar dogmatisch geloof is. Deze kringen zijn blindelings toegewijd aan de materialistische filosofie en aanvaarden het darwinisme als de enige materialistische uitleg, die naar voren gebracht kan worden, om de werking van de natuur te verklaren.
Interessant is dat zij dit feit van tijd tot tijd ook bekennen. Een bekend geneticus en uitgesproken evolutionist, Richard C. Lewontin van de Harvard Universiteit, bekent dat hij in de eerste plaats een materialist is en dan pas een wetenschapper. Hij zegt:
Het is niet zo dat de methoden en de wetenschappelijke instituten ons op de één of andere manier dwingen slechts een materialistische uitleg van de fenomenale wereld te accepteren, integendeel, we worden door onze vooringenomenheid met betrekking tot materiële zaken aangezet om onderzoeksmiddelen en serie concepten te produceren, die een materiële uitleg geven, ongeacht hoe deze tegen onze intuïtie ingaan en ongeacht hoe raadselachtig dit ook voor niet-ingewijden is. Maar het materialisme is absoluut en daarom kunnen wij geen Goddelijke interventie toestaan. ... (Richard Lewontin, “The Demon-Haunted World,” The New York Review of Books, January 9, 1997, p. 28)
Dit zijn duidelijke uitspraken die bewijzen dat het darwinisme een dogma is dat in leven wordt gehouden om de materialistische filosofie te ondersteunen. Dit dogma houdt vol dat er geen wezen is buiten materie. Daarom beweert het dat levenloze, onbewuste materie het leven heeft geschapen. Het houdt vol dat miljoenen verschillende levende soorten zoals vogels, vissen, giraffen, tijgers, insecten, bomen, bloemen, walvissen en mensen zijn ontstaan vanuit levenloze materie als gevolg van interactie tussen materie, zoals stromende regen, een bliksemschicht enzovoort. Dit is een opvatting die tegen het verstand en tegen de wetenschap ingaat. Dit is volledig in strijd met zowel de rede als de wetenschap. Maar de darwinisten blijven onwetendheid verdedigen door, in hun eigen ogen, het duidelijke bestaan van God te ontkennen.
Iedereen die zonder materialistisch vooroordeel naar de oorsprong van levende wezens kijkt, zal de duidelijke waarheid zien: alle levende wezens zijn het werk van een schepper, Die Almachtig, Alwetend en Alwijs is. Deze schepper is God, Die het hele universum uit het niets heeft geschapen, in de meest perfecte vorm en Die alle levende wezens vorm heeft gegeven.
Op dezelfde manier dat de overtuigingen van mensen die krokodillen vereerden nu vreemd en ongelooflijk zijn, zijn de overtuigingen van darwinisten net zo ongelooflijk. Darwinisten beschouwen toeval en levenloze, onbewuste atomen als een creatieve kracht en zijn gewijd aan dat geloof als een religie. |
Iedereen die vrij is van vooroordelen en vrij is van invloeden van een bepaalde ideologie, die alleen zijn of haar rede en logica gebruikt, zal goed begrijpen dat het geloof in de evolutietheorie, die doet denken aan het bijgeloof van samenlevingen zonder kennis van wetenschap of beschaving, totaal onmogelijk is.
Zoals hierboven uiteengezet, zij die in de evolutietheorie geloven denken dat een paar atomen en moleculen die in een enorme vat worden geworpen denkende, redenerende professoren en studenten kunnen produceren; zoals wetenschappers als Einstein en Galileo; artiesten als Humphrey Bogart, Frank Sinatra en Luciano Pavarotti; evenals antilopen, citroenbomen en anjers. Bovendien zijn de wetenschappers en professoren die in deze onzin geloven opgeleide mensen en is het heel gerechtvaardigd om te spreken over deze theorie als “de meest krachtige vloek in de geschiedenis”. Nooit eerder heeft een ander geloof of idee zoveel bevoegdheden van mensen weggenomen om te redeneren, geweigerd om hen in staat te stellen om intelligent en logisch na te denken en de waarheid voor hen geborgen gehouden alsof ze geblinddoekt waren. Dit is een ongelofelijke blindheid en zelfs nog erger dan de aanbidding van de totem zoals in sommige delen van Afrika of het volk van Saba dat de zon aanbad, de stam van de profeet Abraham (vzmh) die afgoden aanbaden die zij zelf hadden gemaakt met hun eigen handen of het volk van de profeet Mozes (vzmh) die het gouden kalf aanbad.
In feite heeft God in de Koran gewezen op dit gebrek aan rede. God onthult in vele verzen dat het verstand van sommige mensen zullen worden gesloten en dat ze machteloos zullen staan om de waarheid te kunnen zien. Sommige van deze verzen zijn:
Voorzeker, degenen die niet geloven, het maakt geen verschil voor hen of jullie hen waarschuwen of niet waarschuwen, zij zullen niet geloven. God heeft hun harten en hun gehoor verzegeld en over hun ogen is er een sluier. Voor hen is er een grote bestraffing. (Koran, 2:6-7)
… Zij bezitten harten waarmee zij niet begrijpen. Zij bezitten ogen waarmee zij niet zien. Zij bezitten oren waarmee zij niet horen. Zij zijn als dieren, zelfs nog lager. Zij zijn de achtelozen. (Koran, 7:179)
Al zouden Wij voor hen een poort naar de hemel openen waardoor zij doorheen konden opstijgen. Dan zouden zij zeggen: “Onze ogen zijn beneveld of misschien zijn wij een betoverd volk.” (Koran, 15:14-15)
Woorden kunnen niet uitdrukken hoe verbazingwekkend het is dat zo’n vloek zo’n brede gemeenschap in zijn greep houdt en dat het al meer dan 150 jaar mensen van de waarheid afhoudt en niet verbroken is. Het is begrijpelijk dat één iemand of een paar mensen in deze onmogelijke scenario’s die vol domheid en onlogische redeneringen zitten zouden geloven. “Magie” is echter de enige mogelijke verklaring voor het feit dat mensen van over de hele wereld geloven dat onbewuste en levenloze atomen plotseling besloten om samen te komen om een universum te vormen dat met een vlekkeloos systeem van organisatie, discipline, rede en bewustzijn werkt; een planeet genaamd Aarde met al haar functies zo perfect geschikt voor het leven; en levende wezens vol talloze complexe systemen.
In feite verwijst God in de Koran naar het voorval van de profeet Mozes (vzmh) en de Farao om aan te tonen dat sommige mensen die atheïstische filosofieën steunen eigenlijk anderen beïnvloeden door magie. Toen de Farao werd verteld over de ware religie, zei hij tegen de profeet Mozes (vzmh) dat hij zijn eigen magiërs moest ontmoeten. Toen de profeet Mozes (vzmh) dat deed, vroeg hij hen om hun vaardigheden eerst te tonen. Dit vers gaat als volgt verder:
Hij zei (Mozes): “Werp” Toen zij dan wierpen, betoverden zij de ogen van de mensen en joegen hen angst aan. Zij bedreven een zeer krachtige magie. (Koran, 7:116)
Zoals we hebben gezien, waren de magiërs van de Farao in staat om iedereen te misleiden, behalve de profeet Mozes (vzmh) en degenen die in hem geloofden. Zijn bewijs verbrak echter de spreuk en “verzwolg wat zij met bedrog hadden gemaakt” zoals geopenbaard in het vers:
En Wij openbaarden aan Mozes: “Werp jouw staf!” En het verzwolg onmiddellijk wat zij met bedrog hadden gemaakt. Toen kwam de waarheid aan het licht en wat zij (de magiërs) plachten te doen bleek vals te zijn. (Koran, 7:117-118)
Zoals we kunnen zien, beseften de mensen dat er een spreuk over hen was uitgesproken en dat wat ze zagen slechts een illusie was waardoor de magiërs van de Farao alle geloofwaardigheid verloren. Ook vandaag de dag geloven mensen, die onder de invloed zijn van een vergelijkbare spreuk, in deze belachelijke beweringen onder het mom van de wetenschap en besteden hun leven aan het verdedigen ervan. Ook zij zullen, tenzij ze afzien van hun bijgeloof, worden vernederd als de volle waarheid aan het licht komt en de vloek wordt verbroken. In feite onthult de wereldberoemde Britse schrijver en filosoof Malcolm Muggeridge, die een atheïst is en die 60 jaar lang de evolutietheorie verdedigde, maar die vervolgens zich de waarheid realiseerde, de positie waarin de evolutietheorie zich zal bevinden in de nabije toekomst in deze termen:
Zelf ben ik ervan overtuigd dat de evolutietheorie, vooral waar het in grote mate is toegepast, één van de grote grappen in de toekomstige geschiedenisboeken zal worden. Het nageslacht zal zich verbazen dat zo’n zwakke en dubieuze hypothese kon worden aanvaard met de ongelooflijke lichtgelovigheid die het heeft. (Malcolm Muggeridge, The End of Christendom, Grand Rapids: Eerdmans, 1980, p. 43)
Die toekomst is niet ver weg: integendeel,
mensen zullen al snel zien dat ‘toeval’ geen godheid is en zullen terugkijken op de evolutietheorie als het ergste bedrog en de meest verschrikkelijke vloek in de wereld. Die vloek begint al snel over de hele wereld te worden opgetild van de schouders van de mensen. Veel mensen die zijn ware gezicht zien vragen zich met verbazing af hoe ze ooit beetgenomen kunnen zijn door deze theorie.
Zij zeiden: “Geprezen bent U, wij hebben geen kennis behalve wat U ons heeft onderwezen. U bent de Alwetende, de Alwijze.” (Koran, 2:32)