Er zal van alles zijn waar de mens plezier in heeft en er zal nog meer zijn. (Soera Qaf: 35, Soera az Zoekhroef: 71, Soera al Anbiya’: 102)
Er is daar een groot koninkrijk. (Soera al Insan: 20)
Er zijn overal zegeningen. (Soera as Saffat: 43, Soera al Insan: 20)
Na eenmaal te zijn gestorven, zullen ze (rechtschapenen) niet meer sterven. (Soera ad Doekhan: 56)
Zij (de rechtschapenen) zullen daar eeuwig in verblijven. (Soera al Baqara: 25)
Er wordt daar geen vermoeidheid gevoeld. (Soera Fatir: 35)
Er is daar onbeperkte gelukzaligheid. (Soera Ya Sin: 55)
Er is compleet gemak. (Soera al Waqi’a: 89)
Het is een ongelooflijke ruimte. (Soera al Hadid: 21)
Er is daar een zeer plezierig leven. (Soera al Haqqa: 21)
Er zijn daar geen zorgen of angst. (Soera al Baqara: 62, Soera al ‘Imran: 170, Soera Fatir: 34, Soera al A’raf: 35)
De mensen van de tuinen worden daar geëerd. (Soera as Saffat: 42)
Er zijn daar zuivere, maagdelijke gezellen met donkere ogen die perfect geschapen zijn. (Soera al Baqara: 25, Soera as Saffat: 48-49, Soera ad Doekhan: 54, Soera al Waqi’a: 22-23, 36-37, Soera ar Rahman: 56, 58, 70, 72, Soera an Naba’: 33, Soera al Waqi’a: 35-37)
Er zijn daar zalen met een hoog plafond en verfijnde woningen. (Soera al Foerqaan: 10, 75, Soera al ‘Ankaboet: 58, Soera as Saff: 12)
Er is geen kou of warmte die iemand zou storen. Er is koelte en een eeuwig voortbestaande schaduw. (Soera al Insan: 13, Soera ar Ra’d: 35, Soera al Moersala: 41, Soera an Nisa’: 57)
De tuinen worden door rivieren van water voorzien. (Soera al Baqara: 25)
Er zijn daar rivieren van water en rivieren van melk. (Soera Mohammed: 15)
Er zijn daar verheven en weelderige geweven rustbanken. (Soera al Waqi’a: 15, 34, Soera al Ghasiya: 13, Soera as Saffat: 44)
Er zijn daar kussens die gerangschikt zijn en voortreffelijke uitgespreide kleden. (Soera al Ghasiya: 15-16, Soera ar Rahman: 76)
Er is overvloedige provisie. (Soera as Sad: 54, Soera al Moe’min: 40)
De zegeningen zijn er oneindig. (Soera al Insan: 13, Soera al Waqi’a: 33)
Er zijn daar zoete vruchten die op een grijpbare hoogte hangen. (Soera al Waqi’a: 28, 29, 32, Soera an Naba’: 32, Soera al Haqqa: 23, Soera ar Rahman: 68, Soera al Insan: 14)
Er zijn daar zuivere waterbronnen. (Soera al Moetaffiffin: 28, Soera al Ghasiya: 12, Soera ar Rahman: 50, Soera al Insan: 6,18)
Er zijn verscheidene schoonheden en zegeningen. (Soera ar Rahman: 48)
Er zijn daar rustbanken met brokaat aan hun binnenzijde. (Soera ar Rahman: 54)
Er zijn daar zuivere jongeren die de mensen van de tuinen bedienen. (Soera at Toer: 24)
Er zijn daar leeftijdloze jongeren zoals verspreide parels. (Soera al Insan: 19)
Er is een bron zo wit als de sneeuw dat degenen die ervan drinken niet bedwelmt. (Soera al Moetaffiffin: 25, 26, Soera al Insan: 5, Soera as Saffat: 46-47, Soera al Waqi’a: 19, Soera at Toer: 23)
Er zijn daar gewaden van fijne zijde en rijk brokaat, versierd met goud, zilver en parels. (Soera al Insan: 21, Soera al Hajj: 23)
Eten en drinken wordt op dienbladen geserveerd en in bekers van goud en zilver. (Soera az Zoekhroef: 71, Soera al Insan: 15-16)
De smaak van eten daar is vergelijkbaar met eten dat in deze wereld gevonden kan worden. (Soera al Baqara: 25)
"Verheerlijkt bent U, wij hebben geen
kennis behalve van wat U ons onderwezen
heeft. U bent de Alwetende, de Alwijze."
(Soera Al-Baqarah, 32)