Het bestaan van de Almachtige God en het gegeven dat alle wezens door hem zijn geschapen, werd tot aan de 19de eeuw door de meerderheid van de mensheid aanvaard. Maar in het midden van de 19de eeuw beweerde Charles Darwin, een amateuristische natuuronderzoeker, dat het leven per toeval begon door de on-twikkeling van een enkele cel en dat deze cel naarmate tijd verstreek zich wederom per toeval ontwikkelde, waardoor de hedendaagse wereld van wezens is ontstaan. Deze theorie is vanaf het moment dat het naar voren werd gebracht het middelpunt van de aandacht geworden in sommige circuits met godlasterende ideologieën, want dit onstabiele idee zorgde voor een zogenaamde wetenschappelijke fundering voor atheïsme. Darwin was alleen niet op de hoogte van het bestaan van DNA. In die tijd bestonden wetenschappelijke branches zoals ge-netica, biomathematica, paleontologie, biochemie en bio-natuurkunde niet. Hierdoor is de evolutietheorie on-tstaan in een omgeving van pure onwetendheid. Naarmate ontwikkelende technologie, moderne geneeskunde en biologie de geheimen in het mensenlichaam onthulden, werd er vastgesteld dat de evolotietheorie volkomen bedrog was. Vooral de ontrafeling van miljoenen fossielen, die toebehoren aan duizenden verschillende levende wezens, is de grootste slag voor deze fictieve theorie geweest. De wel honderdmiljoenen fossielen, die zijn ver-worven in verscheidene gebieden in de wereld, hebben aangetoond dat het bestaan plotseling, met een complexe bouw, in complete vorm tot stand kwam en dat het gedurende miljoenen jaren helemaal niet veranderd is.
Er is geen enkele fossiel, die aantoont dat levende wezens geleidelijk ontstaan zijn en dus een evolutie hebben ondergaan. Al ruim 150 jaar tonen fossielregistraties, die overal in de wereld gevonden zijn, aan dat vissen altijd vissen, dat insecten altijd insecten, dat vogels altijd vogels en dat reptielen altijd reptielen zijn geweest. Er is geen enkele fossiel gevonden, die aantoont dat er een transmissie heeft plaatsgevonden tussen levende wezens, bijvoorbeeld dat vissen in reptielen, dat reptielen in vogels zijn veranderd. Fossielregistraties hebben kortom concreet aangetoond dat de basisbewering van de evolutietheorie, dus dat soorten ontstaan doordat zij veranderingen ondergaan zijn gedurende lange periodes, niet klopt.
Levensvatbaarheid is gefundeerd op haast ontelbare, kwetsbare evenwichten, die beginnen bij het levensbestanddeel proteïne en eindigen bij het mensenlichaam, dat de hoogste niveau van dit bestanddeel vormt. De evolutietheorie, die het bestaan van een Schepper niet accepteert, geeft geen andere verklaring als “toeval” op de vraag hoe al deze evenwichten gevormd en beschermd zijn zonder dat er een bewustzijn bestond. Maar de evenwichten in kwestie zijn zo teergevoelig en zo eindeloos in getal dat het niet rationeel en verstandig is om te beweren dat deze “per toeval” zijn ontstaan. De mogelijkheid dat slechts een van de miljoenen factoren die levensvatbaarheid hebben gevormd, bijvoorbeeld dat proteïne dat het basismateriaal van een levende cel vormt “toevallig” is ontstaan, is absoluut nihil.