Laten wij eens nadenken over Zijn giften; degenen die het eerst in ons opkomen… Wij leven in een wereld, die speciaal gecreeërd is en die tot in de fijnste details gepland is, zodat wij ons bestaan kunnen voortzet-ten. Toch hebben wij niets gedaan om dit systeem voort te brengen. Wij hebben helemaal niets bijgedragen aan deze kwestie; wij hebben noch de afstand van de zon naar de Aarde bepaald, noch het feit dat de Aarde eindeloos ronddraait… Noch hebben wij bedacht dat de zon stralen naar het oppervlak dient te sturen zodat de Aarde opgewarmd kan worden, noch hebben wij de cyclus van bestaansmiddelen, water en stikstof gepland, die ontstaan zijn door deze stralen… Tevens hebben wij er niet voor gezorgd dat wij elk moment adem dienen te halen, dat ons hart continu dient te kloppen en dat wij zuurstof dienen in te ademen met elke adem om in leven te kunnen blijven. Wij hebben al deze kwesties niet gecalculeerd, net zomin hebben wij geen van de miljarden details, die benodigd zijn voor ons bestaan uit onszelf teweeggebracht. Wij hebben slechts op een dag onze ogen geopend en onszelf temidden van talloze zegeningen gevonden. De Heilige entiteit die al deze zegeningen heeft gecreeërd en aan ons heeft geschonken opdat wij welgesteld kunnen leven, is niemand anders dan God zelf.
Hierdoor dienen wij ons als mensen zijnde bewust te zijn van God, de Schepper van Zijn eigen bestaan en al het andere leven en Hem dankbaar te zijn.
Het bestaan van God is onmiskenbaar met al diens bewijsmaterialen. Zodoende kan de Genesis, die in het heelal en in wezens kan worden beschouwd, slechts voortgekomen zijn uit een almachtig intellect en dit is, vanzelfsprekend, een onmiskenbaar gegeven.
Iemand met een geweten zal, zichzelf confronterend met dit gegeven, meteen begrijpen dat zijn schep-per en de schepper van het gehele heelal de Almachtige God is en dat hij alle zegeningen waarover hij beschikt niet als resultaat van terloopse toevalligheden, maar met de gratie Gods heeft ontvangen, waardoor hij zich wederom welwillend zal richten tot Hem.
Derhalve zal iemand, die een boek in handen neemt, weten dat deze binen de context van een bepaald doel geschreven is door een auteur. Hij zal zich nooit inbeelden dat dit boek zomaar tevoorschijn gekomen is. Op dezelfde manier zal iemand, die een standbeeld bezichtigd er niet aan twijfelen dat deze door een kunstenaar vervaardigd is. Bovendien zal niemand ontkennen dat twee of drie bakstenen, die boven op elkaar geplaatst zijn onvoorwaardelijk met een geplande actie tot deze staat zijn gebracht, laat staan dat niemand zal denken dat talloze kunstvoorwerpen zomaar uit het niets zijn ontstaan. Hierdoor zal iedereen, groot of klein, begrijpen dat elke plek, die over een systeem beschikt, vanzelfsprekend beschikt over een oprichter en een beschermer van dit systeem.
Dit in aanmerking nemende, zal er met gemak vastgesteld worden dat alle wezens en evenwichten, die bestaan in alle uiterste hoeken van het onvoorstelbaar grote heelal, beginnende met ons eigen lijf, een oprichter en schepper hebben en dat dit een onmiskenbaar gegeven is. Deze Schepper is de Almachtige God, die alles tot in de fijnste details geschikt en teweeggebracht heeft en uit Wie alles is voortgekomen en wiens Eigen bestaan eeuwig en onsterfelijk is.