Alles wat hierboven verteld is, laat zien dat een ‘driedimensionale ruimte’ niet in werkelijkheid bestaat, dat het een vooroordeel is dat volledig door de waarnemingen ingegeven wordt en dat men zijn hele leven in een ‘ruimteloosheid’ leidt. Om het tegendeel te beweren zou bijgeloof zijn dat van de rede en de wetenschappelijke waarheid afwijkt, want er is geen geldig bewijs voor het bestaan van een driedimensionale materiële wereld.
Dit feit verwerpt de eerste bewering van de materialistische filosofie die de grondslag voor de evolutietheorie is. Dat is de bewering dat materie absoluut en eeuwig is. De tweede bewering waarop de materialistische filosofie steunt, is de veronderstelling dat tijd absoluut en eeuwig is. Dit is net als de eerste bewering ook bijgeloof.
Zaman algısı bir anın bir başka anla kıyaslanmasıyla oluşur. Örneğin, karşılaşan iki insanın birbirlerine ellerini uzatmaları ile tokalaşmaları arasında bir süre geçtiğini düşünürüz. |
De waarneming die wij tijd noemen, is eigenlijk een manier waarop één moment met een ander wordt vergeleken. Wij kunnen dit met een voorbeeld uitleggen. Bijvoorbeeld, als iemand op een bepaald object klopt, hoort hij een bepaald geluid, als hij vijf minuten later op hetzelfde object klopt, hoort hij een ander geluid. De persoon heeft waargenomen, dat er een interval tussen het eerste geluid en het tweede geluid is en hij noemt die interval: tijd. Maar op het moment, dat hij het tweede geluid hoort, is het eerste geluid niet meer dan verbeelding in zijn hoofd. Het is slechts een beetje informatie in zijn geheugen. De persoon formuleert de waarneming van tijd door het ene moment waarin hij leeft met het andere dat hij in zijn geheugen heeft te vergelijken. Als deze vergelijking niet is gemaakt, kan er ook geen waarneming van de tijd zijn.
Hetzelfde geldt voor iemand die de vergelijking maakt, als hij iemand de kamer ziet binnenkomen door de deur en in de armstoel in het midden van de kamer zit. Op het moment dat diegene in de armstoel zit, is het beeld dat hij met het openen van de deur relateert, het lopen door de kamer en in zijn armstoel gaan zitten samengesteld uit stukjes informatie in de hersenen. De waarneming van de tijd verschijnt, wanneer men de zittende man in de armstoel vergelijkt met de stukjes informatie die hij heeft.
Kortom, de tijd ontstaat als resultaat van de vergelijking die gemaakt wordt tussen een paar illusies die in de hersenen zijn opgeslagen. Als de mens geen geheugen zou hebben, dan zouden zijn hersenen niet zulke interpretaties maken en daarom zou dan de waarneming van de tijd nooit gevormd worden. De reden waarom iemand bepaalt dat hij dertig jaar oud is, is, omdat hij informatie in zijn hersenen heeft opgeslagen over deze dertig jaar. Als zijn geheugen niet zou bestaan, dan zou hij niet aan het bestaan van zo’n voorafgaande periode gedacht hebben en zou hij alleen het losstaande moment waarin hij leeft, ervaren.
Laten we proberen dit onderwerp te verhelderen door een aantal verklaringen van diverse wetenschappers en geleerden over dit onderwerp aan te halen. Met betrekking tot het onderwerp van de tijd die achteruitloopt, heeft de beroemde intellectueel en Nobelprijswinnaar, professor in de genetica, François Jacob, het volgende gezegd in zijn boek: “Le jeu des possibles (het mogelijke en het actuele):
Films die achteruit worden vertoond geven ons de mogelijkheid ons een wereld voor te stellen waarin de tijd achteruit loopt. Een wereld waarin de melk zich van de koffie afscheidt en uit de kop springt om in de melkpan terecht te komen; een wereld waarin lichtstralen van de muren af worden gezonden om in een val (het zwaartepunt) terecht te komen in plaats van uit een lichtbron te stromen; een wereld waarin een steen in de hand van iemand springt door de verbazingwekkende samenwerking van een ontelbare hoeveelheid druppels water die het voor de steen mogelijk maken om uit het water te springen. En in zo’n wereld, waarin de tijd zulke tegengestelde eigenschappen heeft, zou de werking van onze hersenen en de manier waarop het geheugen informatie verzamelt simpelweg andersom werken. Hetzelfde geldt voor het verleden en de toekomst en de wereld zal voor ons precies zo lijken als die tegenwoordig lijkt. 224
Omdat onze hersenen gewend zijn aan een bepaalde volgorde van gebeurtenissen, werkt de wereld niet zoals het hierboven verteld is en wij nemen aan, dat tijd altijd vooruitgaat. Maar, dit is een besluit, dat de hersenen namen en daarom is het volledig relatief. In werkelijkheid kunnen we nooit weten hoe de tijd stroomt en óf het stroomt. Dit is een aanwijzing voor het feit, dat tijd geen absoluut feit is, maar een soort waarneming.
De relativiteit van de tijd is een feit dat ook door de belangrijkste natuurkundige van de 20ste eeuw, Albert Einstein geverifieerd werd. Lincoln Barnett schrijft in zijn boek “Het universum en Dr. Einstein:
“Samen met de absolute ruimte beschouwd Einstein het concept van de absolute tijd als een voortdurende, onveranderlijke, onverbiddelijke universele tijdstroom, die van het onbepaalde verleden naar de onbepaalde toekomst stroomt. Veel van de onbekendheid die de Relativiteitstheorie omringt, komt van aarzeling van de mens om te erkennen, dat het gevoel van tijd, zoals het gevoel van kleur, een waarneming is. Net zoals de ruimte eenvoudig een manier is van het ordenen van materiele objecten, is tijd een manier om gebeurtenissen te ordenen. De subjectiviteit van de tijd kan het beste met de eigen woorden van Einstein uitgelegd worden: “De ervaringen van het individu,” zegt hij, “verschijnen voor ons als een opeenvolgende serie gebeurtenissen; in die series wordt de enkele gebeurtenis die wij ons herinneren geordend volgens het criterium ‘vroeger’ of ‘later’. Er bestaat daarom voor het individu een ik-tijd, of een subjectieve tijd. Dit is zelf niet meetbaar. Ik kan zeker bepaalde getallen met gebeurtenissen associëren en wel zodanig dat een grotere hoeveelheid met de latere gebeurtenissen geassocieerd wordt dan met de vroegere. 225
Einstein zelf verwijst ernaar zoals het in het boek van Barnett geciteerd is: “ruimte en tijd zijn vormen van intuïtie, die net als ons begrip voor kleur, vorm en grootte niet van het bewustzijn kunnen worden afgescheiden.” Volgens de theorie van de algemene relativiteit: heeft tijd geen onafhankelijk bestaan zonder de volgorde van de gebeurtenissen waardoor we het afmeten.”226
Omdat tijd uit waarneming bestaat, is het volledig afhankelijk van de waarnemer en daarom relatief.
De snelheid waarin de tijd stroomt, varieert volgens de verwijzingen die wij gebruiken om het te meten, want er is geen natuurlijke klok in het menselijk lichaam, die precies aangeeft hoe snel de tijd verloopt. Zoals Lincoln Barnett schreef: “Omdat er niet zoiets is als kleur zonder een oog dat het kan onderscheiden is, zo is een moment, een uur of een dag niets zonder een gebeurtenis die het markeert.”227
De relativiteit van de tijd wordt duidelijk in dromen ervaren. Hoewel wat we in dromen zien uren lijkt te duren, duurt het eigenlijk maar een paar minuten of zelfs een paar seconden.
Laten we eens aan een voorbeeld denken om dit onderwerp verder uit te leggen. Laten we aannemen, dat we in een kamer gezet zijn met een enkel raam dat speciaal ontworpen was en we worden daar een bepaalde tijd in gehouden. Laat er in de kamer een klok aanwezig zijn waarop we kunnen zien hoeveel tijd er verstrijkt. Laten we tegelijkertijd door het raam de zon zien ondergaan en opkomen met bepaalde tussenpozen. Een paar dagen later zal het antwoord dat we geven op de vraag hoeveel tijd we in de kamer doorgebracht hebben, gebaseerd zijn op de informatie die we verzameld hebben door van tijd tot tijd op de klok te hebben gekeken en de optelling die we hebben gemaakt van het aantal malen, dat de zon ondergegaan is en weer opgekomen. Bijvoorbeeld we schatten, dat we drie dagen in de kamer hebben doorgebracht. Maar als degene die ons in de kamer heeft gezet naar ons toe komt en zegt, dat we twee dagen in de kamer hebben gezeten en dat de zon die we door het raam zien, valselijk door een simulatiemachine gevormd is en dat de klok die in de kamer is speciaal ontworpen is om sneller te lopen, dan heeft de berekening die we hebben gemaakt, geen betekenis.
Het voorbeeld bevestigt, dat de informatie over de hoeveelheid tijd die voorbij gaat gebaseerd is op relatieve afmetingen. De relativiteit van de tijd is een wetenschappelijk feit dat ook bewezen is door wetenschappelijke methodiek. Einsteins theorie van algemene relativiteit houdt in, dat de snelheid van de tijd verandert afhankelijk van de snelheid van het object en de afstand tot het centrum van de zwaartekracht. Als de snelheid toeneemt, wordt de tijd korter, samengeperst; en vertraagt als die bij het ‘stoppunt’ komt.
Laten we dit uitleggen met een voorbeeld dat door Einstein zelf wordt gegeven. Stel je een tweeling voor, de ene helft blijft op aarde, terwijl de andere helft door de ruimte reist met een snelheid die dicht bij de snelheid van het licht ligt. Als hij terugkomt, zal de reiziger ontdekken, dat zijn broer veel ouder is geworden dan hij. De reden daarvoor is, dat de tijd voor degene die met een snelheid reist die dicht tegen die van het licht aanzit, veel langzamer verloopt. Als hetzelfde voorbeeld wordt toegepast op een ruimtereizende vader en een zoon die op aarde blijft, en als de vader 27 jaar oud was als hij op reis gaat en zijn zoon 3; en als de vader na dertig jaar (tijd van de aarde) weer op aarde terugkomt, dan zal zijn zoon 33 jaar zijn terwijl de vader maar dertig is.228
Er moet op gewezen worden, dat deze relativiteit van de tijd niet veroorzaakt wordt door het vertragen of versnellen van klokken of door het vertragen van een mechanische veer. Het is eerder het resultaat van een verschillende werking van perioden van het gehele materiële systeem, wat zo diep gaat als subatomische deeltjes. Met andere woorden; het verkorten van de tijd is niet zoals in het acteren in een slow-motion film voor de ervaring van iemand. In zo’n situatie waar de tijd zich verkort worden ook iemands hartslag, celvermenigvuldiging en hersenfuncties vertraagd en alle andere werkingen gaan langzamer dan die van de langzaam bewegende persoon op aarde. Diegene gaat door met zijn dagelijks leven en heeft de verkorting van de tijd helemaal niet door. De verkorting wordt zelfs niet duidelijk, tenzij er een vergelijking wordt gemaakt.
De tijd is een concept dat geheel verbonden is aan de ontvanger. Terwijl een bepaalde tijdsperiode voor iemand lang kan lijken, kan het voor een ander kort zijn. Om te begrijpen wie er gelijk heeft hebben we bronnen nodig zoals klokken en kalenders. Het is onmogelijk zonder deze om een goede beoordeling over de tijd te maken. |
De conclusie waar we door de ontdekkingen van de moderne wetenschap toe geleid worden, is dat tijd geen absoluut feit is, zoals door de materialisten verondersteld is, maar dat het slechts een relatieve waarneming is. Wat nog interessanter is, is dat dit feit, onontdekt door de wetenschap tot de 20ste eeuw, aan de mensheid in de Qoer-aan veertienhonderd jaar geleden is medegedeeld. Er zijn verschillende verwijzingen in de Qoer-aan naar de relativiteit van de tijd.
Het is mogelijk om het wetenschappelijk bewezen feit dat tijd een psychologische waarneming is, die afhankelijk is van gebeurtenissen, volgorde en omstandigheden in vele verzen van de Qoer-aan te zien. Bijvoorbeeld, het hele leven van iemand is maar een kort moment zoals het in de Qoer-aan onderwezen wordt:
Op de Dag dat Hij jullie zal roepen en jullie zullen antwoorden met lofprijzing en gehoorzaamheid en jullie zullen denken dat jullie (in deze wereld) maar een korte tijd hebben verbleven! (Soera Al-Isra:52)
En op de Dag waarop Hij hen samen zal verzamelen, (zal het zijn) alsof zij slechts een uur of een dag (in het leven van deze wereld) zijn geweest Zij zullen elkaar herkennen. (Soera Yoenoes:45)
In sommige verzen wordt er aangeduid, dat mensen soms verschillend waarnemen en dat sommige mensen een heel korte periode als een heel lange kunnen ervaren. Het volgende gesprek van mensen tijdens het oordeel in het Hiernamaals is hier een goed voorbeeld van:
Hij zal zeggen: “Hoeveel jaren zijn jullie op aarde gebleven?” Zij zullen zeggen: “Wij bleven een dag of een deel van een dag. Vraag het aan degenen die het bijhielden.” Hij zal zeggen: “Jullie zijn slechts kort gebleven – als jullie dat maar wisten! (Soera Al-Moeminoen:112-4)
In andere verzen staat er dat tijd in verschillende situaties met verschillende snelheid kan stromen:
En zij vragen jullie om de bestraffing te bespoedigen! En Allah is niet nalatig in Zijn belofte. En waarlijk, een dag met jullie Heer is als duizend jaren van jullie berekening. (Soera Al-Hadj:47)
De engelen en de geest stijgen naar Hem op in een dag waarvan de tijd vijftigduizend jaren is. (Soera al-Maarij:4)
Deze verzen zijn allemaal een duidelijke uitdrukking van de relativiteit van de tijd. Het feit dat dit resultaat pas slechts door de wetenschap van de 20ste eeuw begrepen wordt, werd al 1400 jaar geleden aan de mens in de Qoer-aan meegedeeld en is een aanwijzing van de openbaring van de Qoer-aan door Allah, Die alle ruimte en tijd omringt.
De inhoud van vele andere verzen van de Qoer-aan laat zien, dat tijd waarneming is. Dit wordt in het bijzonder duidelijk in verhalen. Bijvoorbeeld, Allah heeft de Metgezellen van de grot, een groep gelovigen, die in de Qoer-aan genoemd wordt, meer dan drie eeuwen in slaap gehouden. Toen zij wakker werden, dachten deze mensen dat ze maar korte tijd in dit stadium gebleven waren, en ze konden er maar niet achterkomen hoelang ze geslapen hadden:
Daarom bedekten Wij hun gehoor gedurende een aantal jaren in een grot. Toen lieten Wij hen herrijzen, zodat Wij hen konden testen wie van de twee partijen het beste was in het berekenen van de tijd die zij er hadden verbleven. ( Soera Al-Kahf:11-12)
Dus deden Wij hen ontwaken, zodat zij elkaar konden ondervragen. Een spreker van hen zei: “Hoe lang zijn jullie (hier) geweest)?” Zij zeiden: “Wij zijn hier misschien een dag geweest of een deel van een dag.” Zij zeiden: “(Alleen) jullie Heer weet het beste hoe lang jullie hier geweest zijn. (Soera Al-Kahf:19)
In de situatie die in het onderstaande vers wordt verteld, is ook duidelijk dat tijd in waarheid alleen maar een psychologische waarneming is:
Of (denk aan) degene die langs een stad komt die geheel uit ruïnes bestaat. Hij zei: “Oh! Hoe zal Allah het ooit tot leven brengen na haar dood?” Allah liet hem dus sterven voor honderd jaar, toen deed Hij hem herleven. Hij zei: “Hoe lang ben jij dood geweest?” Hij zei: “Misschien was ik een dag dood of een deel van een dag.” Hij zei: “Nee, jij bent honderd jaar dood geweest, kijk naar je eten en drinken, zij hebben geen verandering ondergaan en kijk naar je ezel! En zo hebben Wij van jou een teken voor de mensen gemaakt. Kijk naar de beenderen, hoe Wij ze samenbrengen en met vlees bedekken.” Toen dit duidelijk aan hem was getoond, zei hij: “Ik weet dat Allah tot alle dingen in staat is.” (Soera Al-Bakara:259)
Het bovenstaande vers benadrukt duidelijk dat Allah Die de tijd geschapen heeft, er niet door gebonden is. De mens aan de andere kant is aan de tijd verbonden, zoals door Allah bevolen is. Zoals in het vers is de mens niet in staat te weten hoe lang hij bleef slapen. Om in dit stadium aan te nemen, dat de tijd absoluut is (zoals de materialisten met hun verwarde mentaliteit doen), zou onredelijk zijn.
De relativiteit van de tijd verklaart iets heel belangrijks. De relativiteit is zo variabel, dat een bepaalde tijdsperiode voor ons wel een biljoen jaren kan duren, terwijl het in een andere dimensie misschien maar een seconde duurt. Verder kan de ontzaglijk lange tijd die van het begin van de wereld tot haar eind duurt in een andere dimensie misschien maar een seconde duren.
Dit is het eigenlijke begrip van het concept van het lot, een concept dat door de meeste mensen, vooral de materialisten niet goed begrepen wordt, zij ontkennen het volledig. Het lot is Allahs volmaakte kennis over alle gebeurtenissen in het verleden en de toekomst. De meeste mensen vragen zich af hoe Allah al de gebeurtenissen kan kennen die nog niet hebben plaatsgevonden en dit zorgt ervoor, dat zij niet de authenticiteit van het lot kunnen begrijpen. Maar “gebeurtenissen die nog niet hebben plaatsgevonden” vinden niet uitsluitend alleen voor ons plaats. Allah is niet aan tijd of ruimte gebonden, want Hij heeft die Zelf geschapen. Daarom zijn verleden, toekomst en heden allemaal hetzelfde voor Allah; voor Hem heeft alles al plaatsgevonden en is afgelopen.
Lincoln Barnet legt uit, hoe de Theorie van algemene relativiteit naar dit feit leidt, in : “The universe and Dr. Einstein”: Volgens Barnet kan het universum in zijn gehele majesteit alleen maar door een ‘kosmisch intellect’ omringd worden.229 De wil die Barnett ‘het kosmische intellect’ noemt, zijn de wijsheid en de kennis van Allah, Die over het hele universum zegeviert. Net zoals we gemakkelijk het begin, het midden en het einde van een heerser zien en alle eenheden daartussen als een geheel, kent Allah de tijd waaraan we onderworpen zijn als een enkel moment precies van het begin tot het einde. Mensen ondergaan gebeurtenissen alleen wanneer de tijd daarvoor is aangebroken en zij zijn getuigen van het lot dat Allah voor hen geschapen heeft.
Het is ook belangrijk om onze aandacht te richten op de oppervlakkigheid van het verwarde begrip van het lot dat in de maatschappij heerst. Deze verwarde overtuiging van het lot houdt het bijgeloof in, dat Allah het lot bepaald heeft voor ieder mens, maar dat deze lotsbepalingen door mensen soms veranderd kunnen worden. Bijvoorbeeld bij een patiënt die van de dood terugkeert, maken mensen soms de bijgelovige opmerking zoals: “Hij heeft het lot verslagen.” Maar niemand is in staat om zijn lot te veranderen. Iemand die uit de dood terugkeert, sterft niet, omdat het bepaald is, dat hij dan nog niet sterft. Het is weer het lot van deze mensen die zichzelf bedriegen door te zeggen: “Ik heb mijn lot verslagen” door het te zeggen en door deze gedachtengang te houden.
Het lot is de eeuwige kennis van Allah en voor Allah Die de tijd als een enkel moment kent en Die over de hele ruimte en tijd zegeviert, is alles bepaald en zal volgens zijn lot eindigen. Wij begrijpen ook uit wat in de Qoer-aan is geopenbaard, dat de tijd voor Allah één is; sommige gebeurtenissen die ons in de toekomst zullen overkomen worden in de Qoer-aan op zo’n manier verteld, alsof ze al plaats gevonden hebben. Bijvoorbeeld de verzen die de rekenschap beschrijven, die mensen in het hiernamaals aan Allah zullen geven, worden verteld alsof het gebeurtenissen zijn die lang geleden hebben plaatsgevonden:
En de trompet zal geblazen worden en alles wat in de hemelen is en alles wat op aarde is, zal wegsterven, behalve wat Allah wil. Dan zal het een tweede maal geblazen worden en zie, zij zullen staan, rondkijkend. En de aarde zal stralen met het licht van haar Heer en het Boek zal open geplaatst worden en de profeten en de getuigen zullen naar voren gebracht worden en er zal tussen hen naar waarheid geoordeeld worden en niemand zal onrecht aangedaan worden. En ieder persoon zal volledig vergoed krijgen voor wat hij gedaan heeft; en Hij is het beste bewust van wat zij doen. En zij die ongelovig zijn, zullen in groepen naar de hel gedreven worden, en als zij die bereiken, zullen de poorten daarvan geopend worden. En zij die hun plicht jegens hun Heer deden worden in troepen naar de Tuin gedreven… (Soera az-Zumar:68-71)
Enkele andere verzen over dit onderwerp zijn:
En iedereen zal tezamen met een (engel) voortkomen om (hem) voort te drijven, en een (engel) zal getuigen. (Soera al-Qaf:21)
En de hemel zal splijten, want op die dag zal zij fragiel zijn. (Soera al-Haqqa:16)
En hun vergoeding zal het paradijs zijn, en zijden kleding, omdat zij geduldig waren. Leunend op verheven tronen, zullen zij noch de buitengewone hitte van de zon zien noch de buitengewone koude. (Soera al-Insan:12-3)
En het hellevuur zal voor iedereen die ziet, duidelijk worden. (Soera an-Naziat:36)
Maar op deze dag zullen de gelovigen over de ongelovigen lachen. (Soera al-Mutafifoen:34)
En de misdadigers zullen het vuur zien en vrezen, dat zij daar in zullen vallen. En zij zullen geen ontsnappingsweg voor zichzelf kunnen vinden. (Soera Al-Kahf:53)
Zoals we zien, gebeurtenissen die nog moeten plaatsvinden na onze dood (uit ons gezichtspunt) worden verteld alsof zij reeds meegemaakte gebeurtenissen uit het verleden zijn in de Qoer-aan. Allah is niet aan het relatieve tijdsframe geboden waar wij toe veroordeeld zijn. Allah heeft deze zaken in de tijdsloosheid gewild; mensen hebben ze al verricht en al deze gebeurtenissen zijn al geleefd en afgelopen. Het is duidelijk in het hieronder staande vers, dat iedere gebeurtenis, groot of klein, binnen de kennis van Allah valt en in een boek genoteerd staat:
Wat jij ook doet, en welk gedeelte van de Qoer-aan jij ook reciteert – en wat jij ook doet, Wij zijn daarvan getuigen, als jullie dat doen. En niets, ter grootte van het gewicht van een atoom (of een kleine mier) is voor jouw Heer op de aarde of in de hemel verborgen. Noch wat groter of kleiner dan dat is maar er is een duidelijk rapport geschreven. (Soera Yoenoes:61)
De onderwerpen die in dit hoofdstuk besproken worden, namelijk de waarheid die achter de materie, de tijdloosheid en de ruimteloosheid ligt, is beslist buitengewoon helder. Zoals al eerder gezegd is, is dit beslist niet een soort filosofie of een manier van denken, maar het zijn kristalheldere waarheden die onmogelijk ontkend kunnen worden. Behalve dat het een technische werkelijkheid is, laten de rationele en logische bewijzen ook geen ruimte voor alternatieven voor dit onderwerp toe; het universum is een illusie met alle materie waaruit het is samengesteld en alle mensen die erop leven. Het is een verzameling waarnemingen.
Materialisten vinden het maar moeilijk dit te begrijpen. Als we bijvoorbeeld nog eens terugkeren naar het voorbeeld van de bus van Politzer: hoewel Politzer technisch wist, dat hij niet uit de waarnemingen kon komen, kon hij dit slechts in een paar gevallen toegeven. Namelijk de gebeurtenissen vonden voor Politzer in de hersenen plaats tot het busongeluk, maar zodra het busongeluk plaatsvindt, komen de zaken uit de hersenen en krijgen een fysieke realiteit. Op dit punt wordt de logische fout heel duidelijk. Politzer maakt namelijk dezelfde fout als de materialistische filosoof Johnson, die zegt: “Ik schop tegen een steen, mijn voet doet pijn en daarom bestaat het” en hij kan maar niet begrijpen, dat de schok die na het busongeluk gevoeld wordt ook niets anders dan een waarneming is.
De onderliggende reden waarom materialisten dit onderwerp maar niet kunnen begrijpen, is hun angst voor het feit dat ze onder ogen moeten zien als ze het wel begrijpen. Lincoln Barnet vertelt, dat dit onderwerp door een paar wetenschappers was ‘waargenomen’.
Tezamen met de filosofische vermindering van alle objectieve realiteit tot een schaduwwereld van waarnemingen, zijn wetenschappers zich bewust geworden van de alarmerende beperkingen van de menselijke zintuigen.230
Elke verwijzing naar het feit, dat materie en tijd een waarneming zijn, veroorzaken bij een materialist grote angst, want dit zijn de enige begrippen die hij als absoluut ervaart. Hij neemt dit bij wijze van spreken als afgodsbeelden aan om te aanbidden, omdat hij denkt, dat hij uit materie en tijd (door middel van de evolutie) geschapen is.
Als hij voelt, dat het universum waarin hij denkt te leven, de wereld, zijn eigen lichaam, andere mensen, andere materialistische ideeën waardoor hij beïnvloed is, kortweg, dat alles een waarneming is, wordt hij geheel door afschuw overmand. Alles waarop hij vertrouwt, waarin hij gelooft, verdwijnt plotseling. Hij voelt zich wanhopig, omdat hij uiteindelijk de Dag des Oordeels zal ondergaan in de ware betekenis waarin het beschreven is, in het vers:
En zij zullen (hun volledige) onderwerping aan Allah alleen aanbieden op die Dag en hun bedachte valse goden zullen van hen verdwijnen. (Soera an-Nahl:87)
Daarom proberen de materialisten zichzelf van de realiteit van de materie te overtuigen, en proberen het ‘bewijs’ voor dit einde te leveren; ze slaan hun vuist tegen de muur, schoppen tegen stenen, schreeuwen, gillen, maar kunnen niet uit de realiteit ontsnappen.
Net zoals ze willen, dat deze realiteit uit hun gedachten verdwijnt, willen zij ook, dat andere mensen die verwerpen. Zij zijn zich ervan bewust, dat de ware aard van de materie over het algemeen bij de mensen bekend is, de primitiviteit van hun eigen filosofie en de onwetendheid van hun wereldopvatting, zal voor iedereen duidelijk worden, en er zal geen enkele mogelijkheid over zijn om hun opvattingen te verwezenlijken. Hun angsten zijn de reden waarom ze zo in de war raken door het feit dat hier verteld wordt.
Allah zegt, dat de angsten van de ongelovigen in het hiernamaals versterkt zullen worden. Op de Dag des Oordeels zullen zij als volgt aangesproken worden:
En op de dag wanneer Wij hen allen zullen verzamelen, zullen Wij tegen degenen die deelgenoten in de aanbidding (met Ons) toekenden, zeggen: “Waar zijn jullie deelgenoten die jullie aan Ons hebben toegekend?” (Soera Al-Anaam:22)
Daarna zullen de ongelovigen voor hun eigendommen, kinderen, en naasten waarvan zij aannamen dat ze echt waren en die als deelgenoten aan Allah toekenden, getuigen en hen verlaten en verdwijnen. Allah vertelt ons hierover in het vers:
Zie! Hoe zij tegen zichzelf liegen! Maar de (leugen) die zij bedachten zal van hen verdwijnen. (Soera Al-Anaam:24)
Terwijl het feit dat materie en tijd waarnemingen zijn, de materialisten verontrust, geldt het tegenovergestelde voor ware gelovigen. Gelovige mensen worden heel blij wanneer zij het geheim achter de materie doorgrond hebben, want deze werkelijkheid is de sleutel tot alle vragen. Met deze sleutel, zullen geheimen ontsloten worden. Men kan dan gemakkelijk vele onderwerpen begrijpen die men vroeger maar moeilijk kon doorgronden.
Zoals al eerder gezegd is, de vragen over dood, paradijs, hel, het hiernamaals, veranderde dimensies en belangrijke vragen zoals: “Waar is Allah?”, “Wat was er voor Allah?”, Wie heeft Allah geschapen?”, “Hoe lang zal het leven in het graf duren?” “Waar zijn de hemel en de hel?” “Waar bestaan de hemel en de hel momenteel?” zijn gemakkelijk te beantwoorden. Er zal begrepen worden met wat voor soort systeem Allah het gehele universum uit het niets geschapen heeft. Het gaat zover met dit geheim, dat vragen over wanneer en waar geen betekenis meer zullen hebben want er zullen geen tijd of plaats meer zijn. Als de ruimteloosheid begrepen wordt, kan men begrijpen, dat hel, hemel en aarde eigenlijk allemaal dezelfde plaats is. Als tijdloosheid begrepen worden, kan men begrijpen, dat alles op hetzelfde moment gebeurt; er wordt op niets gewacht en de tijd gaat niet voorbij, want alles is al gebeurd en afgelopen.
Met dit geheim ontsloten, wordt de wereld voor de gelovige als een hemel. Alle afschuwelijke materiële zorgen, angsten en vrees verdwijnen. Men begrijpt, dat het gehele universum een enkele Soeverein heeft, dat Hij de gehele fysieke wereld net zo kan veranderen als Hij wil en alles wat hij maar hoeft te doen, is zich naar Hem te keren. Hij onderwerpt zich dan geheel aan Allah om zich “aan Uw diensten toe te wijden” (Soera Ali Imraan:35)
Dit geheim begrijpen is de grootste winst van de wereld.
Met dit geheim wordt er een andere zeer belangrijke werkelijkheid die in de Qoer-aan genoemd is, ontsluierd: het feit dat “ Wij hem nader zijn dan zijn halsslagader” (Soera Qaf:16).
Zoals iedereen weet, bevindt de halsslagader zich in het lichaam. Wat kan dichter tot iemand zijn dan zijn binnenste? Deze situatie kan gemakkelijk worden uitgelegd door de werkelijkheid van de ruimteloosheid. Dit vers kan ook veel beter begrepen worden door het begrip van dit geheim.
Dit is een duidelijke waarheid. Het moet duidelijk worden, dat er geen andere helper en voorziener voor de mens is dan Allah. Er is niets behalve Allah; Hij is het enige absolute wezen waartoe men zijn toevlucht moet zoeken, om hulp moet vragen en op een beloning moet rekenen.
Waar we ons ook toe keren, er is de aanwezigheid van Allah.
224 François Jacob, Le jeu des possibles, University of Washington Press, 1982, p. 111.
225 Lincoln Barnett, The Universe and Dr. Einstein, William Sloane Associate, New York, 1948, pp. 52-3.
226 Lincoln Barnett, The Universe and Dr. Einstein, William Sloane Associate, New York, 1948, p. 17
227 Lincoln Barnett, The Universe and Dr. Einstein, William Sloane Associate, New York, 1948, p. 58
228 Paul Strathern, The Big Idea: Einstein and relativity, Arrow Books, 1977, p. 57.
229 Lincoln Barnett, The Universe and Dr. Einstein, William Sloane Associate, New York, 1984, p. 84.
230 Lincoln Barnett, The universe and Dr. Einstein, William Sloane Associate, New York, 1948, pp. 17-18.