Deel II: De Verwerping Van Het Materialisme
Waarschuwing!
Het hoofdstuk wat u nu gaat lezen onthult een cruciaal geheim van uw leven. U moet het zeer aandachtig en grondig lezen, want het gaat over een onderwerp dat wellicht een fundamentele verandering zal veroorzaken op uw kijk op de uiterlijke wereld. Het onderwerp van dit hoofdstuk is niet alleen een bepaalde opvatting, een andere benadering of een traditionele filosofische gedachte; het is een feit dat iedereen, gelovig of ongelovig, moet toegeven en dat door de huidige wetenschap bewezen is.
Mensen die bewust over hun omgeving nadenken, realiseren zich wijselijk, dat in het universum zowel de levende als de dode materie geschapen moet zijn. Dan komt de vraag bij hen op: “Wie is de schepper van dit alles?”
Het is duidelijk dat ‘het feit van de schepping’, dat zichzelf in ieder aspect van het universum openbaart, niet het resultaat van het universum zelf kan zijn. Bijvoorbeeld, een kevertje kan niet zichzelf scheppen. Het zonnestelsel kan niet zichzelf geschapen en georganiseerd hebben. Noch planten, mensen bacteriën, rode bloedcellen, noch vlinders kunnen zichzelf geschapen hebben. De mogelijkheid dat deze alle door toeval tot stand zijn gekomen, is zelfs onvoorstelbaar.
Daarom komen we tot de volgende conclusie: alles wat we zien is geschapen. Maar niets wat we zien, kan zelf de ‘schepper’ zijn. De Schepper onderscheidt zich en is superieur aan alles wat wij met onze ogen kunnen zien, een superieure kracht die onzichtbaar is, maar waarvan het bestaan en de eigenschappen in alles wat er bestaat, geopenbaard worden.
Dit is het punt waar degenen die het bestaan van Allah ontkennen, bezwaar tegen maken. Deze mensen zijn geconditioneerd om niet in Zijn bestaan te geloven, tenzij zij Hem met hun eigen ogen zien. Deze mensen, die het feit van de ‘schepping’ verwerpen, zijn gedwongen om de werkelijkheid van de ‘schepping’, die door het hele universum heen duidelijk wordt, te negeren en zij leveren valse bewijzen, dat het universum en de levende wezens niet geschapen zijn. De evolutietheorie is het schoolvoorbeeld van hun ijdele pogingen hiervoor.
De fundamentele fout van degenen die Allah ontkennen, wordt door veel mensen gedeeld, die eigenlijk niet het bestaan van Allah ontkennen, maar een verkeerd beeld van Hem hebben. Zij ontkennen de schepping niet, maar hebben bijgelovige ideeën over ‘waar’ Allah is. De meesten van hen denken, dat Allah boven in de ‘hemel’ is.
Ze nemen stilletjes aan, dat Allah achter een verre planeet verscholen is en zich zo nu en dan eens bezighoudt met de ‘wereldse zaken’. Of misschien bemoeit Hij zich daar in het geheel niet mee: Hij heeft een universum geschapen en heeft het daarna aan zichzelf en de mensen overgelaten om daarmee zelf hun lot te bepalen.
Maar anderen hebben gehoord, dat in de Qoer-aan geschreven staat, dat Allah ‘alom vertegenwoordigd’ is, maar zij kunnen niet begrijpen wat dat precies betekent. Zij denken dan, dat Allah alles omringt, zoals radiogolven of als onzichtbaar, ontastbaar gas.
Maar deze opvatting en andere geloven die niet in staat zijn duidelijk te maken ‘waar’ Allah is (en Hem misschien daarom ontkennen) zijn alle op een algemene fout gebaseerd. Zij zijn zonder enige reden bevooroordeeld en zij hebben een verkeerd beeld van Allah. Wat is dit vooroordeel?
Dit vooroordeel betreft de natuur en de eigenschappen van materie. Wij zijn zo geconditioneerd over het bestaan van materie, dat we niet nadenken of het echt bestaat of dat het slechts een schaduw is. Moderne wetenschap vernietigt dit vooroordeel en opent een heel belangrijke en indrukwekkende werkelijkheid. Op de volgende pagina’s zullen we deze grote werkelijkheid waarnaar de Qoer-aan verwijst, proberen uit te leggen.
Prikkels die van een object komen worden omgezet in elektrische signalen en veroorzaken een effect in de hersenen. Als we ‘zien’ kijken we eigenlijk naar het effect van deze elektrische signalen in de hersenen. |
Alle informatie die we over de wereld waarin wij leven hebben, wordt bij ons door de vijf zintuigen geleverd. De wereld die wij kennen, bestaat uit wat onze ogen zien, onze handen voelen, onze neus ruikt, onze tong proeft en onze oren horen. We denken nooit, dat de wereld buiten anders kan zijn dan onze zintuigen ons laten waarnemen, want we zijn sinds de geboorte alleen maar van deze zintuigen afhankelijk.
Modern onderzoek in de verschillende takken van wetenschap verwijst echter naar een ander begrip en schept een oprechte twijfel over onze zintuigen en de wereld die we daarmee waarnemen.
Het beginpunt van deze benadering is het besef van een ‘uiterlijke wereld’ die alleen in onze hersenen geschapen is als antwoord op elektrische signalen. De roodheid van de appel, de hardheid van het hout en verder, uw moeder, vader, uw familie en alles wat u bezit, uw huis, uw baan, de regels van dit boek, zijn alleen samengesteld uit elektrische signalen.
Frederick Vester legt het punt uit dat de wetenschap over dit onderwerp heeft bereikt:
“Uitingen van wetenschappers dat ‘de mens een beeld is, alles wat ervaren wordt tijdelijk en bedrieglijk is en dat dit universum een schaduw is, lijkt tegenwoordig door de wetenschap bewezen te zijn.”207
De beroemde filosoof George Berkeley geeft over dit onderwerp het volgende commentaar:
“Wij geloven in het bestaan van objecten, alleen maar omdat we ze zien en ze aanraken, en zij worden door onze waarneming bij ons weerspiegeld. Maar onze waarneming is slechts een idee in ons verstand. Dus objecten die wij met onze waarneming gevangen houden zijn niets anders dan ideeën, en deze ideeën zijn noodzakelijkerwijs nergens anders dan in ons verstand… Aangezien dit alles alleen in ons verstand bestaat, betekent het, dat wij door vervormingen misleidt worden, wanneer wij ons voorstellen, dat het universum en de dingen een bestaan buiten ons verstand hebben. Dus niets van alle zaken om ons heen heeft een bestaan buiten ons verstand.”208
Om dit onderwerp te verduidelijken moeten we het zintuig van het zicht eens nader bekijken, dit geeft ons de meest uitgebreide informatie over de uiterlijke wereld.
Zelfs op het moment dat we de het licht en de hitte van het vuur voelen, is de binnenkant van de hersenen pikkedonker en verandert de temperatuur daar nooit. | |
Bundels licht komen van het object en vallen omgekeerd op het netvlies. Hier wordt het beeld omgezet in elektrische signalen en naar het gezichtscentrum gebracht, achterin de hersenen. Omdat de hersenen van licht worden afgeschermd, is het voor het licht onmogelijk om het gezichtscentrum te bereiken. Dit houdt in dat we een grote wereld vol licht en diepte zien in een kleine plek die van het licht is afgeschermd. |
We zien alles om ons heen als gekleurd in de duisternis van onze hersenen, net zoals deze tuin er gekleurd uitzient uit het raam van een donkere kamer. |
Het zien vindt op een heel progressieve manier plaats. Lichtbundels (fotons) die van een object afkomen naar het oog, gaan door de lens voor in het oog, waar deze gebroken worden en zij vallen in spiegelbeeld op de retina aan de achterkant van het oog. Hier wordt het binnengekomen licht omgezet in elektrische signalen, die door neuronen op een kleine plaats, die het gezichtscentrum genoemd wordt en zich in de achterkant van de hersenen bevindt, omgezet. Dit elektrische signaal wordt als een beeld in dit hersencentrum waargenomen na een aantal processen. Het eigenlijke zien vindt hier plaats op een kleine plaats achter in de hersenen, die pikkedonker is en volledig van het licht is afgeschermd.
Laten wij dit ogenschijnlijk normale en onopvallende proces eens nader beschouwen. Als we zeggen dat ‘we zien’, zien we eigenlijk de effecten van de impulens die ons oog bereiken en in onze hersenen verwerkt worden nadat ze tot een elektrisch signaal zijn omgezet. Dat wil zeggen, dat, als we zeggen ‘we zien’, we eigenlijk de elektrische signalen in onze hersenen waarnemen.
Alle beelden die we in het leven zien worden in ons gezichtscentrum gevormd, dat alleen maar een paar kubieke centimeter van onze hersenen is. Zowel het boek dat u nu leest als het eindeloze landschap dat u ziet als u naar de horizon staart, passen op deze kleine plaats. Iets anders waar we ook aan moeten denken, is, dat, zoals we al eerder hebben opgemerkt, de hersenen volledig van het licht zijn afgeschermd; binnenin is het helemaal donker. De hersenen hebben geen contact met het licht zelf.
Wij kunnen deze interessante situatie met een voorbeeld uitleggen. Laten we aannemen, dat er een brandende kaars voor ons staat. We kunnen ervoor gaan zitten en er een tijd naar kijken. Maar gedurende deze periode hebben onze hersenen nooit direkt contact met het licht van de kaars, de binnenkant van onze hersenen is helemaal donker. We nemen een kleurrijke heldere wereld waar in onze donkere hersenen.
R.I Gregory geeft de volgende uitleg over het wonderlijke aspect van zien, een handeling die we als zo vanzelfsprekend beschouwen:
Wij zijn zo vertrouwd met het zien, dat het een sprong in onze verbeelding nodig heeft om ons te realiseren dat er problemen zijn die opgelost moeten worden. Maar we moeten erover nadenken. Wij krijgen kleine verminkte beelden die ondersteboven staan in onze ogen, en wij zien apart duidelijke objecten in de omgeving. Van de simulatiepatronen op de retina nemen we de wereld van objecten waar en dit is niets minder dan een wonder.209
Alles wat we in ons leven zien wordt in een deel van de hersenen gevormd dat het ‘gezichtscentrum’ wordt genoemd, achter in onze hersenen, dat maar een paar vierkante centimeter omvat. Zowel het boek dat u nu leest als het grenzeloze landschap dat u ziet als u naar de horizon staart, passen op deze kleine plaats. Daarom zien we objecten niet in hun werkelijke grootte zoals ze buiten bestaan, maar in de grootte die door onze hersenen wordt waargenomen. |
Dezelfde situatie geldt voor de andere zintuigen. Gehoor, tast, smaak en geur worden allemaal in de hersenen als elektrische signalen verwerkt en worden in de desbetreffende centra van de hersenen waargenomen.
Het horen vindt op eenzelfde manier plaats. Het buitenoor vangt de beschikbare geluiden op in de oorschelp en stuurt ze naar het middenoor; het middenoor stuurt de geluidsvibraties naar het binnenoor door ze te versterken; het binnenoor stuurt deze vibraties naar de hersenen door ze om te zetten in elektrische signalen. Net als bij het oog komt het gehoor tenslotte uit bij het gehoorcentrum in de hersenen. De hersenen zijn, net als bij het licht, van het geluid geïsoleerd. Daarom is de binnenkant van de hersenen volledig stil, ongeacht hoe lawaaiierig het buiten ook is.
Niettemin wordt het kleinste geluid door de hersenen waargenomen. Dit is zo perfect, dat het oor van een gezond iemand alles hoort zonder atmosferische ruis of interventie. In uw hersenen, die van het geluid afgeschermd zijn, luistert u naar de symfonieën van een orkest, hoort u alle geluiden van een drukke ruimte en neemt u alle geluiden waar van het ruisen van een blad tot het gebrul van een straalvliegtuig. Maar als het geluid in uw hersenen door een gevoelig apparaat gemeten zou worden, dan zou men zien, dat daar een volslagen stilte heerst.
Onze waarneming van geuren vindt op dezelfde manier plaats. Vervliegende moleculen, veroorzaakt door zaken als vanille of een roos, komen bij de receptoren in de delicate haartjes van de huid en slijmcellen in de neus en daar vindt een interactie plaats. Deze interactie wordt aan de hersenen in de vorm van elektrische signalen doorgegeven en dit wordt als geur waargenomen. Alles wat we ruiken, goed of slecht, is niets anders dan de waarneming van de hersenen van een interactie van de vervliegende moleculen, nadat zij omgezet zijn in elektrische signalen. U neemt de geur van een parfum, een bloem, voedsel dat u lekker vindt, de zee of andere geuren die u wel of niet aangenaam vindt, in uw hersenen waar. De moleculen zelf bereiken nooit de hersenen. Net als met het geluid en het gezicht, is alles dat uw hersenen bereikt, alleen elektrische signalen. Met andere woorden, alle geuren waarvan u aangenomen heeft, dat ze tot externe objecten behoren sinds het moment dat u geboren bent, zijn slechts elektrische signalen die u voelt door middel van uw zintuigen.
Er zijn ook vier verschillende soorten chemische receptoren op het voorste gedeelte van de menselijke tong. Deze brengen de smaken zout, zoet, zuur en bitter over. Onze tastreceptoren geven deze waarnemingen door als elektrische signalen, na een reeks chemische processen en brengen dit aan de hersenen over. Deze signalen worden als smaak in de hersenen waargenomen. De smaak die u heeft, als u een reep chocola eet of een stuk fruit dat u lekker vindt is, de interpretatie van elektrische signalen door de hersenen. U kunt nooit bij het object buiten komen; u kunt nooit de chocola zelf zien, ruiken of proeven. Bijvoorbeeld, als de smaakzenuwen die naar uw hersenen lopen, doorgesneden zijn, zal niets dat u op dat moment eet, de hersenen kunnen bereiken, u zult dan volledig uw gevoel voor smaak verloren hebben.
De ontdekkingen van de moderne natuurkunde laten zien, dat het universum een verzameling waarnemingen is. De volgende vraag verschijnt op de voorpagina van het bekende Amerikaanse wetenschappelijke blad New Scientist dat het nummer van 30 januari 1999 hiraan wijdde: “Voorbij de werkelijkheid: Is het universum echt een spel van primaire informatie en materie slechts een luchtspiegeling?” |
Op dit punt komen we ook aan een ander feit toe: we zijn nooit zeker, dat, wat we voelen wanneer we voedsel proeven en wat een ander voelt wanneer hij hetzelfde voedsel proeft, of wat we horen wanneer we een stem horen en wat een ander hoort wanneer hij een stem hoort hetzelfde is. Over dit feit zei Lincoln Barnet, dat niemand weet of een ander de kleur rood of de noot C op dezelfde manier waarneemt als hijzelf. 210
Onze tastzin is niet anders dan de andere zintuigen. Als we een voorwerp aanraken, zal alle informatie die ons helpt de externe wereld en voorwerpen te herkennen door de zenuwcellen in de huid naar de hersenen overgebracht worden. Het gevoel iets aan te raken wordt in onze hersenen gevormd. In tegenstelling tot wat algemeen wordt aangenomen, bevindt de plaats waar we iets voelen zich niet op de toppen van onze vingers of in de huid, maar in het centrum voor de tastzin in onze hersenen. Als gevolg van de gevoeligheid van de hersenen voor de elektrische prikkeling die van de objecten komt, hebben we verschillende gevoelen over deze objecten met betrekking tot de hardheid of zachtheid, de hitte of kou. We nemen alle details waar die ons helpen om een object door deze prikkeling te herkennen. Over dit belangrijke feit zijn de gedachten van twee beroemde filosofen: B. Russel en L. Wittgeinstein, het volgende:
Of een citroen bijvoorbeeld wel of niet echt bestaat en hoe die ontstaan is, kan niet onderzocht of afgevraagd worden. Een citroen bestaat voornamelijk uit smaak die door de tong wordt waargenomen, door geur die door de neus geroken wordt, een kleur en vorm waargenomen door het oog; en slechts deze eigenschappen ervan kunnen het onderwerp van een onderzoek of een bepaling zijn. Wetenschap kan nooit de fysieke wereld kennen. 211
Het is voor ons onmogelijk om de fysieke wereld te bereiken. Alle objecten om ons heen zijn een verzameling van waarnemingen zoals zien, horen en voelen. Door het doorgeven van de gegevens aan het gezichtscentrum en andere zintuiglijke centra, komen onze hersenen gedurende ons hele leven niet de originele vorm van de materie tegen die buiten ons bestaat, maar eerder een kopie die in onze hersenen gevormd wordt. Op dit punt worden we misleid door aan te nemen, dat deze kopieën de ware materie buiten ons zijn.
Als resultaat van kunstmatige prikkeling kan een fysieke wereld als even waar en echten als de werkelijke wereld in onze hersenen gevormd worden zonder dat die fysieke wereld bestaat. Als resultaat van de kunstmatige prikkeling kan iemand denken, dat hij in zijn auto rijdt, terwijl hij eigenlijk thuis zit. |
Als gevolg van de beschrijving van die fysieke feiten tot dusver mogen we het volgende concluderen. Alles wat we zien, voelen, horen en als “materie” waarnemen, de wereld of “het universum” zijn niets anders dan elektrische signalen die in onze hersenen plaatsvinden.
Iemand die een stuk fruit eet, wordt niet met het echte fruit geconfronteerd, maar met de waarneming in de hersenen. Het object dat door die persoon als “fruit” wordt beschouwd, bestaat uit een elektrische impressie in de hersenen over de vorm, smaak, geur en samenstelling van het fruit. Als de gezichtszenuw die naar de hersenen loopt, plotseling beschadigd zou worden, dan zal het beeld van het fruit opeens verdwijnen. Of een storing in de zenuw die van de receptoren in de neus loopt naar de hersenen zal volledig het gevoel van de geur tenietdoen. Eenvoudig gezegd: het fruit is niets anders dan de interpretatie van elektrische signalen door de hersenen.
Een ander punt waar we onze aandacht op moeten richten, is ook het gevoel voor afstand. Afstand, zoals bijvoorbeeld de afstand tussen u en dit boek, is slechts een gevoel van leegheid dat door uw hersenen gevormd wordt. Objecten die in de blik van iemand op afstand staan, bestaan ook in de hersenen. Bijvoorbeeld iemand kijkt naar de sterren in de hemelen en neemt aan, dat zij miljoenen lichtjaren ver van hem staan. Maar wat hij “ziet” zijn eigenlijk de sterren in hem zelf, in zijn gezichtscentrum. Als u deze regels leest, bent u in werkelijkheid niet in de kamer waarvan u aanneemt dat u er bent; integendeel, de kamer is in u. Uw zien van uw lichaam laat u denken, dat u daarin bent. Maar u moet er ook aan denken, dat ook uw lichaam een beeld is dat in uw hersenen gevormd wordt.
Hetzelfde geldt voor al uw waarnemingen. Bijvoorbeeld, wanneer u denkt een geluid te horen van de televisie in de kamer naast u, ervaart u in werkelijkheid het geluid in uw hersenen. Noch kunt u bewijzen, dat de kamer naast die van u bestaat, noch dat het geluid van de televisie in die kamer komt. Zowel het geluid waarvan u denkt, dat het meters van u vandaan komt en het gesprek van de mensen direkt naast u, worden waargenomen in een paar vierkante centrimeters-groot centrum voor het gehoor in uw hersenen. Naast het waarnemingscentrum bestaan geen concepten zoals rechts, links voor of achter. Dat wil zeggen: het geluid komt niet van de rechts, van de links of uit de lucht; er is geen richting waarvan het geluid komt.
De geuren die u waarneemt, zijn net zo; geen enkele geur komt tot u van een lange afstand. U neemt aan, dat de eindeffecten daarvan die in uw centrum van de geur gevormd worden, de geur van de objecten buiten is. Maar net zoals het beeld van een roos zich in uw gezichtscentra bevindt, zit de geur van deze roos in uw centrum voor geur; er is noch een roos noch een geur die naar de buitenwereld verwijst.
De “buitenwereld” die door onze waarneming aan ons gepresenteerd wordt, is niets anders dan een verzameling van elektrische signalen die onze hersenen bereiken. Door ons hele leven heen worden deze signalen door onze hersenen verwerkt en wij leven zonder te herkennen, dat we fouten maken in onze veronderstelling dat dit de originele versie is van de materie die in de “buitenwereld” bestaat. We worden misleid, omdat we zelf nooit bij de materie komen door middel van onze zintuigen.
De hersenen zijn een hoop cellen gemaakt van proteïne en vetmoleculen. Ze worden gevormd door zenuwcellen die neuronen worden genoemd. Er is geen macht in dit stukje vlees om beelden te zien, een bewustzijn te vormen of het wezen te scheppen dat wij “ik zelf” noemen. |
Verder zijn het weer onze hersenen die de betekenis van signalen interpreteren en er eigenschappen aan geven waarvan we aannemen dat het de “buitenwereld” is. Bijvoorbeeld, laten we het gehoor eens bekijken. Het zijn eigenlijk onze hersenen die de geluidsgolven in de “buitenwereld” in een symfonie omzetten. Dat wil zeggen, muziek is ook een waarneming die in onze hersenen gevormd wordt. Hetzelfde geldt als wij kleuren zien, wat onze ogen bereikt is niets anders dan elektrische signalen van verschillende golflengtes. Het zijn weer onze hersenen die deze signalen omzetten in kleuren. In de “buitenwereld” zijn geen kleuren. De appel is niet rood noch de lucht blauw of zijn de bomen groen. Zij zijn zoals zij zijn alleen maar, omdat wij ze zo waarnemen. De “buitenwereld” is geheel afhankelijk van de waarnemer.
Elk gering defect in de retina van het oog veroorzaakt kleurenblindheid. Sommige mensen nemen blauw als groen waar, sommigen rood als blauw en sommigen alle kleuren als verschillende gradaties grijs. Op dit punt maakt het niet uit of iets gekleurd is of niet.
De prominente denker Berkeley snijdt ook dit feit aan:
“In het begin dacht men, dat kleuren, geuren, etc. “echt bestonden”, maar geleidelijk is men op die opvatting teruggekomen en men begreep, dat zij slechts bestonden bij de gratie van onze waarneming.”212
Concluderend, de reden waarom we objecten gekleurd zien, is niet, omdat zij gekleurd zijn of omdat ze een onafhankelijk materieel bestaan hebben buiten onszelf. De waarheid van de materie is veeleer, dat alle eigenschappen die wij eraan toeschrijven in ons zijn en niet in de “buitenwereld”.
Wat blijft er dus van de “buitenwereld” over?
Tot dusver hebben we herhaaldelijk over de “buitenwereld” gesproken en over een wereld van waarnemingen die in onze hersenen gevormd wordt, de laatste is de wereld die we zien. Maar omdat we nooit echt in staat zijn om bij de “buitenwereld” te komen, hoe kunnen we er dan zeker van zijn dat er echt zo’n wereld bestaat?
Eigenlijk kunnen we dat niet. Omdat ieder object alleen maar een verzameling van waarnemingen is en omdat die waarnemingen alleen in ons hoofd bestaan, is het nauwkeuriger om te zeggen, dat de enige wereld die bestaat, de wereld van de waarnemingen is. De enige wereld die wij kennen, is de wereld die in ons hoofd bestaat; de wereld die daar ontworpen, opgeslagen en levendig gemaakt wordt, de wereld die kort gezegd in ons hoofd geschapen wordt. Dat is de enige wereld waar we zeker van kunnen zijn.
We kunnen nooit bewijzen, dat de waarnemingen die we door onze hersenen observeren een materiele correlatie hebben. Deze waarnemingen kunnen ook wel van een “kunstmatige” bron afkomstig zijn.
Het is mogelijk om dit te bekijken. Valse prikkelingen kunnen in onze hersenen een geheel denkbeeldige “materiele wereld” vormen. Bijvoorbeeld, laten we eens aan een hoogontwikkeld opnameinstrument denken, waar alle elektrische soorten signalen mee kunnen worden opgenomen. Laten we eerst alle data die bij een bepaalde situatie horen (waaronder het beeld van het lichaam valt) aan dit apparaat doorgeven, dat ze in elektrische signalen omzet. Laten we ten tweede eens aannemen, dat uw hersenen zonder lichaam kunnen overleven. En tenslotte, laten we ons opname-instrument met elektroden die als zenuwen functioneren aan onze hersenen aansluiten en de al eerder opgenomen data naar onze hersenen sturen. In dit stadium heeft u van uzelf het gevoel, dat u in een kunstmatig ontworpen omgeving leeft. U kunt bijvoorbeeld gemakkelijk aannemen, dat u snel over de snelweg rijdt. Het wordt nooit mogelijk te begrijpen, dat u uit niets anders bestaat dan uw hersenen. Dat is, omdat datgene wat nodig is om een wereld in uw hersenen te vormen, niet in de echte wereld bestaat, maar eerder de aanwezigheid van prikkels is. Het is heel goed mogelijk dat deze prikkels uit een kunstmatige bron komen, zoals een opname-instrument.
In dit verband zegt de befaamde wetenschappelijk filosoof Bertrand Russell:
“Het tastgevoel dat we ervaren als we met onze vingers op de tafel drukken, is een elektrische verstoring van de elektronen en protonen op onze vingertoppen, geproduceerd, volgens de moderne natuurkunde, door de nabijheid van elektronen en protonen van de tafel. Als op een andere manier dezelfde verstoring in onze vingertoppen komt, dan zouden we de prikkeling hebben, ondanks dat er geen tafel is.”213
Het is voor ons echt heel gemakkelijk om bedrogen te worden in wat we geacht worden waar te nemen zonder dat er enige echte materiële correlatie is. Wij maken dit gevoel vaak in onze dromen mee. In onze dromen ervaren we gebeurtenissen, zien mensen, dingen en situaties, die helemaal echt lijken. Maar zij zijn niets anders dan waarnemingen. Er is geen fundamenteel verschil tussen de droom en de ‘echte’ wereld; beide ervaren we in de hersenen.
Zoals we dat nu toe hebben verteld, is er geen twijfel over het feit, dat de wereld waar we in denken te wonen en die we de ‘buitenwereld’ noemen, in onze hersenen geschapen wordt. Maar hier komt een zeer belangrijke vraag op. Als alle fysieke gebeurtenissen die wij kennen van nature waarnemingen zijn, hoe zit het dan met onze hersenen? Omdat onze hersenen onderdeel van de fysieke wereld zijn, net als onze armen, benen of ieder ander object, zouden ze ook een waarneming moeten zijn, net zoals alle andere objecten.
Een voorbeeld over dromen zal dit onderwerp verder verhelderen. Laten we eens aannemen, dat we de droom in onze hersenen zien in overeenstemming met wat tot dusver gezegd is. In de droom hebben we een denkbeeldig lichaam, een denkbeeldige arm, een denkbeeldig oog en een denkbeeldig stel hersenen. Als ons in onze droom gevraagd wordt: “waar zie je?” dan zouden we antwoorden: “ik zie in mijn hersenen.” Maar eigenlijk zijn er geen hersenen om over te praten, maar een denkbeeldig hoofd en een denkbeeldig stel hersenen. De waarnemer van de beelden is niet de denkbeeldige hersenen in de droom, maar een ‘wezen’, dat daar ver boven staat.
We weten, dat er geen fysiek onderscheid bestaat tussen de situatie in een droom en de situatie in wat wij het echte leven noemen. Dus, als ons in de situatie die wij het echte leven noemen, de bovenstaande vraag: “waar zie je” gesteld wordt, dan is het net zo betekenisloos als het antwoord ‘in mijn hersenen” zoals in het bovenstaande voorbeeld. In beide omstandigheden is het wezen dat ziet en waarneemt niet de hersenen, die eigenlijk maar een brok vlees zijn.
Als we de hersenen analyseren, zien we dat ze niets anders bevatten dan lipide- en proteïnemoleculen, deze bestaan ook in andere levende organismen. Dit houdt in, dat in het stuk vlees dat we onze ‘hersenen’ noemen, niets is wat de beelden waarneemt, wat het bewustzijn vormt of het wezen schept, dat wij ‘ik zelf’ noemen.
R.L. Gregory verwijst naar een fout die mensen met betrekking tot de waarneming in hun hersenen maken:
“Er is een verleiding die vermeden moet worden, een verleiding om te zeggen, dat de ogen beelden in de hersenen vormen. Een beeld in de hersenen houdt de noodzaak in van een bepaald innerlijk oog om het te zien – maar dit houdt een ander oog in om het plaatje daarvan te zien… en dit gaat maar door tot een eindeloze rij ogen en plaatjes. Dit is absurd.”214
Dit is nu juist het punt dat de materialisten, die niets behalve de materie als waar aannemen, in twijfel brengt. Aan wie behoort ‘het oog binnenin’ toe dat ziet, dat waarneemt wat het ziet en reageert?
Karl Pribram concentreert zich ook op deze belangrijke vraag in de wereld van de wetenschap en de filosofie, de vraag wie de waarnemer is.
“Filosofen hebben sinds de Grieken gespeculeerd over de geest in de machine de “kleine man in de kleine man”etc.. Waar is de ik - de entinuteit die de hersenen gebruikt? Wie doet het daadwerkelijke weten? Of, zoals Sint Franciscus zei: “Waar we willen zien, is degene die ziet.”215
Denk nu na over het volgende: het boek in uw handen, de kamer waar u in bent, kortom alle beelden voor u die in uw hersenen gezien worden. Zijn het de atomen die deze beelden zien? Blinde, dove onbewuste atomen? Waarom verkrijgen sommige atomen deze eigenschap en anderen niet? Bestaan onze handelingen van denken, begrijpen, herinneren, blij zijn, ongelukkig zijn en al het andere uit elektrochemische reacties tussen deze atomen?
Als we over deze vragen nadenken, dan realiseren wij ons, dat het onzin is om naar de wil in de atomen te zoeken. Het is duidelijk, dat het wezen dat ziet, hoort en voelt, een wezen is, dat boven de materie staat. Dit wezen is ‘levend’ en het is noch materie noch het beeld van de materie. Dit wezen, dat zich met de waarneming voor zich associeert door gebruik te maken van het beeld van ons lichaam.
Dit samenraapsel van waarnemingen die we de materiële wereld noemen, is een droom die door deze ziel wordt geobserveerd. Net zoals het lichaam dat we bezitten en de materiële wereld die we in onze dromen zien, heeft het geen realiteit, het universum dat we in beslag nemen en het lichaam dat we bezitten hebben geen materiële werkelijkheid.
Het ware wezen is de ziel. Materie bestaat uitsluitend als waarnemingen gezien door de ziel. De intelligente wezens die schrijven en deze regels lezen, zijn niet ieder een hoop atomen en moleculen - en de chemische reacties daartussen – maar een ‘ziel’.
Al deze feiten brengen ons oog in oog met een heel belangrijke vraag. Als datgene waarvan we aannemen, dat het de materiële wereld is, voornamelijk is samengesteld uit de waarnemingen gezien door onze ziel, wat is dan de bron van deze waarnemingen?
Om een antwoord op deze vraag te kunnen geven, moeten we het volgende feit in beschouwing nemen: materie heeft uit zichzelf geen eigen geregeld bestaan. Omdat materie een waarneming is, is het iets ‘kunstmatigs’. Dat wil zeggen, deze waarneming moet door een andere kracht veroorzaakt zijn, wat betekent, dat het eigenlijk geschapen moet zijn. Verder, deze schepping moet voortdurend zijn. Als er geen voortdurende consistente schepping bestaat, dan zou dat wat we materie noemen, verdwijnen en verloren gaan. Dit lijkt op een televisie waarop het plaatje getoond wordt zolang de signalen maar uitzenden. Dus wie laat onze ziel de sterren, de aarde, de planten, de mensen, ons lichaam en al het andere dat we ervaren, zien?
Het is overduidelijk dat er een almachtige Schepper bestaat, Die het hele materiële universum geschapen heeft, d.w.z. de som van onze waarnemingen, en Die onvermoeid met Zijn schepping doorgaat. Omdat deze Schepper zo’n magnifieke schepping laat zien, moet Hij zeker een oneindige kracht en macht bezitten.
De Schepper stelt Zichzelf aan ons voor. Hij heeft een boek neergezonden en in dit boek beschrijft Hij Zichzelf, het universum en de reden van ons bestaan aan ons.
De Schepper is Allah en de naam van Zijn boek is de Qoer-aan
Het feit dat de hemelen en aarde, d.w.z. het universum niet stabiel is, dat hun aanwezigheid alleen door Allahs schepping mogelijk wordt gemaakt en dat zij zullen verdwijnen als Hij met Zijn schepping stopt, worden allemaal in het vers als volgt uitgelegd:
Waarlijk! Allah grijpt de hemelen en de aarde opdat zij niet van hun plaats afgaan, en als zij van hun plaatsen afgaan, dan is er niemand die hen kan grijpen na Hem. Waarlijk, Hij is de altijd Verdraagzame, de Vaak-Vergevende. (Soera Fatir:41)
Zoals we al in het begin hebben gezegd, sommige mensen hebben geen juist begrip van Allah en stellen zich, voor dat Hij ergens aanwezig is in de hemelen en zich niet echt met wereldlijke zaken bemoeit. De basis van deze logica ligt in de gedachte, dat het universum een combinatie van materie is en dat Allah ‘buiten’ deze materiële wereld staat, op een plaats ver hier vandaan. In een paar valse godsdiensten is het geloof in Allah tot dit begrip beperkt.
Maar, zoals we tot nu toe hebben gezien, bestaat materie alleen uit prikkelingen. En het enige echte absolute wezen is Allah. Dat betekent, dat alleen Allah bestaat, alles behalve Hem zijn schaduwwezens. Daarom is het onmogelijk om Allah als een apart wezen buiten deze hele hoop materie te zien. Allah is beslist ‘overal’ en omringt alles. Deze werkelijkheid wordt in de Qoer-aan als volgt uitgelegd:
Allah! Geen heeft het recht om aanbeden te worden behalve Hij, de Eeuwiglevende, de Ene Die alles wat bestaat onderhoudt en beschermt. Sluimer noch slaap overmant Hem. Aan Hem behoort alles wat in de hemel en wat op aarde is toe. Wie is hij die kan bemiddelen bij Hem zonder Zijn toestemming? Hij weet wat met hen gebeurt in de wereld en wat er met hen in het hiernamaals gebeurt. En er gebeurt niets zonder Zijn kennis behalve wat Hij wil. Zijn troon strekt zich uit over de hemelen en de aarde en Hij voelt geen vermoeidheid in het hoeden en onderhouden daarvan. En Hij is de Allerhoogste, de Allergrootste. (Soera Bakara:255)
Het feit, dat Allah niet aan ruimte gebonden is en dat Hij alles omringt, wordt in het volgende vers als volgt gezegd:
En aan Allah behoort het oosten en het westen, dus waar jullie jezelf ook toe keren, daar is het aangezicht van Allah. Allah is voldoende voor de behoefte van Zijn schepselen. Alwetend. (Soera Bakara:115)
Omdat materiële wezens ieder een waarneming zijn, kunnen ze Allah niet zien, maar Allah ziet de materie die Hij in al zijn vormen geschapen heeft. In de Qoer-aan wordt dit feit als volgt omschreven:
Geen gezichtspunt kan Hem bevatten. Maar Zijn bevattingsvermogen is over alle gezichtspunten (Soera al-Anaam:103)
D.w.z. dat we Allahs bestaan niet met onze ogen kunnen waarnemen, maar Allah heeft grondig ons innerlijk, uiterlijk, verschijning en gedachten omringd. We kunnen geen woord uiten zonder Zijn kennis, noch kunnen we een ademteug nemen.
Als we deze zintuiglijke prikkels door de loop van ons leven bekijken, is het wezen dat ons het meest dichtbij staat niet één van deze prikkelingen, maar Allah zelf.
Waarom is het dan niet wanneer het (de ziel) de keel bereikt; en jullie er op dat moment naar kijken, Wij meer in zijn nabijheid zijn dan jullie,
maar jullie zien het niet.
( Soera 56:83-85)
Het geheim van het volgende vers van de Qoer-aan wordt in deze waarheid verborgen:
En zeker, Wij hebben de mens geschapen en Wij weten wat hij in zichzelf zegt. Wij zijn hem nader dan zijn eigen halsslagader. (Soera Qaf:16)
Als iemand denkt, dat zijn lichaam van materie gemaakt is, kan hij het belang niet begrijpen van dit feit. Als hij zijn hersenen als ‘zichzelf’ beschouwt, dan zal de plaats die hij als buitenkant beschouwt 20 tot 30 cm van hem verwijderd zijn. Maar als hij begrijpt, dat er niet zoiets als materie is, en dat alles verbeelding is, dan verliezen begrippen als buitenkant, binnenkant of dichtbij hun betekenis. Allah heeft hem omringd en Hij is ‘oneindig dichtbij’ hem.
Allah vertelt de mensen, dat Hij ‘oneindig dichtbij’ hen is in het vers En als Mijn slaven jou over Mij ondervragen (antwoord hen) dan dat Ik zeker in hun buurt ben, (Soera Baqara:186). Een ander vers vertelt hetzelfde En (gedenk) dat, toen Wij jullie vertelden: “Waarlijk! Jullie Heer heeft de mensheid omringd.” (Soera al-Isra:60).
De mens wordt misleid door de gedachte, dat degene die het dichtst bij hem is, hijzelf is. Allah is in werkelijkheid nog dichter bij ons dan onszelf. Hij roept onze aandacht voor dit punt in het volgende vers op: Waarom is het dan niet wanneer het (de ziel) de keel bereikt; en jullie er op dat moment naar kijken, Wij meer in zijn nabijheid zijn dan jullie, maar jullie zien het niet. (Soera al-Waqia). Zoals in het vers verteld wordt, zijn de mensen zich niet bewust van dit fenomenale feit, omdat zij het niet met hun eigen ogen zien.
Aan de andere kant is het onmogelijk voor de mens, die niets anders dan een schaduwwezen is, om een kracht en een wil te hebben die onafhankelijk van Allah is. Het vers: Terwijl Allah jullie en wat jullie gemaakt heeft, heeft geschapen!” (Soera as-Saffat:96) laat zien dat alles wat we ervaren onder het gezag van Allah plaatsvindt. In de Qoer-aan staat deze realiteit in het vers: en jij hebt niet gegooid toen jij gooide, maar Allah gooide, (Soera Al-Anfal:17) waarbij benadrukt wordt, dat geen enkele daad onafhankelijk van Allah is. Omdat de mens een schaduwwezen is, kan het zelf niet de daad van het gooien verrichten. Maar Allah geeft dit schaduwwezen het gevoel van het zelf. In werkelijkheid verricht Allah alle daden. Dus als men de daden verricht die men zelf doet, betekent het eigenlijk dat men zichzelf bedriegt.
Dit is de werkelijkheid. Iemand kan het wel niet willen toegeven en kan denken dat hij zelf een wezen is dat onafhankelijk van Allah is, maar dat verandert niets. Natuurlijk is zijn domme ontkenning opnieuw volgens Allahs wil en wens.
Zoals we nu duidelijk zien, is het een wetenschappelijk en logisch feit, dat de ‘buitenwereld’ geen materialistische werkelijkheid heeft en dat het een verzameling van beelden is, die voortdurend door Allah aan onze ziel wordt gepresenteerd. Niettemin omvatten mensen gewoonlijk niet, of willen niet omvatten, dat alles in het concept van de ‘buitenwereld’ valt.
Als je diep en vrijmoedig over dit onderwerp nadenkt, dan ga je je realiseren, dat je huis, de meubels daarin, je auto, die je misschien nog maar pas gekocht hebt, je kantoor, je juwelen, je bankrekening, je kledingkast, je echtgenoot, je kinderen, je collega’s en al het andere dat je bezit de hele denkbeeldige wereld is die aan jou gepresenteerd wordt. Alles wat je ziet, hoort, ruikt, kortom, wat door je vijf zintuigen om je heen wordt waargenomen, is deel van deze ‘denkbeeldige’ wereld, de stem van je favoriete zanger, de hardheid van de stoel waarop je zit, het parfum waarvan je de geur zo lekker vindt, de zon die je warm houdt, een bloem met prachtige kleuren, een vogel die voor je raam vliegt, een speedboot die snel door het water gaat, je vruchtbare tuin, de computer die je voor je werk gebruikt of je hifi die de meest ontwikkelde technologie ter wereld bevat.
Dit is de werkelijkheid, want de wereld is slechts een verzameling van beelden die gemaakt zijn om de mens te testen. De mensen worden getest tijdens hun helebeperkte leven, met waarnemingen die geen realiteit dragen. Deze waarnemingen worden bewust als aantrekkelijk gepresenteerd. Dit feit wordt in de Qoer-aan genoemd:
Schoon voor de mens is de liefde voor zaken die zij begeren; vrouwen, kinderen, veel goud en zilver, gebrandmerkte schone paarden, vee en goed bebouwd land. Dit zijn de geneugten van het huidige wereldse leven; maar Allah heeft een uitmuntend alternatief bij Hem. (Soera Ali Imran:14)
Als men diep over alles wat hier gezegd wordt, nadenkt, zal men zich spoedig deze verbazingwekkende ongewone situatie realiseren, dat alle gebeurtenissen in de wereld niets anders dan verbeelding zijn. |
De meeste mensen verwerpen hun godsdienst voor de aantrekkingskracht van bezit, weelde, hopen goud en zilver, dollars, juwelen, bankrekeningen, creditkaarten, kledingkasten vol kleren, het laatste model auto, kortweg allerlei vormen van welvaart die zij bezitten of waarnaar zij streven en zij concentreren zich geheel op deze wereld, terwijl zij het hiernamaals vergeten. Zij worden bedrogen door het ‘mooie’ gezicht van het leven op deze wereld en slagen er niet in hun gebeden te verrichten, liefdadigheid aan de armen te geven, handelingen van aanbidding te verrichten die hun voorspoed brengen in het hiernamaals, doordat ze zeggen: “Ik heb zaken af te handelen,” “Ik heb idealen,” “Ik heb verantwoordelijkheden”, “Ik heb niet voldoende tijd”, “Ik moet dingen afmaken”, “Ik zal ze later doen”, Zij verteren hun leven door alleen in deze wereld te gedijen. In het vers: “Zij kennen slechts de uiterlijke schijn van het leven van de wereld en zij zijn achteloos voor het hiernamaals.” (Soera ar-Roem: 7) wordt deze misvatting beschreven.
Het feit dat wij in dit hoofdstuk beschrijven, namelijk het feit dat alles verbeelding is, is heel belangrijk voor de gevolgen die het heeft, omdat het de lusten en de grenzen betekeningsloos maakt. De verificatie van dit feit maakt duidelijk, dat alles wat de mensen bezitten en het werk dat zij bezitten, hun weelde wordt door hebzucht gevormd, de kinderen waarover zij opscheppen, hun wederhelft waarvan zij denken dat die hun na aan het hart is, hun vrienden, hun meest geliefde lichamen, de rang die zij bezitten, waarvan zij denken, dat die superieur is, de scholen waarop zij geweest zijn, de vakanties, dit alles is niet meer dan een illusie. Daarom zijn alle inspanningen die daar in gestoken worden en alle tijd die daarmee wordt doorgebracht en de hebzucht die daarvoor is gevoeld van geen enkel nut.
Dat is dan ook de reden waarom sommige mensen onbewust een domkop van zichzelf maken als zij over hun welvaart en eigendommen opscheppen of over hun jachten, helikopters, fabrieken, huizen en land, alsof die echt bestaan. Deze mensen in goede doen, die voortdurend pochend over de dekken van hun jachten schrijden, pronken met hun auto’s, steeds maar over hun weelde blijven praten, denken, dat hun rang hoger is dan ieder ander en steeds maar blijven denken, dat zij succesvol zijn, vanwege dit alles, die moeten eigenlijk denken in wat voor toestand zij zich bevinden als zij zich zouden realiseren, dat hun succes niet meer dan verbeelding is.
Deze scènes worden ook vaak in dromen gezien. In hun dromen hebben zij ook huizen, snelle wagens, bijzonder dure juwelen, bakken euro’s en ladingen goud en zilver. In hun dromen bekleden zij ook een hoge rang, hebben fabrieken met duizenden arbeiders, bezitten macht om over veel mensen te heersen, trekken kleren aan waardoor ze door iedereen bewonderd worden… Net zoals zij over hun bezittingen opscheppen in hun droom, is dit de reden, dat iemand voor de gek wordt gehouden, hij kan er zeker van zijn, dat hij op dezelfde manier voor de gek wordt gehouden, als hij over de beelden die hij in deze wereld ziet opschept. Want wat hij in zijn droom ziet en wat hij de wereld toerekent, zijn beiden niets anders dan beelden in zijn hoofd.
Evenzo maakt de manier waarop mensen op gebeurtenissen reageren, die zij in de wereld ondergaan, hen beschaamd als zij zich van de werkelijkheid bewust zijn. Degenen die fel met elkaar strijden, degenen die ongelooflijk boos worden, die zwendelen, die steekpenningen aannemen, die verraad plegen, die liegen, die bewust geld vasthouden, die mensen onrecht aandoen, die een ander slaan en vervloeken, die agressors zijn, die vol passie voor hun werk en rang zijn, die jaloers zijn, die proberen op te scheppen, die zichzelf heilig verklaren en alle anderen zullen schande ervaren als zij zich realiseren dat zij dit allemaal gedaan hebben in een droom.
En aan Allah behoort alles wat in de hemelen is en alles wat op aarde is. En Allah omvat altijd alle zaken.
(Soera 4:126)
Omdat het Allah is Die deze beelden schept, alleen Allah is de Ultieme Eigenaar van Alles. Dit feit wordt in de Qoer-aan benadrukt:
“En aan Allah behoort alles wat in de hemelen is en alles wat op aarde is. En Allah omvat altijd alle zaken.” (Soera an-Nisa:126)
Het getuigt van grote dwaasheid om de religie te verwerpen ten koste van denkbeeldige passies en dus het eeuwige leven te verliezen.
In dit stadium moet één ding goed begrepen worden; er wordt hier niet gezegd, dat het feit waarmee je oog in oog staat verklaart dat “alle eigendommen, weelde, kinderen, echtgenoten, vrienden, rangen die u bekleed en waarmee u gierig bent, vroeger of later zullen verdwijnen en daarom geen betekenis hebben.” Er wordt eerder gezegd “alle bezittingen die u lijkt te hebben, bestaan eigenlijk helemaal niet, maar zij zijn slechts een droom en vormen de beelden die aan u door Allah worden getoond om u te testen.” Zoals u ziet, is er een groot verschil tussen de twee uitspraken.
Hoewel men niet meteen dit feit wil erkennen en liever zichzelf zou bedriegen door aan te nemen, dat alles wat iemand bezit werkelijk bestaat, zal hij uiteindelijk sterven en in het hiernamaals wordt alles duidelijk, als hij opnieuw geschapen wordt. Op die dag: Voorwaar, hiervoor waren jullie achteloos, nu hebben Wij jullie bedekking verwijderd, en scherp is jullie gezicht op deze dag!” (Soera Qaf: 22) en hij is in staat om alles veel duidelijker te zien. Maar als hij zijn leven doorgebracht heeft met het jagen naar denkbeeldige doelen, dan zou hij wensen dat hij nooit zijn leven geleefd heeft en zeggen: “Ik wens dat het mijn einde zou zijn! Mijn welvaart is mij niet tot nut geweest. Mijn kracht is van mij weggegaan!” (Soera al-Haqqa: 27-9)
Wat een verstandig iemand moet doen, is daarentegen de grootste werkelijkheid van het universum op deze wereld proberen te begrijpen terwijl hij nog tijd heeft. Anders brengt hij zijn leven door met het najagen van dromen en zal hij aan het einde een verschrikkelijke straf krijgen. In de Qoer-aan wordt de uiteindelijke staat van die mensen die achter waanbeelden aanrennen (of luchtspiegelingen) in deze wereld en die hun Schepper vergeten, als volgt beschreven:
En voor degenen die ongelovig zijn, hun daden zijn als een luchtspiegeling in een woestijn. De dorstige denkt dat er water is, maar als hij het nadert, vindt hij niets, maar hij vindt Allah bij hem, Die hem zijn vergoeding zal geven. En Allah is snel in de afrekening.(Soera an-Noer:39)
Vanaf het begin van dit hoofdstuk is duidelijk gezegd, dat materie geen absoluut wezen is, zoals de materialisten beweren maar eerder een verzameling van prikkelingen die Allah geschapen heeft. Materialisten verwerpen op een buitengewoon dogmatische manier deze duidelijke realiteit die hun filosofie vernietigt en een ongegronde antithese naar voren brengt.
Bijvoorbeeld, één van de grootste verdedigers van de materialistische filosofie in de 20ste eeuw, een fervent marxist, George Politzer, gaf het voorbeeld van de bus als het ‘grootste be-wijs’ voor het bestaan van de materie. Volgens Politzer, vluchten filosofen die denken, dat materie waarneming is, ook weg wanneer zij een bus zien, en dit is het bewijs van het fysieke bestaan van materie.216
Toen een andere beroemde materialist, Johnson, verteld werd, dat materie een verzameling waarnemingen was, probeerde hij het fysieke bestaan van stenen te ‘bewijzen” door er een schop tegen te geven.217
Eenzelfde voorbeeld wordt door Friedrich Engels gegeven, de mentor van Politzer, en samen met Marx de stichter van het dialectische materialisme, hij schreef: “als de cakejes die we eten, alleen maar waarnemingen waren, dan zouden ze onze honger niet stillen.”218
Er zijn dergelijke voorbeelden en impulsieve zinnen zoals: “je begrijpt het bestaan van de materie als je in je gezicht geslagen wordt”, in de boeken van beroemde materialisten zoals Marx, Engels, Lenin en anderen.
De verwarring in het begrip die de oorzaak van deze voorbeelden van de materialisten is, is hun interpretatie van de uitleg: “materie is een waarneming” “en “materie is een spoor licht.” Zij denken, dat het begrip van de waarneming alleen beperkt is tot het gezicht en dat waarnemingen zoals de tast, een fysieke correlatie hebben. Een bus die iemand overrijdt, laat hen zeggen: “Kijk, het is verongelukt, daarom is het geen verbeelding.” Wat zij niet begrijpen, is, dat alle waarnemingen tijdens een busongeluk, zoals hardheid, aanraking en pijn in de hersenen gevormd worden.
En voor degenen die ongelovig zijn, hun daden zijn als een luchtspiegeling in een woestijn. De dorstige denkt dat er water is, maar als hij het nadert,
vindt hij niets, maar hij vindt Allah bij hem,
Die hem zijn vergoeding zal geven.
En Allah is snel in de afrekening.
(Soera 24:39)
Het beste voorbeeld om deze realiteit uit te leggen zijn dromen. Iemand kan heel levendige gebeurtenissen in zijn droom meemaken. Hij kan van de trap af vallen en zijn been breken, een ernstig auto-ongeluk hebben, vast zitten onder een bus, of zich vol eten aan cake. Eenzelfde soort ervaringen die we in ons dagelijks leven meemaken, wordt ook in dromen ervaren met dezelfde vasthoudendheid en zij roepen hetzelfde gevoel in ons op.
Iemand die droomt, dat hij door een bus omver wordt gereden, kan zijn ogen in het ziekenhuis openen, opnieuw in zijn droom en begrijpen, dat hij gehandicapt is, maar dat dit slechts een droom is. Hij kan ook dromen, dat hij in een auto-ongeluk overlijdt, dat de doodsengelen zijn ziel nemen en dat het leven in het hiernamaals begint. (Deze gebeurtenis wordt op dezelfde manier in dit leven ervaren dat een waarneming is, precies zoals een droom).
De persoon neemt deze beelden, dit geluid, het gevoel van hardheid, het licht, de kleuren en alle andere gevoelens scherp waar in zijn droom. De waarnemingen die hij in zijn droom heeft, zijn even natuurlijk als die van het ‘werkelijke’ leven. De cake die hij in zijn droom eet, bevredigt hem, hoewel het niets anders is dan een waarneming, want bevredigd worden is ook een waarneming. Maar in werkelijkheid ligt die persoon op dat moment op zijn bed. Er zijn geen trappen, geen verkeer, geen bussen om op te letten. De dromer ervaart en ziet beelden en gevoelens die in de buitenwereld niet bestaan. Het feit dat in onze dromen, we ervaren, zien en gebeurtenissen voelen zonder fysiek verband met de ‘buitenwereld’, onthult heel duidelijk, dat de ‘buitenwereld’ alleen uit waarnemingen bestaat.
Degenen die in de materialistische filosofie geloven, en wel in het bijzonder de marxistische, worden woedend als hen over deze werkelijkheid verteld wordt, de essentie van de materie. Zij citeren voorbeelden van de oppervlakkige redenatie van Marx, Engels of Lenin, en zij leggen emotionele verklaringen af.
Maar deze mensen moeten eraan denken, dat zij ook in deze dromen deze verklaringen kunnen afleggen. In hun droom kunnen zij ook “Das Kapital” lezen, aan vergaderingen meedoen, tegen de politie vechten, op het hoofd geslagen worden en verder pijn aan hun wonden voelen. Als het hun in hun dromen gevraagd wordt, dan zullen zij denken dat wat zij in hun dromen ervaren, ook uit ‘absolute materie’ bestaat, net zoals zij aannemen, dat de dingen die zij zien als zij wakker zijn, uit ‘absolute materie’ bestaan. Maar of het nu in hun droom of in hun dagelijks leven gebeurt, alles wat zij zien, ervaren of voelen bestaat slechts uit waarnemingen.
De wereld in dromen | |
Voor u is de werkelijkheid wat met de hand kan worden aangeraakt en met het oog gezien kan worden. In uw droom kunt u ook: “met uw handen aanraken en met uw ogen zien”, maar in werkelijkheid heeft u noch een oog noch een hand, noch is er iets wat gezien of aangeraakt kan worden. Er is geen materiële werkelijkheid die de dingen laat gebeuren, behalve uw hersenen. U wordt eenvoudigweg bedrogen. | |
Wat is dat, dat het ware leven van de droom onderscheidt? Uiteindelijk zijn beide vormen van leven in uw hersenen ontstaan. Als we gemakkelijk tijdens de dromen in onze onwerkelijke wereld kunnen leven, dan kan hetzelfde gelden voor de wereld waarin we leven. Als we uit een droom wakker worden, is er geen logische reden om niet te denken, dat wij in een langere droom zijn aangeland die we het ‘echte leven’ noemen. De reden waarom we onze dromen als fantasie beschouwen en de wereld als echt, is niets anders dan een uitkomst van onze gewoonten en vooroordelen. Die suggereren, dat we wel wakker zijn voor het leven op aarde, waarvan we denken, dat wij dat nu leven, net zoals we wakker zijn geworden uit een droom. |
Laten we eens naar het auto-ongeluk van het voorbeeld van Politzer kijken. In dit ongeluk, zouden als de zenuwen van de verongelukte persoon van zijn vijf zintuigen naar zijn hersenen lopen en deze met die van iemand anders, bijvoorbeeld met die van Politzers hersenen parallel verbonden zouden worden, op het moment, dat de bus diegene overrijdt, dan zouden zij ook Politzer overrijden, die op dat moment thuis is. Nauwkeuriger gezegd, al de gevoelens die degene heeft die het ongeluk ondergaat, zouden ook door Politzer ervaren worden, net zoals hetzelfde lied beluisterd wordt via twee verschillende luidsprekers die aan dezelfde taperecorder verbonden zijn. Politzer zal het geluid van de remmende bus, de aanraking met de bus met zijn lichaam, de beelden van een gebroken arm en vloeiend bloed, pijn van de breuk, de beelden van zijn binnenkomst in de operatiekamer, de hardheid van het gipsverband en de gevoeligheid van zijn arm voelen, zien en ervaren.
Ieder ander die met de zenuwen van de man parallel verbonden is, zal het ongeluk van begin tot eind net zo ervaren als Politzer. Als degene van het ongeluk in coma raakt, zullen ook zij in coma raken. En verder, als alle waarnemingen met betrekking tot het ongeluk zouden worden opgenomen in een toestel en als al deze waarnemingen aan iemand zouden worden doorgespeeld, zou de bus diegene vele keren omverrijden.
Dus welke aanrijding van de bus is voor die mensen echt? De materialistische filosofie heeft geen afdoende antwoord op deze vraag. Het juiste antwoord is, dat zij allemaal het auto-ongeluk meemaken in alle details in hun eigen hersenen.
Hetzelfde principes geldt voor het voorbeeld van de cake en de steen. Als de zenuwen van de zintuigen van Engels, die de voldaanheid en de volheid van de cake in zijn maag voelde, nadat hij hem had opgegeten, parallel verbonden werden met de hersenen van een tweede persoon, dan zou diegene zich ook vol voelen, wanneer Engels de cake at en voldaan was. Als de zenuwen van Johnson, die de pijn aan zijn voet voelde, toen hij een harde schop tegen een steen gaf, parallel verbonden zou worden met een tweede persoon, dan zou die persoon dezelfde pijn voelen.
Dus welke cake of welke steen is de echte? Opnieuw schiet de materialistische filosofie tekort om een adequaat antwoord op deze vraag te geven. Het correcte en adequate antwoord is het volgende: zowel Engels als de tweede persoon eten de cake in hun gedachten en zijn voldaan; zowel Johnson en de tweede persoon ervaren volledig het moment van de klap met de steen in hun geest.
Laten we een verandering aanbrengen in het voorbeeld dat we over Politzer hebben gegeven; laten wij de zenuwen van de man die door de bus omver is gereden met die van Politzers hersenen verbinden en de zenuwen van Politzer die thuis zit met de hersenen van die man die door de bus omver is gereden. In dit geval zal Politzer denken dat hij door de bus wordt aangereden terwijl hij thuis zit; en de man die echt door de bus wordt aangereden, zal nooit de invloed van het ongeluk voelen en hij denkt dat hij in het huis van Politzer zit. Dezelfde logica kan op het voorbeeld van de cake en de steen toegepast worden.
Zoals we kunnen zien, is het voor de mens niet mogelijk om over zijn zintuigen heen te komen en zich er los van te breken. Wat dit betreft, is de ziel van de mens onderworpen aan allerlei vormen van representatie, hoewel het geen fysiek lichaam heeft en geen materieel bestaan en het hem aan materieel gewicht ontbreekt. Het is onmogelijk voor iemand zich dit te realiseren, omdat hij aanneemt, dat deze driedimensionale beelden echt zijn en dat hij absoluut zeker is van zijn bestaan, want iedereen is van de waarnemingen die door het gevoel van zijn zintuigen veroorzaakt worden, afhankelijk.
De beroemde Britse filosoof David Hume brengt zijn gedachten over dit feit tot uitdrukking:
“Vrijuit gesproken, als ik mijzelf bij mij eigen ik-begrip insluit, kom ik altijd een bijzondere waarneming tegen die te heet of te koud, licht of schaduw, liefde of haat, zuur of zoet of een andere betekenis heeft. Zonder het bestaan van de waarneming kan ik mijzelf nooit op een bepaald moment vangen en kan ik niets anders dan waarneming zien.”219
Materialisten beweren, dat, wat we hier gezegd hebben, een filosofische opvatting is. Maar om te beweren, dat ‘de buitenwereld”, zoals we het noemen, een verzameling van waarnemingen is, is geen filosofische aangelegenheid, maar een duidelijk wetenschappelijk feit. Hoe de beelden en gevoelens in de hersenen tot stand komen, wordt in alle medische scholen in detail onderwezen. Deze feiten, bewezen door de wetenschap van de 20ste eeuw en wel in het bijzonder door de natuurkunde, laat duidelijk zien, dat materie geen absolute werkelijkheid heeft en dat iedereen op een bepaalde manier naar ‘de monitor in zijn hersenen’ kijkt.
Iedereen die in de wetenschap gelooft, of hij nu een atheïst is, boeddhist, of iemand die een andere mening is toegedaan, moet dit feit accepteren. Een materialist kan het bestaan van een Schepper ontkennen, maar hij kan niet deze wetenschappelijke realiteit ontkennen.
Het onvermogen van Karl Marx, Friedrich Engels, Georges Politzer en anderen om zo’n eenvoudig en duidelijk feit te begrijpen, is nog steeds verbazend, hoewel het niveau van wetenschappelijk begrip en mogelijkheden in hun tijd onvoldoende waren. In onze tijd zijn wetenschap en technologie hoog ontwikkeld en recente ontdekkingen maken dit feit gemakkelijker te begrijpen. Materialisten daarentegen worden overstroomd door angst van zowel het begrip van dit feit, al is het maar gedeeltelijk, zowel als door het realiseren hoe het hun filosofie definitief verwerpt.
Turkish materialist writer Rennan Pekunlu says that "the theory of evolution is not so important, the real threat is this subject," because he is aware that this subject reveals how the absoluteness of matter, the only concept in which he has faith, is a grave deception. |
Korte tijd kwam er geen concreet weerwoord uit de Turkse materialistische kringen over het onderwerp dat in dit boek naar voren is gebracht, dat wil zeggen het feit, dat materie niets meer is dan waarneming. Dat heeft ons de indruk gegeven, dat ons punt niet erg duidelijk was en dat het meer uitleg behoefde. Maar sinds kort is duidelijk geworden, dat de materialisten zich over de populariteit van dit onderwerp ongemakkelijk voelen, eigenlijk zijn ze er erg bang voor.
De materialisten hebben enige tijd luid hun angst en paniek in hun publicaties, conferenties en panels verkondigd. Hun opwinding en hopeloze dialogen houden in, dat zij lijden aan een ernstige intellectuele crisis. De wetenschappelijke ineenstorting van de evolutietheorie, de zogenoemde basis van hun filosofie, was al een grote schok voor hen. Nu gingen zij zich realiseren, dat zij de materie zelf aan het verliezen waren, wat voor hen een grotere pijler is dan het Darwinisme, en zij ervaren een zelfs nog grotere schok. Zij verklaren, dat dit onderwerp de ‘grootste bedreiging’ voor hen is en dat het volledig ‘hun culturele bouwsel’ vernietigt.
Eén van degenen die deze angst en paniek, die in de materialistische kringen leefden, op de meest uitgesproken manier tot uitdrukking bracht, was Renan Pekunlu, een academicus, en ook een schrijver van het tijdschrift Bilim ve Utopya (Wetenschap en Utopie), dat de taak heeft om het materialisme te verdedigen. In zowel de artikelen in Bilim ve Utopya als in de panels waar hij aan deelnam, presenteerde Pekunlu het boek ‘Het verraad van de evolutie’ als nummer één van de bedreigingen voor het materialisme. Wat Pekunlu nog meer dwars zat dan de hoofdstukken die het Darwinisme onderuit haalden was het deel dat u nu leest. Aan zijn lezers en (slechts een handvol) toehoorders, gaf Pekunlu de boodschap: “laat uzelf niet meeslepen door de indoctrinatie van het idealisme en houdt uw geloof in het materialisme” en gaf Vladimir I. Lenin, de leider van de bloedige communistische revolutie als referentie op. Hij adviseerde iedereen om het 100-jaar oude boek van Lenin: Materialisme en Empirio-criticisme te lezen. Pekunlu deed niets anders dan de uitspraken van Lenin herhalen “denk niet over dit onderwerp na, of je zult het spoor van het materialisme verliezen en door de godsdienst weggedragen worden.” In een artikel dat hij in het al eerder genoemde tijdschrift schreef, citeerde hij de volgende regels van Lenin:
“Op een keer zul je de objectieve waarheid ontkennen, die ons in prikkelingen gegeven wordt, je hebt al alle wapens tegen ongeloof verloren, want je bent naar het agnosticisme of het subjectivisme afgegleden – en dit is alles wat het ongeloof vraagt. Een enkele klauw verstrikt, en de vogel is verloren. En onze Machisten zijn allemaal in het idealisme verstrikt, dat wil zeggen in een flauw, subtiel ongeloof; zij werden van het moment dat zij de ‘prikkeling’ niet als een beeld van de buitenwereld namen, maar als een speciaal element, verstrikt. Het is niemands gevoel, niemands gedachten, niemands geest, niemands wil.”220
Deze woorden laten bijzonder duidelijk het feit zien dat Lenin zich tot zijn grote schrik realiseerde en dat hij uit zijn gedachten en uit de gedachten van zijn ‘kameraden’ wilde bannen, en dit stoort ook op dezelfde manier de huidige materialisten.
Maar Pekunlu en de andere materialisten lijden aan een nog grotere spanning; want zij zijn zich ervan bewust, dat het feit nu nog veel explicieter, zekerder en overtuigender naar voren wordt gebracht dan 100 jaar geleden. Voor de eerste keer in de wereldgeschiedenis wordt dit onderwerp op een zo onweerstaanbare manier uitgelegd.
Niettemin is het algemene beeld dat een groot aantal materialistische wetenschappers nog een bijgelovige opvatting hebben over het feit, dat ‘materie niets anders dan illusie is’. Het onderwerp dat in dit hoofdstuk wordt uitgelegd, is één van de belangrijkste en opwindendste onderwerpen die men in zijn leven kan tegenkomen. Men heeft vroeger nooit de kans gehad om met zo’n cruciaal onderwerp in aanraking te komen. Maar de reacties van deze wetenschappers of de manier waarop zij in hun toespraken en artikelen te werk gaan, duidt erop hoe beperkt en bijgelovig hun begrip is.
Het gaat zover dat de reacties van een paar materialisten die het onderwerp bespraken dat hier getoond wordt, een soort blinde volgzaamheid voor het materialisme laten zien, wat een bepaalde schade in hun logica teweeg brengt, en daarom zijn zij nog ver verwijderd van het begrip van dit onderwerp. Bijvoorbeeld Alaattin Senel, ook een academicus en een schrijver voor Bilim ve Utopya, gaf dezelfde boodschap als Rennan Pekunla door te zeggen: “Vergeet de ondergang van het Darwinisme, het echt bedreigende onderwerp is dit”, en stelde eisen zoals: “dus je moet maar bewijzen wat je zegt” terwijl hij doorhad, dat zijn eigen filosofie geen basis had. Wat nog interessanter is, is, dat de schrijver zelf een stukje heeft geschreven waarin hij zegt, dat hij op geen enkele manier dit feit kan begrijpen, het feit dat hij als een bedreiging ziet.
Bijvoorbeeld, in een artikel waar hij uitsluitend dit onderwerp bespreekt, accepteert Senel, dat de buitenwereld door de hersenen als beeld wordt waargenomen. Maar hij gaat door met de bewering dat de beelden ook in tweeën worden verdeeld, namelijk in die, die een fysieke correlatie hebben en die beelden die dat niet hebben, en dat beelden die tot de buitenwereld behoren een fysieke correlatie hebben. Om zijn bewering te ondersteunen geeft hij: “het voorbeeld van de telefoon”. Kort gezegd, schreef hij: “Ik weet niet of de beelden van mijn hersenen een correlatie met de buitenwereld hebben of niet, maar hetzelfde is het geval als ik door de telefoon praat. Als ik in de telefoon spreek, dan kan ik de persoon waarmee ik spreek niet zien, maar ik kan dit gesprek bevestigd zien als ik hem in werkelijkheid ontmoet.”221
Door dit te zeggen bedoelt de schrijver eigenlijk het volgende: “Als wij twijfelen over onze waarneming, dan kunnen we naar de materie zelf kijken en de werkelijkheid daarvan controleren.” Maar dit is een duidelijke misvatting, want het is onmogelijk voor ons om zelf bij de materie te komen. Wij kunnen niet buiten onze hersenen treden en weten wat ‘buiten’ is. Of de stem in de telefoon wel of geen verband heeft, kan door de persoon van de telefoon bevestigd worden. Maar deze bevestiging is ook een denkbeeldige ervaring van onze hersenen.
Eigenlijk ervaren deze mensen dezelfde gebeurtenissen in hun dromen. Bijvoorbeeld, Senel heeft ook een droom gehad waarin hij telefoneert en dit gesprek is later bevestigd door de persoon waarmee hij gesproken heeft. Of Pekunlu heeft in zijn droom het gevoel gehad ‘van een serieuze bedreiging’ en adviseerde mensen om boeken van honderd jaar oud van Lenin te lezen. Maar, ongeacht wat ze doen, deze materialisten kunnen nooit het feit ontkennen, dat de gebeurtenissen die zij ervaren hebben en de mensen waarmee zij in hun dromen gesproken hebben, niets meer dan waarnemingen zijn geweest.
Bij wie kan men dan bevestiging vinden of de beelden in de hersenen verbanden hebben of niet? Opnieuw bij de schaduwwezens in de hersenen? Zonder twijfel is het voor een materialist onmogelijk om een informatiebron te vinden die data verzamelt over de buitenkant van de hersenen en dit kan bevestigen.
Erkennen, dat alle waarnemingen in de hersenen gevormd worden, maar aannemen, dat men ‘hieruit’ kan stappen en waarnemingen hebben die door de werkelijke buitenwereld gevormd wordt, geeft aan dat het begripsniveau van die persoon beperkt is en dat hij een verwarde manier van redeneren heeft.
Maar het feit dat hier verteld wordt, kan gemakkelijk begrepen worden door iemand met een normaal verstand en vermogen tot redeneren. Ieder onbevooroordeeld persoon weet, dat in verband met alles wat wij gezegd hebben, het niet mogelijk voor hem is om het bestaan van de buitenwereld met zijn eigen zintuigen te testen. Maar het lijkt erop, dat de blinde aanhang tot het materialisme het vermogen tot redeneren van mensen verstoort. Daarom laten de huidige materialisten duidelijke logische tekortkomingen zien, net als hun leermeesters die probeerden te ‘bewijzen’, dat materie bestond, door tegen een steen aan te schoppen of cake te eten.
Er moet ook gezegd worden, dat dit geen verbazingwekkende situatie is; want niet in staat te begrijpen is een normale eigenschap van ongelovigen. In de Qoer-aan zegt Allah uitdrukkelijk, dat zij: “een volk zonder begrip zijn.” (Soera al-maida: 58)
Een panieksfeer waart in de materialistische kringen van Turkije rond, waarvan we slechts een paar voorbeelden gegeven hebben, die laten zien, dat de materialisten een ondergang tegemoet zien die zij nog nooit in de geschiedenis meegemaakt hebben. Het feit dat materie eenvoudig een waarneming is en dat dit door de moderne wetenschap bewezen is, is op een heel duidelijke, rechtlijnige en krachtige manier naar voren gebracht. Voor de materialisten blijft slechts, over dat zij de ondergang van de hele materiele wereld waar zij blind in geloofden en op vertrouwden, kunnen bekijken.
Tijdens de hele geschiedenis van de mensheid heeft het materialistische gedachtengoed altijd bestaan. Omdat zij heel zeker van zichzelf waren en van de filosofie waarin zij geloofden, kwamen zij tegen Allah, Die hen geschapen heeft, in opstand. Het scenario dat zij geformuleerd hadden, hield in, dat de materie geen begin of einde had, en dat dit alles onmogelijk een schepper kon hebben. Terwijl zij Allah vanwege hun hoogmoed ontkenden, namen zij hun toevlucht tot de materie, waarvan zij dachten, dat die echt bestond. Zij waren zo zeker van deze filosofie, dat zij dachten, dat het nooit mogelijk zou zijn om een uitleg naar voren te brengen die het tegendeel beweerde.
Dat is dan ook de reden waarom de feiten die in dit boek over de ware aard van de materie gegeven worden, de mensen zo verbazen. Wat hier verteld wordt, vernietigt de basis van hun filosofie en geeft geen ruimte voor verdere discussies. De materie waarop al hun gedachten, leven, hoogmoed en ontkenning gebaseerd zijn, verdwijnt plotseling. Hoe kan het materialisme bestaan, wanneer de materie niet bestaat?
Een van de eigenschappen van Allah is Zijn plannen smeden tegen de ongelovigen. Dit staat in het vers: zij spanden samen en Allah maakte plannen en Allah is de beste van de plannenmakers. (Soera Al-Anfal:30)
Allah zet een val voor de materialisten door hen te laten aannemen, dat materie bestaat, en door dit te doen, vernedert Hij hen op een onzichtbare manier. Materialisten oordelen over hun eigendommen, status, rang, de maatschappij waartoe zij behoren, de hele wereld en al het andere dat er bestaat en verder worden zij hoogmoedig ten opzichte van Allah door hierop te vertrouwen. Zij komen tegen Allah in opstand door op te scheppen en hun ongeloof te vergroten. Terwijl zij dat deden, steunden zij volledig op de materie. Maar zij zijn zo traag van begrip, dat ze er niet toe in staat zijn om te bedenken, dat Allah alles om hen heen omringt. Allah kondigt de staat waarin de ongelovigen geleid zijn aan als het resultaat van hun koppigheid:
Of zijn zij iets van plan. Maar degenen die ongelovig zijn, zijn zelf het onderwerp van een plan! (Soera At-Tur:42)
Dit is waarschijnlijk het grootste nederlaag in de geschiedenis. Terwijl zij door eigen toedoen hoogmoedig zijn geworden, worden de materialisten in de maling genomen en ondergaan een grote nederlaag in de oorlog die zij tegen Allah durfden te ondernemen, door iets verschrikkelijks tegen Hem in de strijd te werpen. Het vers: En dus hebben Wij in iedere stad grootheden van hun slechte mensen opgesteld om samen te zweren. Maar zij zweren niet samen, behalve tegen henzelf en zij begrijpen dat niet. (Soera Al-Anaam:123) verklaart hoe deze mensen onbewust tegen hun Schepper in opstand waren gekomen en wat voor einde zij zullen ondergaan. In een ander vers wordt hetzelfde feit omschreven als:
Zij (denken), dat zij Allah en degenen die geloven bedriegen, terwijl zij slechts zichzelf bedriegen en zij beseffen (het) niet. (Soera al-Baqara:9)
Terwijl de ongelovigen plannen proberen te maken, realiseren zij zich niet het belangrijke feit dat benadrukt wordt in de woorden: “Zij bedriegen alleen zichzelf, maar zij realiseren zich het niet!” in het vers. Dit is het feit, dat alles wat zij ervaren een beeld is, dat ontworpen is om door hen waargenomen te worden, en alle plannen die zij verzinnen zijn ook beelden die in hun hersenen gevormd worden, net zoals iedere andere daad die zij verrichten. Hun dwaasheid heeft hen laten vergeten, dat zij alleen met Allah zijn en derhalve zijn zij het slachtoffer van hun eigen bedrieglijke plannen geworden.
Net zoals de ongelovigen uit het verleden, moeten die ongelovigen die tegenwoordig leven, de realiteit het hoofd bieden die hun kwade plannen bij de basis al vernietigen. Met het vers: “waarlijk, de samenzwering van sheitan is altijd zwak (Soera An-Nisa: 76) zegt Allah, dat deze plannen wel op het moment dat zij ontstaan tot mislukking gedoemd zijn, en Hij gaf goed nieuws aan de gelovigen met het vers: kan het geringste kwaad jullie niet treffen. (Soera Ali Imran: 120)
In een ander vers zegt Allah:
“En voor degenen die ongelovig zijn, hun daden zijn als een luchtspiegeling in een woestijn. De dorstige denkt, dat er water is, maar als hij het nadert, vindt hij niets” (Soera an-Noer:39)
Materialisme wordt ook een luchtspiegeling voor de opstandelingen, net zoals het in het vers gezegd is; als zij daar toegang toe vinden, ontdekken zij, dat het niets anders dan een illusie is. Allah heeft hen met zo’n luchtspiegeling bedrogen, en heeft hen verleid om deze hele verzameling beelden als echt te zien. Al die ‘eminente’ mensen, professoren, astronomen, biologen, natuurkundigen en alle anderen, ongeacht hun rang en positie zijn eenvoudig net als kinderen voor de gek gehouden, en worden vernederd, want zij hebben de materie als hun godheid aangenomen. Omdat zij aannamen, dat een verzameling van beelden absoluut is, baseren zij hun filosofie en ideologie daarop, zij gaan diepgaande discussies aan, en onderhouden zogenaamde ‘intellectuele’ gesprekken. Zij denken van zichzelf, dat zij verstandig genoeg zijn om een argument aan te brengen over de waarheid van het universum, en wat nog belangrijker is, twisten met hun beperkte verstand over Allah. Allah legt hun situatie in het volgende vers uit:
En zij (de ongelovigen) smeden een complot om hem te doden en Allah heeft ook een plan gesmeed. En Allah is de beste plannenmaker. (Soera Ali-Imran:54)
1. Light, |
Someone who looks out the window at the scenery does not actually view an image which is outside of him, but rather the image that belongs to the scenery in his brain. Light that reaches one's eye is converted into electric signals by the cells in the eye and transmitted to the visual centre at the back of the brain. "A consciousness" within our brain receives the electric signals that enter the brain, and perceives them as scenery. |
Het kan mogelijk zijn om uit dergelijke samenzweringen te ontsnappen, maar het plan van Allah tegen de ongelovigen is zo goed dat er geen mogelijkheid is om daaraan te ontsnappen. Ongeacht wat zij doen of wie zij aanroepen, zij kunnen nooit een andere helper dan Allah vinden. Zoals Allah in de Qoer-aan vertelt:
En zij zullen voor zichzelf naast Allah geen beschermer of helper vinden. (Soera an-Nisa:173)
Materialisten verwachten nooit, dat zij in zo’n valkuil vallen. Terwijl zij alle middelen van de twintigste eeuw tot hun beschikking hebben, dachten zij, dat zij halsstarrig in hun ontkenning konden groeien en mensen naar het ongeloof konden slepen. De eeuwige mentaliteit van de ongelovigen en hun einde zijn als volgt in de Qoer-aan beschreven:
Dus smeden zij een plan en Wij hebben een plan gesmeed, terwijl zij het niet doorzagen. Zie dan hoe het einde van hun plan was! Waarlijk! Wij hebben hen vernietigd en hun natie, allen tezamen. (Soera an-Naml: 50-1)
Dit, op een andere manier, is wat het feit in de verzen en tot uitdrukking brengt; materialisten zich doen realiseren, dat alles wat zij bezitten niets is dan een illusie en dat daarom alles wat zij bezitten vernietigd is. Als zij getuigen zijn dat hun bezittingen, fabrieken, goud, euro’s, kinderen, echtgenoten, vrienden, rang en stand en zelfs hun eigen lichamen, alles waar zij van uitgaan, dat het bestaat, uit hun handen slipt, zijn zij ‘vernietigd’ in de woorden van het 51ste vers van Soera an-Naml. Op dit punt zijn zij niets meer dan zielen.
Ongetwijfeld is het realiseren van de waarheid het ergste dat materialisten kan overkomen. Het feit dat alles wat zij bezitten niets meer dan een illusie is, komt neer op hun woorden: dood voordat zij gestorven zijn” in deze wereld.
Het feit laat hen alleen met Allah. Met het vers Laat Mij alleen met degenen die Ik alleen heb geschapen! (Soera Al-Muddaththir:11)
vraagt Allah onze aandacht voor het feit dat ieder levend wezen in werkelijkheid alleen is in Zijn vertegenwoordiging. Dit opmerkelijke feit wordt in veel andere verzen herhaald:
En waarlijk, jullie komen alleen tot Ons, zoals Wij je de eerste keer geschapen hebben. Jullie hebben alles achter je gelaten wat bij je was. (Soera Al-Anaam:94)
En ieder van hen zal op de Dag der Opstanding alleen tot Hem komen. (Soera Maryam:95)
Dit, op een andere manier, is wat het feit in de verzen en tot uitdrukking brengt. Degenen die de materie als hun god nemen, komen van Allah en keren naar Hem terug. Zij hebben hun wil aan Allah onderworpen of zij dit nu willen of niet. Nu wachten zij op de Dag des oordeels, waarop ieder van hen tot verantwoording wordt geroepen. Hoe onwillig zij ook zijn om dit te begrijpen.
Het onderwerp dat we tot dusver hebben uitgelegd, is één van de grootste waarheden die u ooit in uw leven zijn verteld. Bewijzen dat de hele materiële wereld in werkelijkheid een ‘schaduwwezen’ is, dit onderwerp is de sleutel tot het begrip van het bestaan van en de schepping door Allah en van het begrijpen dat Hij het enige absolute wezen is.
Iemand die dit onderwerp begrijpt, realiseert zich, dat de wereld niet het soort plaats is waarvan de meeste mensen denken, dat deze het is. De wereld is niet een absolute plaats met een waar bestaan, zoals degenen die doelloos door de straten zwerven, die zich in gevechten in cafés mengen, die lopen te pronken in dure restaurants, die hun eigendommen naar buiten brengen of die hun leven aan nutteloze doelen wijden, aannemen. De wereld is slechts een verzameling van waarnemingen, een illusie. Alle mensen die wij hierboven genoemd hebben, zijn slechts schaduwwezens die deze waarnemingen in hun hersenen gadeslaan; maar zij zijn zich hier niet van bewust.
Dit concept is heel belangrijk, want het ondermijnt de materialistische filosofie die het bestaan van Allah ontkent en laat die ten gronde gaan. Dit is de reden waarom materialisten zoals Marx, Engels en Lenin in paniek raakten, woedend werden en hun volgelingen waarschuwden ‘er niet over na te denken’ als hen erover werd verteld. Eigenlijk verkeren dit soort mensen in zo’n staat van mentale aftakeling, dat zij zelf niet het feit dat waarnemingen in de hersenen worden gevormd, kunnen begrijpen. Zij nemen aan, dat de wereld die zij in hun hersenen zien de ‘buitenwereld’ is en zij kunnen het duidelijke bewijs van het tegendeel niet begrijpen.
Dit zich niet bewust zijn, is het resultaat van het gebrek aan wijsheid dat door Allah aan de ongelovigen wordt gegeven. Want er wordt in de Qoer-aan over de ongelovigen gezegd: Zij hebben harten, waarmee zij niet begrijpen, zij hebben ogen waarmee zij niet zien en zij hebben oren waarmee zij niet horen. Zij zijn als vee, nee nog erger dan dat, zij zijn de achtelozen! (Soera al-Araf:179)
U kunt voorbij dit punt op ontdekkingsreis gaan door de kracht van uw persoonlijke bespiegeling te gebruiken. Hiervoor moet u zich concentreren, uw aandacht richten en op de manier denken, dat u de objecten om u heen ziet en op de manier waarop u voelt. Als u voorzichtig nadenkt, kunt u voelen, dat het wijze wezen dat ziet, hoort, voelt, denkt en op dit moment dit boek leest, alleen een ziel is en naar de waarneming op het scherm kijkt dat ‘materie’ wordt genoemd. Iemand die dit begrijpt, wordt verondersteld van het domein van de wereld van de materie weg te zijn gegaan, een wereld die het grootste gedeelte van de mensheid bedriegt en toe te zijn getreden tot het domein van het ware bestaan.
Deze realisteit is door aan aantal theologen of filosofen door de eeuwen heen begrepen. Islamitische intellectuelen zoals Imam Rabbani, Muhyiddin Ibn Arabi en Mevlana Cami realiseerden zich dit feit uit de tekenen van de Qoer-aan en door gebruik te maken van hun eigen verstand. Sommige Westerse filosofen, zoals George Berkeley, hebben dezelfde realiteit door de rede begrepen. Imam Rabbani schreef in zijn Mektubat (Brieven), dat het hele materiële universum een ‘illusie en een vermoeden (waarneming)’ is en dat het enige absolute wezen Allah is.
Allah… De substantie van deze wezens die Hij geschapen heeft, is niets dan nietigheid… Hij schiep alleen een sfeer van zintuigen en illusies… Het bestaan van het universum is in de sfeer van zintuigen en illusies, en niets is materieel… In werkelijkheid is er niet buiten, behalve het Glorieuze Wezen (dat is Allah).222
Imam Rabbani zegt uitdrukkelijk, dat alle beelden die aan de mens gepresenteerd worden, niets dan een illusie zijn, en dat zij geen origineel in de buitenwereld hebben.
Deze denkbeeldige cirkel wordt in de verbeelding beschreven. Het wordt tot het niveau gezien waarop het is afgebeeld. Maar met het oog van de gedachten. In de buitenwereld lijkt het, alsof het met het oog van het hoofd gezien wordt. Maar dit is niet zo. Het is noch een benaming noch een spoor in de buitenwereld. Het kan onder geen omstandigheid worden waargenomen. Zelfs het gezicht van iemand, dat door een spiegel teruggekaatst wordt, is als zoiets dergelijks. Het heeft in de buitenwereld geen constistentie. Ongetwijfeld bevinden zich zowel het consistenties als het beeld in de VERBEELDİNG. Allah is degene die het het beste weet.223
Mevlana Cami zei over hetzelfde feit, dat hij gevonden had door de tekenen van de Qoer-aan te volgen en door gebruik te maken van zijn verstand: “Wat er ook in het universum is, het zijn zintuigen en illusies. Zij zijn als de weerspiegeling van een spiegel of een schaduw.”
Maar het aantal van degenen die dit feit door de hele geschiedenis heen begrepen hebben, is beperkt. Grote geleerden zoals Imam Rabbani, hebben geschreven, dat het wellicht ongepast is om dit feit aan de massa mee te delen en dat de meeste mensen niet in staat zijn om het te begrijpen.
In de tijd waarin we nu leven, is dit feit op empirische wijze door een aantal bewijzen door de wetenschap naar voren gebracht. Het feit, dat het universum een schaduw is, wordt op zo’n concrete, duidelijke en expliciete manier voor de eerste keer in de geschiedenis beschreven.
Daarom zal de 21ste eeuw een historische ommekeer zijn wanneer de mensen in het algemeen de goddelijke realiteit begrijpen en in massa’s tot Allah, het enige Absolute Wezen, geleid zullen worden. In de 21ste eeuw zullen de materialistische geloofsopvattingen van de 19de eeuw naar de vuilnisbak van de geschiedenis verwezen worden. Allahs bestaan en schepping zullen begrepen worden, feiten als ruimteloosheid en tijdloosheid zullen begrepen worden, de mensheid zal losbreken van de eeuwenoude sluiers, bedrog en bijgeloof die hen gevangen hielden.
Het is niet mogelijk dat welk schaduwwezen dan ook deze onafwendbare koers belemmert.
207 Frederick Vester, Denken, Lernen, Vergessen, vga, 1978, p. 6.
208 George Politzer, Principes fondamentaux de philosophie, Editions Sociales, Paris 1954, pp. 38, 39-44.
209 R.I Gregory, Eye and brain: The psychology of seeing, Oxford University Press Inc. New York, 1990, p. 9.
210 Lincoln Barnett, The universe and Dr. Einstein, William Sloan Associate, New York, 1948, p. 20.
211 Orhan Hancerlioglu, Düsünce Tarihi (The history of thought), Istanbul: Renze Bookstore, 6de ed. September 1995, p. 447.
212 V.I. Lenin, Materialism and empiriocritiscism, Progress publishers, Moscow. 1970, p. 14.
213 Bertrand Russel, ABC of relativity, George Allan and Unwin, London, 1964, pp. 161-2.
214 R.I. Gregory. Eye and brain: the psychology of seeing, Oxford University Press Inc. New York, 1990, p. 9
215 Ken Wilber, Holographic paradigm and other paradoxes, p. 20.
216 George Politzer, Principes fondamentaux de philosophie, Editions Sociales, paris 1954, p. 53.
217 Orhan Hancerlioglu, Düsünce Tarihi (De geschiedenis van het denken), Istanboel: remzi Bookstore, 6. ed., September 1995, p. 261.
218 George Politzer, “Principes fondamentaux de philosophie, Editions sociales, Parijs, 1954, p. 65
219 Paul Davies, Tantr ve fizik (God en de nieuwe fysica), vertaald door Murat Temelli, Im Publsihing, Istanbul 1995, p. 180-1).
220 Rennan Pekünlü, “Aldatmacanin Evrimiszligi (Geen evolutie of bedrog) Bilim ve Ütopya, December 1998 (V.I. Lenin, materialism and empirio-criticisme, Progress Publishers, Moscow 1970, pp. 334-5).
221 Alaattin Senel, “Evrim Aldatmacasi mu?, Devrin Aldatmacasi mu?”, (Het bedrog van de evolutie of het bedrog van de eeuw?”Bilim ve Utopya, December 1998.
222 Imam rabbani Hz. Mektuplari (brieven van rabbani), vol II, 357. Brief, p. 163
223 Imam rabbani Hz. Mektuplari (brieven van Rabbani), vol II, 470.Brief, p. 1432.