Hoofdstuk 9: Het scenario van de menselijke evolutie

In de voorafgaande hoofdstukken hebben we gezien, dat er in de natuur geen mechanisme bestaat, dat ervoor kan zorgen, dat levende wezens tot andere soorten evolueren, en dat de levende soorten niet als gevolg van een evolutionair proces tot stand zijn gekomen, maar dat zij opeens in een perfect stadium verschenen. Dat wil zeggen, zij waren individueel geschapen. Daarom is het duidelijk, dat de ‘menselijke evolutie’ ook een verhaal is dat nooit heeft plaatsgevonden.

Wat zien de evolutionisten dan als basis voor dit verhaal?

De basis hiervan is het bestaan van talrijke fossielen waarmee de evolutionisten in staat waren hun denkbeeldige interpretaties te vormen. Gedurende de hele geschiedenis hebben er meer dan 6000 soorten apen geleefd, de meeste daarvan zijn uitgestorven. Tegenwoordig leven er nog maar 120 soorten apen op de aarde. Deze ongeveer 6000 apensoorten, waarvan de meeste uitgestorven zijn, vormen een rijke bron voor de evolutionisten.

De evolutionisten schreven het scenario van de menselijke evolutie door sommige van die schedels, die voor hun doel bruikbaar waren, van klein naar groot te ordenen en zij voegden de schedels van wat uitgestorven mensenrassen daartussen. Volgens dit scenario stammen de mens en de moderne apen van een gemeenschappelijke voorouder af. Deze wezens hebben zich in de loop van de tijd geëvolueerd en sommige werden de huidige apen, terwijl een andere groep een andere tak van de evolutie volgde en de huidige mens werd.

Maar alle paleontologische, anatomische en biologische ontdekkingen hebben laten zien, dat deze claim op de evolutie even denkbeeldig en ongeldig is als alle andere. Er is geen gedegen of echt bewijs naar voren gekomen om te stav,en dat er een verwantschap bestaat tussen de mens en de aap, niets anders dan bedrog, verwarring en misleidende tekeningen en commentaren.

Het fossielenarchief laat ons zien, dat door de geschiedenis heen de mens de mens was en de apen de apen. Sommige fossielen waarvan evolutionisten beweren, dat het de voorouders van de mens waren, behoorden tot mensenrassen die tot zeer recent – ongeveer 10.000 jaar geleden – leefden en toen verdwenen. Verder hebben veel menselijke gemeenschappen van tegenwoordig nog dezelfde fysieke uiterlijke kenmerken als deze uitgestorven mensenrassen, waarvan de evolutionisten beweren, dat het de voorouders van de mens zijn. Dit alles is een duidelijk bewijs, dat de mens nooit, in welke periode van de geschiedenis ook, door een evolutionair proces is gegaan.

Het belangrijkste is, dat er talloze anatomische verschillen tussen mensen en apen bestaan en dat geen daarvan is door een evolutionair proces tot stand gekomen. Het op twee voeten lopen is daar één van. Wij zullen het later in detail beschrijven, op twee voeten lopen is specifiek voor de mens en is één van de belangrijkste kenmerken dat de mens van andere dieren onderscheidt.

De denkbeeldige stamboom van de menselijke familie

De Darwinisten beweren, dat de huidige moderne mens geëvolueerd is van een soort aapachtig wezen. Tijdens dit zogenaamde evolutionair proces, dat 4-5 miljoen jaar geleden begonnen zou moeten zijn, wordt er beweerd, dat er een paar ‘overgangsvormen’ tussen de moderne mens en zijn voorouders bestaan. Volgens dit denkbeeldige volledige scenario kunnen er vier basiscategorieën genoemd worden:

  • Australopithecine (meervoud van Australopithecus)
  • Homa habilus
  • Homo erectus
  • Homo sapiens

Evolutionisten beweren, dat de eerste de zogenaamde gemeenschappelijke voorouder van mensen en apen is. ‘Australopithecus’ betekent Zuid-Afrikaanse aap. De Australopithecus was niets anders dan een oude apensoort die uitgestorven is. Er waren verschillende typen. Sommige waren fors, andere klein en dun.

De evolutionisten classificeerden het volgende stadium van de menselijke evolutie als ‘homo’, dat betekent ‘mens’. Volgens de beweringen van de evolutionisten zijn de levende wezens in de homoserie verder ontwikkeld dan de Australopithecus, en verschillen niet veel van de moderne mens. Van de moderne mens, dat wil zeggen de homo sapiens, wordt gezegd, dat hij het laatste stadium van de evolutie van deze soort is.

Fossielen zoals de ‘Java-mens’, ‘Peking-mens’, en Lucy, die van tijd tot tijd in de media verschijnen en die in de publicaties van de evolutionisten gevonden worden, vallen onder één van deze soorten die hierboven genoemd zijn. Van deze soorten wordt ook gedacht dat zij weer ondersoorten hebben.

Sommige overgangsvormen uit het verleden zoals Ramapithecus, moesten uit de denkbeeldige menselijke evolutionistische familie gehaald worden, toen men begreep dat het maar gewone apen waren.79

Door het geven van de verbindingsketen: Australopithecines>homo habilis>homo erectus> homo sapiens, willen de evolutionisten beweren, dat iedere soort de voorouder van de ander is. Maar recente ontdekkingen van paleontologen hebben geopenbaard dat de Australopithecines, homo habilis en homo erectus in verschillende delen van de wereld in dezelfde tijd leefden. Verder leefden de mensen die als homo erectus geclassificeerd werden tot zeer recente tijden. Homo sapiens neanderthalensis en homo sapiens sapiens (de moderne mens) hebben in dezelfde streek geleefd. Deze situatie geeft duidelijk aan, dat de bewering dat zij elkaars voorouders zijn, niet waar is.

Verder geven alle ontdekkingen en het wetenschappelijk onderzoek aan, dat het fossielenarchief niet een evolutionair proces suggereert, een proces zoals de evolutionisten naar voren brengen. De fossielen waarvan door de evolutionisten beweerd wordt dat zij de voorouders van de mens zijn, behoren of tot verschillende menselijke rassen of tot aapsoorten.

Wat zijn dan mensen en wat zijn dan apen? Kunnen we één van hen ooit als overgangsvorm zien? Om hier antwoorden op te krijgen, moeten we beter naar iedere categorie kijken.

Een enkel kaakbeen als een sprankje inspiratie
ramapithecus, ramapithecus ailesi
ramapithecus, hayali çizim
ramapithecus, çene fosili

De evolutionisten durfden de Ramapithecus, zijn gezin en de omgeving waarin hij woonde af te beelden, alleen maar gebaseerd op deze kaakbeenderen.

Het eerste fossiel van de Ramapithecus was gevonden: een ontbrekende kaak die uit twee delen bestond

Australopithecus: een apensoort

Australopithecus, dat is de eerste categorie, betekent: zuidelijke aap’.’Er wordt aangenomen, dat dit wezen voor het eerst 4 miljoen jaar geleden in Afrika verscheen en leefde tot 1 miljoen jaar geleden. Er zijn verschillende klassen onder de Australopithecines. De evolutionisten denken, dat de oudste Australopithecus de A. Afarensis is. Daarna komt A. Africanus, die dunnere beenderen had, daarna A. Robertus, die relatief grote botten had. Van A. Boisei denken sommige onderzoekers, dat het een aparte soort is en anderen zien het als een ondersoort van de A. Robustus.

Alle Australopithecussoorten zijn uitgestorven apensoorten die op de apen van tegenwoordig lijken. Hun schedelinhoud is hetzelfde of kleiner als bij de huidige chimpansees. Zij hebben een opponerend deel in hun handen en voeten, dat zij bij het beklimmen van bomen gebruiken, net als de moderne chimpansees en hun voeten hebben grijpmogelijkheden om zich aan de takken vast te houden. Zij zijn kort (maximum 130 cm) en net als bij de huidige chimpansee was de mannelijke Australopithecus groter dan de vrouwelijke. Vele karakteristieken, zoals de details op de schedel, de dichtbij elkaar staande ogen, de scherpe hoektanden, de structuur van de schedel, lange armen, korte benen zijn een bewijs dat deze levende wezens niet anders waren dan de huidige apen.

De evolutionisten beweren, dat, hoewel de Austalopithecus de anatomie van een aap had, zij net als mensen en anders dan apen, rechtop liepen.

Australopithecus Aferensis: een uitgestorven aap
australopithecus, kafatası

Boven is de schedel van het fossiel van de Australopithecus aferensis AL 444-2 en onder de schedel van een huidige aap. De duidelijke overeenkomsten bevestigen dat

lucyFosili,iskelet

Het eerste fossiel werd in Hadar, Ethiopië gevonden en er wordt gedacht, dat het tot het soort van de Australopithecus aferensis behoort: AL288-1 of “Lucy”. Lange tijd probeerden evolutionisten te bewijzen, dat Lucy rechtop kon lopen: maar bij de laatste onderzoeken is definitief vastgesteld dat dit dier een gewone aap was met een gebogen gang.

Het Australopithecus aferensis AL 333-105 fossiel behoort tot een jong lid van deze soort. Daarom waren de uitstekels op zijn schedel nog niet gevormd.

Upper : Australopithecus
Lower : Moderne chimpansee

şempanze, kafatası
lucy fosili, kafatası

De bewering van het ‘rechtop lopen’ is eigenlijk een opvatting van paleoantropologen zoals Richard Leakey en Donald C. Johanson, die dat decennia lang beweerden. Maar vele wetenschappers hebben veel tijd in onderzoek besteed aan de structuur van het skelet van de Australopithecines en bewezen dat deze bewering niet overeind kan blijven staan. Diepgaand onderzoek gedaan op de verschillende soorten van de Australopithecus door twee wereldberoemde anatomen uit Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, namelijk Lord Solly Zuckerman en Prof. Charles Oxnard, heeft aangetoond, dat deze wezens helemaal niet op twee voeten liepen, maar zich op dezelfde manier voortbewogen als de huidige apen. Nadat hij de beenderen van deze fossielen gedurende 15 jaar met een subsidie van de Britse regering onderzocht heeft, zijn Lord Zuckerman en zijn team van 5 specialisten tot de conclusie gekomen, dat de Australopithecines alleen maar een gewone apensoort was en dat ze beslist niet op twee voeten liepen, terwijl Zuckerman zelf een evolutionist is.80

En ook heeft Charles E. Oxnard, een andere evolutionist die befaamd is voor zijn onderzoek naar dit onderwerp, de skeletstructuur van de Australopithecines vergeleken met de moderne orang-oetan.81 Tenslotte heeft een team van de universiteit van Liverpool een diepgaand onderzoek gelanceerd om tot een definitieve conclusie te komen. Uiteindelijk concludeerden zij dat “De Australopithecines op vier voeten liepen.”82

Samengevat: de Autralopithecines hebben geen band met de mensen en zij zijn niets anders dan een uitgestorven soort aap.

Homo Habilis: de aap die als mens werd gepresenteerd

De grote overeenkomst tussen het skelet en de structuur van de schedel van de Australopithecines en de chimpansee en de verwerping van de bewering dat deze wezens rechtop liepen, veroorzaakten voor de evolutionistische paleoantropologen grote problemen. De reden daarvoor is, dat volgens het denkbeeldige evolutieschema de homo erectus na de Australopithecines komt. Omdat het voorvoegsel homo, dat mens betekent, dat al aanduidt. Homo erectus is een menselijke klasse en het skelet is recht. De schedelinhoud is tweemaal groter dan die van de Australopithecines. Een directe overgang van Australopithecines, die een soort chimpanseeachtige aap, waren naar de Homo erectus die een skelet had dat zich niet van dat van de moderne mens onderscheidt, is niet mogelijk, zelfs niet volgens de evolutietheorie. Daarom waren er schakels, dat wil zeggen overgangsvormen nodig. Het concept van de Homo habilis is uit deze noodzaak geboren.

De classificatie van de Homo habilis werd in de zestiger jaren door de Leakeys, die met het hele gezin fossielenjagers waren, naar voren gebracht. Volgens de Leakeys, die deze nieuwe soort als Homo habilis classificeerden, had deze soort een relatief grote schedelinhoud, de mogelijkheid om rechtop te lopen en stenen en houten werktuigen te gebruiken. Daarom kon het de voorvader van de mens zijn.

Homo habilis: een andere uitgestorven aap
homo habilis kemikleri, homohabilis

Lange tijd beweerden evolutionisten, dat het wezen dat zij Homo habilis noemden, rechtop kon lopen. Zij dachten, dat zij een schakel gevonden hadden tussen de aap en de mens. Maar de nieuwe fossielen van Homo habilis die Tim White in 1986 had opgegraven en die bekend zijn onder de naam OH 62 ontkrachtten deze bewering. Deze fossielfragmenten laten zien, dat de Homo habilis lange armen en korte benen had, net als de huidige apen. Dit fossiel maakte een eind aan de bewering, dat de Homo habilis op twee voeten rechtop liep. Homo habilis was niets anders dan een andere apensoort.

lucy fosili, kafatası

“OH 7 Homo habilis”, van onderen gezien, is het fossiel dat het best de kaakstructuur van de Homo habilis laat zien. Dit kaakfossiel heeft snijtanden. De maalkiezen zijn klein. De vorm van de kaak is vierkant. Al deze eigenschappen van deze kaak laten veel overeenkomsten zien met die van de moderne apen. Met andere woorden, de kaak van de Homo habilis bevestigt nogmaals dat dit in werkelijkheid een aap is.

Nieuwe fossielen van dezelfde soort werden aan het eind van de tachtiger jaren opgegraven en stelden deze opvatting in een volstrekt nieuw licht. Sommige onderzoekers, zoals Bernard Wood en C. Loring Brace, die hun onderzoek op deze nieuw gevonden fossielen baseerden, zeiden dat Homo habilis, wat ‘mens die in staat is werktuigen te gebruiken, als Australopithecus habilis geclassificeerd moest worden, dit betekent “Zuidelijke aap die in staat is werktuigen te gebruiken”, want Homo habilis had veel eigenschappen die de apen met de naam Australopithecines ook hadden. Het had lange armen, korte benen en een skelet dat op dat van een aap leek net als Australopithecines. De vingers en tenen waren geschikt om te klimmen. De structuur van de kaak leek erg op die van de huidige apen. De schedelinhoud van gemiddeld 600 cc was ook een aanduiding voor het feit dat het apen waren. Samengevat, Homo habilis, die door sommige evolutionisten als een ander soort gepresenteerd was, was in werkelijkheid een apensoort, net als de andere Australopithecines.

Het onderzoek dat in de daaropvolgende jaren uitgevoerd werd, liet inderdaad zien dat Homo habilis niet anders was dan Australopithecines. De schedel en het skelet van fossiel OH62, dat door Tim White gevonden was, had een kleine schedelinhoud, lange armen en korte benen wat hem in staat stelde om, net als apen, in bomen te klimmen.

De gedetailleerde analyse die door de Amerikaanse antropoloog Holly Smith in 1994 werd uitgevoerd, gaf aan dat Homo habilis niet ‘homo’, dat wil zeggen mensachtig was, maar aap. Over de analyse die zij met de tanden van de Australopithecus, Homo habilis, Homo erectus en Homo neandertalensis maakte, zei zij het volgende:

Mij beperkend tot analyse van specimen die aan deze criteria volden, gaven de patronen van de ontwikkeling van de tanden van de tengere Australopithe-cines en de Homo habilis aan, dat zij als Afrikaanse apen geclassificeerd moesten worden. Die van Homo erectus en Neanderthalensis werden als mens geclassificeerd.83

In hetzelfde jaar kwamen Fred Spoor, Bernard Wood en Frans Zonneveld, anatomiespecialisten, tot dezelfde conclusie, hoewel zij van een totaal andere methode gebruik maakten. Deze methode was gebaseerd op een vergelijkende analyse van de halfronde kanalen van het binnenoor bij mensen en apen, die voor het evenwicht belangrijk zijn. De kanalen van mensen, die rechtop lopen, verschillen aanzienlijk van die van apen, die gebogen lopen. De kanalen van het binnenoor van alle Australopithecines en verder ook van de specimen van Homo habilis die Spoor, Wood en Zonneveld analyseerden waren hetzelfde als die van moderne apen. De kanalen van het binnenoor van Homo erectus waren hetzelfde als van de moderne mens.84

Deze ontdekkingen leidden tot twee belangrijke resultaten:

  • 1) Fossielen die Homo habilis genoemd waren, hoorden niet tot de klasse van ‘homo’, dat wil zeggen de mensen, maar tot die van Australopithecines, dat wil zeggen de apen.
  • 2) Zowel Homo habilis als Australopithecines waren levende wezens die een gebogen gang en daarom het skelet van een aap hadden. Zij hadden geen enkel verband met de mensen.

Homo Rudolfensis: het gezicht fout samengevoegd

There was
No Transition from Ape To Man
iç kulak, yarım çember kanalları

1. Semicircular Canals
2. Ampullae
3. Ampullary Nerves
4. Saccule
5. Cochlea

6. Endolymph-filled Canals
7. Posterior Semicircular Canals
8. Anterior Semicircular Canals
9. Horizontal Semicircular Canals
10. Cristae and Ampullary Nerves

A comparative analysis of the semi-circular canals in the inner ear in both humans and apes shows that the fossils long portrayed as the forerunners of human beings were all in fact ordinary apes. The species Australopithecus and Homo habilis had the inner ear canals of an ape, while Homo erectus had human ones.

De term Homo rudolfensis is de naam die aan een paar fossielfragmenten gegeven waren die in 1972 opgegraven werden. Deze klasse werd ook wel Homo rudolfensis genoemd omdat deze fossielfragmenten in het stroomgebied van de Rudolf-rivier in Kenia gevonden werden. De meeste paleoantropologen accepteren het feit, dat deze fossielen niet tot een aparte soort behoorden maar dat de levende wezens die Homo rudolfensis genoemd werden, eigenlijk Homo habilis waren.

Richard Leakey, die de fossielen opgegraven had, presenteerde de schedel die hij “KNM-ER 1470”genoemd had en zei dat die 2,8 miljoen jaar oud en de grootste ontdekking in de geschiedenis van de antropologie was en het had een enorm effect.

Volgens Leakey, was dit wezen, die maar een kleine schedelinhoud had, net zoals de Australopithecus, maar toch het gezicht van een mens, de ontbrekende schakel tussen Australopithecus en de mens. Maar na korte tijd bleek het dat het mensachtige gezicht van de schedel KNM-ER 1470, die maar al te vaak op de voorpagina van de wetenschappelijke tijdschriften was verschenen, het resultaat was van verkeerd samengevoegde schedelfragmenten – en dit kan met opzet gedaan zijn. Prof. Tim Bromage, die een studie van de anatomie van het menselijke gezicht gemaakt had, beschreef dit feit dat hij met de hulp van computersimulaties in 1992 ontdekt had.

Toen het (KNM-ER 1470) voor het eerst gereconstrueerd was, paste het gezicht op een bijna verticale positie in het schedeldak, zoals de platte gezichten van de moderne mens. Maar recente studies van de anatomische verbanden laten zien, dat in het leven het gezicht ver naar voren stond en daarmee een aapachtig aspect creëerde, eerder zoals de gezichten van de Australopithecus.85

De evolutionistische paleoantropoloog J.E. Cronin zegt het volgende over de zaak:

... zijn robuust geconstrueerde gezicht, vlakke helling in de neusbrug (hierbij denkend aan het platte gezicht van Austalopithecine) geringe maximum schedelomvang (op de temporale beenderen), sterke hondachtige kaakbeen en de grote kiezen (zoals dit door de overgebleven wortels wordt aangeduid) zijn allemaal relatief primitieve eigenschappen, die erop wijzen, dat dit specimen behoort tot de leden van de tak van A. africanus.86

C. Loring Brace van de Michigan University kwam tot dezelfde conclusie als resultaat van de analyse die hij gemaakt had van de kaak en de tandstructuur van schedel 1470, en zei dat de omvang van de kaak en het deel waar de kiezen in hadden gezeten lieten zien dat ER 1470 precies het gezicht en de tanden van een Austalopithecus had.87

Prof. Alan Walker, een paleoantropoloog van de John Hopkins University, heeft net zoveel onderzoek op KNM ER 1470 gedaan als Leakey, en verdedigt het feit dat het levende wezen niet onder een ‘homo’ geclassificeerd moet worden, dat is een mensenras zoals Homo habilis of Homo rudolfensis, maar integendeel onder de soorten van de Australopithecus ingedeeld moet worden.88

Samengevat: classificaties zoals Homo habilis of Homo rudolfensis, die als ontbrekende schakel tussen de Australopithecines en de Homo erectus gepresenteerd worden, zijn volstrekt denkbeeldig. Dit is nu door vele onderzoekers bevestigd, deze levende wezens zijn lid van de Australopithecus-serie. Al hun anatomische trekken laten zien, dat elk een apensoort is.

Dit feit is door het onderzoek van twee evolutionistische antropologen, Bernard Wood en Mark Collard, bevestigd. Dit onderzoek is in 1999 gepubliceerd in het tijdschrift Science. Wood en Collard legden uit, dat de categorieën van Homo habilis en Homo rudolfensis (schedel 1470) denkbeeldig waren en dat de fossielen die aan deze categorieën toegeschreven zijn, binnen het geslacht van Australopithecus vallen:

“Tot voor kort werden fossielen tot de Homo gerekend op basis van absolute hersengrootte, daaruit voortkomend, de mogelijkheid tot gebruik van taal en de handfunctie, en toepassing van het gebruik van stenen werktuigen. Met maar een paar uitzonderingen, zijn de definitie en het gebruik van het geslacht binnen de menselijke evolutie, en de aanduiding van Homo, toegepast alsof het zonder enige problemen was. Maar… recente gegevens, nieuwe interpretaties van het bestaande bewijs, en de beperkingen van het paleoantropologische archief hebben de bestaande criteria voor het toekennen van taxonomische groepen aan de mens ongeldig gemaakt.

...in de praktijk worden homonide monsters aan de Homo toegeschreven op basis van één of meer uit vier criteria… Nu is het duidelijk, dat geen van deze criteria bevredigend is. De cerebrale omvang is problematisch, want absolute hersenscapaciteit is van twijfelachtig biologisch belang. Ook is er duidelijk bewijs, dat de taalfunctie niet afhankelijk gesteld kan worden van de grootte van de hersenen, en dat de taalgebieden in de hersenen nog niet zo duidelijk gelocaliseerd zijn als eerdere studies aangegeven hadden….

Met andere woorden: met het hypodigma van H. Habilis en H. rudolfensis is het geslacht Homo geen goed geslacht meer. Dus H. habilis en H. rudolfensis (of Homo habilis sensu lato voor degenen die de taxonomische groepsindeling van de ‘vroege Homo’ niet onderschrijven) MOETEN VAN HOMO VERWIJDERD WORDEN. Het duidelijke taxonomische alternatief, het verplaatsen van één of beide naar de taxanomische groep van de bestaande vroege hominine geslachten is niet zonder problemen maar WIJ RADEN VOORLOPIG AAN, DAT ZOWEL H. HABILUS EN H. RUDOLFENSIS NAAR HET GESLACHT AUSTRALOPITHECUS VERPLAATST WORDT.89

De conclusie van Wood en Collard bevestigt wat we hier uitgelegd hebben. Er bestaan in de geschiedenis geen ‘primitieve menselijke voorouders’. Wezens die als zodanig worden gepresenteerd, zijn eigenlijk apen die aan het geslacht Australopithecus moeten worden toegeschreven. Het fossielenarchief laat zien, dat er geen evolutionistische verwantschap is tussen deze uitgestorven apen en Homo, dat is de menselijke soort, die opeens in het fossielenarchief verscheen.

Homo Erectus en daarna: de menselijke wezens

700-duizend jaar oude zeelieden
antik denizciler, gemi mühendisleri

“De vroege mens was veel slimmer dan we dachten.

Nieuws dat in de New Scientist op 14 maart 1998 verscheen, vertelt ons dat de mensen die door de evolutionisten Homo erectus worden genoemd 700.000 jaar geleden het zeemansschap uitoefenden. Deze mensen, die genoeg kennis en technologie hadden om een vaartuig te bouwen, bezaten een cultuur die gebruikt maakte van zeetransport en kan nauwelijks ‘primitief’ genoemd worden.

Volgens het fantasierijke schema van de evolutionisten heeft de mens zich binnen zijn soort als volgt ontwikkeld: Homo erectus, Homo sapiens archaic en de Neanderthaler, later de Cro-Magnon-mens en tenslotte de moderne mens. Maar dit zijn in werkelijkheid allemaal classificaties van oorspronkelijke menselijke rassen. Het verschil tussen hen is niet groter dan het verschil tussen een Inuit en een neger of een Pygmee en een Europeaan.

Laten we eerst Homo erectus bekijken die als de primitiefste mensensoort wordt aangeduid. Zoals het woord ‘erect’ aanduidt, betekent Homo erectus de rechtopgaande mens. Evolutionisten moesten deze mensen van de voorafgaande onderscheiden door de eigenschap van het rechtopgaand eraan toe te voegen, want alle aanwezige fossielen van Homo erectus zijn zo recht als zij nooit bij specimen van Austalopithecines en Homo habilis gezien zijn. Er is geen verschil tussen het skelet van de moderne mens en Homo erectus.

De voornaamste reden voor de evolutionisten om Homo erectus als primitief te omschrijven is de schedelinhoud (900-1100 cc) die kleiner is dan de gemiddelde moderne mens, en zijn dikke wenkbrauwen. Maar er zijn tegenwoordig in de wereld vele mensen die dezelfde schedelinhoud hebben als de Homo erectus (bijvoorbeeld Pygmeeën) en er zijn andere rassen die vooruitstekende wenkbrauwen hebben (bijvoorbeeld de Australische Aboriginals).

Het is een algemeen geaccepteerd feit dat de verschillen in schedelinhoud niet noodzakelijkerwijs verschillen in intelligentie of vaardigheden inhouden. De intelligentie is eerder afhankelijk van de interne organisatie van het brein dan van de omvang.90

De fossielen die de Homo erectus in de wereld bekend hebben gemaakt zijn de fossielen van de Peking-mens en de Java-mens die in Azië gevonden zijn. Maar het is uiteindelijk duidelijk geworden dat deze fossielen niet betrouwbaar zijn. De Peking-mens bevat een aantal onderdelen van kunststof waarvan het origineel verloren is, en de Java-mens is samengesteld uit fragmenten van een schedel en heup die meters van elkaar verwijderd waren, zonder aanwijzing dat ze van hetzelfde levende wezen waren. Dat is dan ook de reden waarom de fossielen van Homo erectus die in Afrika gevonden zijn, steeds belangrijker worden (Er moet opgemerkt worden, dat sommige fossielen waarvan gezegd is, dat het van Homo erectus is, volgens sommige evolutionisten onder een tweede klasse Homo ergaster moeten worden ingedeeld. Er is onenigheid tussen hen over dit onderwerp. Wij behandelen al deze fossielen onder de classificatie Homo erectus).

Het beroemdste specimen van Homo erectus dat in Afrika gevonden is, is het fossiel van ‘Narikotome homo erectus” of de “Turkana jongen” dat in de buurt van het Turkanameer in Kenia gevonden is. Men is het erover eens, dat het een fossiel van een jongen van 12 jaar oud is, die in zijn puberteit een lengte van 1,83 bereikt zou hebben. De rechtopstaande structuur van het skelet van het fossiel verschilt niet van dat van de moderne mens. Hierover zei de Amerikaanse paleoantropoloog Alan Walker, dat hij twijfelde dat: “de gemiddelde patholoog het verschil zou zien tussen het fossiele skelet en dat van een moderne mens.”91 Over de schedel zei Walker: “het lijkt erg op een Neanderthaler.”92 Zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien, is de Neanderthaler een modern menselijk ras. Daarom is ook de Homo erectus een modern menselijk ras.

Zelfs de evolutionist Richard Leakey zei dat de verschillen tussen Homo erectus en de moderne mens niet meer zijn dan raciale verschillen:

Men kan ook verschillen zien in de vorm van de schedel, in de mate waarin het gezicht uitsteekt, de fermheid van de wenkbrauwen etc. De verschillen zijn waarschijnlijk niet uitgesprokener dan de verschillen die wij tegenwoordig zien tussen twee afzonderlijke geografische rassen van de moderne mens. Zulke biologische variaties komen voor als de bevolking geografisch gedurende een langere tijd van elkaar gescheiden is.93

Prof. William Laughlin van de Universiteit van Connecticut heeft diepgaande anatomische onderzoeken verricht onder Inuits en de mensen die op de Aleoeteilanden leven en zag, dat deze mensen veel op de Homo erectus lijken. De conclusie waartoe Laughlin kwam, was, dat al deze specifieke rassen eigenlijk verschillende rassen van Homo sapiens (de moderne mens) zijn.

Als we over de grote verschillen nadenken die tussen de afgelegen groepen bestaan zoals de Eskimo’s en de Bosjesmannen, groepen waarvan bekend is, dat ze tot de ene soort van Homo sapiens behoren, lijkt het rechtvaardig om te concluderen, dat Sinanthropus (een specimen ALC van erectus) tot dezelfde soort behoort.94

Het feit dat Homo erectus een overbodige classificatie is en dat fossielen die aan de Homo erectus toegekend zijn, niet zodanig van Homo sapiens verschillen, dat ze als een aparte soort beschouwd moeten worden, is een opvatting die tegenwoordig vaak uit de wetenschappelijke gemeenschap op klinkt. Het tijdschrift American Scientist vat de discusise over dit onderwerp samen en er werd in 2000 een conferentie over dit onderwerp gehouden:

“De meeste deelnemers aan de conferentie van Senckenberg gingen een felle discussie aan over de taxonomische status van Homo erectus, ingeleid door Milford Wolpoff van de Universiteit van Michigan, Alan Thorn van de Universiteit van Canberra en hun college. Zij beweerden met klem, dat Homo erectus als soort geen geldigheid had en helemaal verwijderd moest worden. Alle leden van het geslacht Homo, van ongeveer 2 miljoen jaar geleden tot heden, zijn een hoog variabel, wijdverspreid soort, Homo Sapiens, met geen natuurlijke onderbrekingen of onderverdelingen. Het onderwerp van de conferentie was: Homo erectus bestond niet.”95

De uitspraak: “Homo erectus bestond niet” houdt in: “Homo erectus is geen andere soort dan Homo Sapiens, maar een soort binnen Homo Sapiens.”

Er is aan de andere kant een enorm gat tussen Homo erectus, een mensenras, en de apen die de Homo erectus in de ‘menselijke evolutie’ voorgingen (Australopithecus, Homo habilis, Homo rudolfensis). Dit betekent, dat de eerste mens plotseling in het fossielenarchief verscheen en direct zonder enige evolutionistische geschiedenis. Er kan geen duidelijker aanwijzing zijn dat zij geschapen zijn.

Maar het toegeven van dit feit is totaal in tegenstrijd met de dogmatische filosofie en ideologie van de evolutionisten. Als resultaat hiervan proberen zij Homo erectus, een echt mensenras, als een halfaapachtig wezen af te beelden. In hun reconstructies van de Homo erectus tekenen zij halsstarrig aapachtige wezens. En aan de andere kant, met dezelfde tekentechniek, maken zij apen zoals Australopithecus of Homo habilis mensachtig. Met deze methode proberen zij de apen en de menselijke wezens nader tot elkaar te brengen om zo het gat tussen deze twee verschillende levende klassen te sluiten.

Homo erectus: een oud mensenras
homoerectus, herçek insan  homoerectus kafatası, kafatası fosili homoerectus kafatası, kafatası fosili

Homo erectus betekent “rechtopgaande mens”. Alle fossielen van deze soort horen tot een specifiek menselijk ras. Omdat de meeste fossielen van Homo erectus geen gemeenschappelijke kenmerken hebben, is het behoorlijk moeilijk om deze mens naar hun schedel te omschrijven. Dit is de reden waarom verschillende evolutionistische wetenschappers verschillende classificaties en beschrijvingen hebben gemaakt. Boven links zien we een schedel die in Koobi Fora, in Afrika (1975), gevonden is, die over het algemeen als Homo erectus gedefinieerd word. Rechts boven is een schedel Homo ergaster KNM-ER 3733, waarover nog onduidelijkheid bestaat.

De schedelcapaciteit van al deze verschillende Homo erectus-fossielen schommelt tussen de 900-1100 cc. Deze getallen zijn binnen de grenzen van de moderne menselijke schedelcapaciteit.

KNM-WT 1500, of het skelet van de Turkana-jongen aan de rechterkant is waarschijnlijk het oudste en volledigste menselijke fossiel dat ooit gevonden is. Onderzoek op dit fossiel wijst uit, dat het 1,6 miljoen jaar oud is en dat het van een kind van twaalf jaar oud is, dat waarschijnlijk 1,80 geworden zou zijn als hij de volwassenheid had bereikt. Dit fossiel dat heel erg op het Neanderthalerras lijkt, is één van de opvallendste bewijzen die het verhaal van de menselijke evolutie ontkrachten.

De evolutionist Donald Johnson omschrijft dit fossiel als volgt: “Hij was lang en mager. Zijn lichaamsvorm en proportie van ledenmaten was hetzelfde als de huidige Afrikanen rond de evenaar. De afmeting van zijn ledenmaten komen overeen met die van de huidige blanke Noord-Amerikaanse volwassenen.”

Neanderthalers

Neandertaller, sahte çizim

Valse maskers;
Hoewel de Neanderthaler niet afweek van de moderne mens, worden de Neanderthalers door de evolutionisten nog steeds als aapachtige wezens afgebeeld.

De Neanderthalers zijn mensen die opeens 100.000 jaar geleden in Europa verschenen en die 35.000 jaar geleden stil maar snel verdwenen of in andere rassen zijn opgegaan. Hun enige verschil met de moderne mens is, dat hun skelet wat steviger is en dat hun schedelinhoud een klein beetje groter is.

De Neanderthaler is een mensenras en dit is tegenwoordig door bijna iedereen onderschreven. Evolutionisten hebben hard geprobeerd om ze als een ‘primitief soort’ voor te doen, maar alle ontdekkingen wijzen erop, dat er geen verschil is met een flinke man die tegenwoordig op straat loopt. Een belangrijke autoriteit over dit onderwerp, Erik Trinkaus, een paleoantropoloog van de universiteit van New Mexico, schrijft:

Gedetailleerde vergelijking van het skelet van de overblijfselen van de Neanderthaler met de moderne mens laten zien, dat niets in de anatomie van de Neanderthaler zoals beweging, manipulatie, intellect en linguïstische mogelijkheden inferieur aan de moderne mens is.96

Vele hedendaagse onderzoekers definiëren de Neanderthaler als ondersoort van de moderne mens en noemen het: “Homo sapiens neanderthalensis”. De ontdekkingen bewijzen, dat de Neanderthalers de doden begroeven, muziekinstrumenten maakten en culturele contacten met de Homo sapiens sapiens hadden die in dezelfde tijd leefde. Om het nog eens precies te zeggen: de Neanderthalers waren een wat fermer uitgevoerd mensenras dat eenvoudig in de loop der tijd verdwenen is.

Neanderthalers: een fors volk
neandertaller, neandertal iskeleti neandertaller, neandertal kafatası

Hierboven ziet u de Homo sapiens Neanderthalensis, Amud 1-schedel die in Israël gevonden is. Van de Neanderthaler wordt meestal gedacht, dat hij fors, maar kort was. Maar naar schatting was de eigenaar van dit fossiel 1,80 lang. Zijn schedelcapaciteit is de grootste die ooit gezien is: 1740 cc. Hierom is dit fossiel het belangrijkste bewijsstuk dat definitief de bewering, dat de Neanderthaler een primitief soort is, van de baan veegt.

Homo sapiens archaic, Homo heilderbergensis en de Cro-Magnon mens

In het denkbeeldige evolutionistische schema is de Archaïsche homo sapiens de laatste stap voor de huidige mens. Eigenlijk kunnen evolutionisten niet veel over deze mensen zeggen, want er zijn heel weinig verschillen tussen hen en de moderne mens. Sommige onderzoekers zeggen zelfs, dat vertegenwoordigers van dit ras zelfs vandaag nog leven en wijzen naar de Aboriginals in Australië als voorbeeld hiervan. Net zoals de homo sapiens hebben de Aboriginals grote, naar voren komende wenkbrauwen en een terugwijkende kaakstructuur en een iets kleinere schedelinhoud. Verder zijn er belangrijke ontdekkingen gedaan die erop wijzen, dat dit soort mensen tot nog maar kort geleden in Hongarije geleefd heeft en in een aantal dorpen in Italië.

De groep die in de evolutionistische literatuur als Homo heilderbergensis wordt aangeduid, is dezelfde als Homo sapiens archaic. De reden waarom er twee verschillende termen gebruikt worden voor hetzelfde mensenras is het verschil in opvatting tussen de evolutionisten. Alle fossielen die onder de classificatie van de Homo heilderbergensis vallen, duiden erop, dat de mensen die 500 duizend jaar geleden leefden en zelfs 740 duizend jaar, eerst in Engeland en daarna in Spanje, heel erg op de moderne Europeanen lijken.

Volgens schattingen leefde de Cro-Magnon-mens ongeveer 30.000 jaar geleden. Hij heeft een koepelachtige schedelvorm en een breed voorhoofd. Zijn schedelinhoud van 1600 cc is groter dan die van de moderne mens. Zijn schedel had dikke wenkbrauwen en een beenachtig uitsteeksel aan de achterkant, wat voor zowel de Neanderthaler als de homo erectus karakteristiek is. Hoewel de Cro-Magnon als een Europees ras wordt beschouwd, lijken de structuur en de inhoud van de schedel erg op sommige rassen die tegenwoordig in Afrika en de tropen leven. Hierop gebaseerd wordt er aangenomen dat de Cro-Magnon een archaïsch Afrikaans ras was. Sommige ontdekkingen hebben aangetoond, dat de Cro-Magnon en Neanderthalers zich met elkaar vermengd hebben en de fundamenten voor de huidige rassen gelegd hebben. Bovendien neemt men tegenwoordig aan, dat de vertegenwoordigers van het Cro-Magnon-ras nog steeds in verschillende gebieden van het Afrikaanse continent en in de Salute en Dordogne van Frankrijk leven. Mensen met dezelfde eigenschapen zijn ook in Polen en Hongarije opgemerkt.

Soorten die in dezelfde tijd leefden als hun voorouders

26.000-jaar oude naald
antik denizciler, gemi mühendisleri

Een interessant fossiel laat zien, dat de Neanderthalers kleding kenden. Een naald van 26.000 jaar oud. (D. Johanson, B. Edgar From Lucy to language, p. 99)

Met wat we tot nu toe onderzocht hebben, tekent zich in een duidelijk plaatje voor ons af: het scenario van de menselijke evolutie is volledig verzonnen. Om zo’n stamboom te laten bestaan, een stamboom waarin er een geleidelijke evolutie plaatsvindt van aap tot mens, zou er bewijs in het fossielenarchief gevonden moeten worden, dit is echter niet gebeurd. Er is een groot gat tussen apen en mensen. Skeletstructuur, schedelvermogen en criteria als rechtop of gebogen lopen onderscheiden mensen van apen. (Wij hebben al een onderzoek genoemd dat in 1994 gedaan is met betrekking tot de evenwichtskanalen in het binnenoor, de Australopithecus en Homo habilis worden dan als aap geclassificeerd, terwijl Homo erectus als mens wordt geclassificeerd).

Een andere belangrijke ontdekking die bewijst, dat er tussen deze verschillende soorten geen stamboom kan zijn, is, dat de soorten die als elkaars voorouder gepresenteerd worden, in dezelfde tijd leefden. Als, zoals de evolutionisten beweren, de Australopithecus tot de Homo habilis overging en die weer op zijn beurt in de Homo erectus, dan zouden de tijdperken waarin zij leefden elkaar noodzakelijkerwijs moeten opvolgen, maar er is helemaal geen chronologische orde.

Volgens de schattingen van de evolutionisten leefden de Australopithecines van 4 miljoen jaar geleden tot 1 miljoen jaar geleden. Van de levende wezens die als Homo habilis geclassificeerd waren, wordt gedacht dat zij tot 1,7-1,9 miljoen jaar geleden geleefd hebben. Homo rudolfensis, waarvan gezegd wordt, dat het een meer ontwikkelde vorm is dan Homo habilis, is ongeveer 2,5-2,8 miljoen jaar oud. Dat wil zeggen dat Homo rudelfensis bijna 1 miljoen jaar ouder is dan Homo habilis, en dat zou dan de ‘voorouder’ moeten zijn. Maar aan de andere kant wordt de leeftijd van Homo erectus wel zo ver terug als 1,6-1,8 miljoen jaar geleden gerekend, dat betekent, dat de specimen van de Homo erectus in dezelfde periode op aarde verschenen als zijn zogenaamde voorouder d.w.z. Homo habilis.

Alan Walker bevestigt, dit feit door te zeggen dat: "er is bewijs uit Oost-Afrika voor een laat-overlevende van de kleine Australopithecus die eerst gelijk met Homo habilis leefde en daarna met Homo erectus.”97

Louis Leakey heeft fossielen van Australopithecus, Homo habilis en Homo erectus gevonden die bijna naast elkaar in de Olduvai Gorge-regio lagen in laag Bed II.98

Er bestaat beslist niet zo’n stamboom. Een paleontoloog van de Harvard universiteit, Stephen Jay Gould, legt dit dode punt in de evolutie uit, hoewel hij zelf een evolutionist is:

Wat is er van onze ladder geworden als van de drie naast elkaar bestaande afstammingen van de mensachtigen (A. africanus, de robuuste Australopitheci-nes en Homo habilis) niet één duidelijk van de ander afstamt? En verder vertonen geen van de drie tijdens hun bestaan op aarde enige evolutionistische trends.99

Als we van de Homo erectus naar de Homo sapiens gaan dan zien we opnieuw dat er geen stamboom is waarover we kunnen praten. Er is bewijs, dat laat zien dat de Homo erectus en archaïsche Homo sapiens tot 27.000 jaar geleden en zelfs tot 10.000 voor onze tijd leefden. In het Kow-moeras in Australië zijn schedels van Homo erectus gevonden die 13.000 jaar oud waren. Op het eiland Java is er een schedel van Homo erectus gevonden van 27.000 jaar oud.100

De geheimzinnige geschiedenis van Homo sapiens

discover dergisi,yeni kafatası

Een van de populairste tijdschriften van de evolutionistische literatuur, Discover, zette het 800.000-jaar oude gezicht van een mens op zijn voorpagina met de evolutionistische vraag: “Is dit het gezicht van ons verleden?”

Het interessantste en belangrijkste feit dat de denkbeeldige stamboom van de evolutietheorie tenietdoet, is de onverwacht oude geschiedenis van de moderne mens. Paleoantropologische gegevens onthullen, dat Homo sapiens mensen, die precies op ons leken, een miljoen jaar geleden leefden.

Het was Louis Leakey, de beroemde evolutionistische paleoantropoloog, die de eerste ontdekkingen over dit onderwerp gedaan had. In 1932 vond Leakey in het Kanjeragebied rond het Victoriameer in Kenia verschillende fossielen die in het midden van het pleistocene tijdperk thuishoorden en zij verschilden niet van de moderne mens. En het midden van het pleistocene tijdperk – dat betekent een miljoen jaar oud.101

Omdat deze ontdekkingen de evolutionistische stamboom op z’n kop zetten, liet een aantal evolutionistische paleoantropologen deze ontdekkingen eenvoudig weg. Maar Leakey heeft altijd volgehouden, dat zijn schattingen juist waren.

Net toen dit controverse bewijs was vergeten, werd er in Spanje in 1995 een fossiel opgegraven, dat op een opmerkelijke manier aantoonde dat de geschiedenis van de Homo sapiens veel ouder is dan werd aangenomen. Het betreffende fossiel werd in de grot Gran Dolina in de Atapuerca-regio in Spanje door drie Spaanse paleoantropologen van de Universiteit van Madrid gevonden. Het fossiel behoorde bij het gezicht van een 11 jaar oude jongen die precies op de moderne mens leek. Maar het was 800.000 jaar geleden, dat het kind gestorven was. Het tijdschrift Discovery behandelde het verhaal in december 1997 met veel details.

Het fossiel was zelfs een schok voor de overtuiging van Ferreras, die de opgraving in Gran Dolina leidde. Ferreras zei:

Wij verwachtten iets grootst, iets omvangrijks, iets adembenemends… je weet wel, iets ‘primitiefs’. Onze verwachtingen van een 800.000-oude jongen was zoiets als de Turkana-jongen. En wat wij vonden, was een volledig modern gezicht. Dit is voor mij het spectaculairst… Dit zijn de soort dingen die je door elkaar schudden. Om iets volkomen onverwachtst zoals dat te vinden. Het niet vinden van fossielen, en het vinden van fossielen is ook onverwacht, en het is O.K. Maar het spectaculairst is iets vinden waarvan je dacht, dat het tot het heden behoort en het komt uit het verleden. Het is net zoals iets als een taperecorder in de Gran Dolina te vinden. Dat zou erg verrassend zijn. We verwachten geen cassettes en taperecorders in het late Pleistoceen. Het vinden van een modern gezicht is hetzelfde. Wij waren erg verbaasd, toen we het zagen.”102

Het fossiel belicht het feit, dat de geschiedenis van de Homo sapiens tot 800 duizend jaar geleden teruggaat. Toen ze van de eerste schok bijgekomen waren, besloten de evolutionisten die het fossiel ontdekt hadden, dat het tot een aparte soort behoorde, want volgens de evolutionistische stamboom kon er 800 duizend jaar geleden geen Homo sapiens geleefd hebben. Daarom bedachten zij een denkbeeldige soort en noemden die “Homo antecessor” en classificeerden de Atapuerca schedel hieronder.

De impasse van het bipedalisme in de evolutie

maymun iskeleti, insan iskeleti

Recent onderzoek laat zien, dat het onmogelijk is voor een gebogen skelet van een aap dat voor een viervoetige gang geschikt is, te evalueren tot een rechtopgaand skelet van een mens, dat geschikt is voor een tweevoetige gang.

Naast het fossielenarchief waar we tot nu toe mee te maken hebben gehad, zijn er ook onoverkoombare anatomische verschillen tussen de mens en de aap, die ook de gedachte van menselijke evolutie onmogelijk maken. Eén van deze verschillen is de manier van lopen.

Mensen lopen rechtop op hun twee voeten. Dit is een heel bijzondere manier van beweging, die niet bij andere soorten gezien wordt. Sommige andere dieren hebben een beperkte mogelijkheid om als zij staan op hun twee achterpoten te bewegen. Dieren als beren en apen kunnen zich zo nu en dan op deze manier voortbewegen, bijvoorbeeld als zij bij een bepaald soort voedsel willen komen, en dan kunnen zij dit maar voor een korte tijd. Meestal leunen hun skeletten voorwaarts en lopen zij op vier poten.

Heeft deze tweevoetigheid zich uit de viervoetige gang van de apen geëvolueerd, zoals de evolutionisten dat beweren?

Natuurlijk niet. Onderzoek heeft aangetoond, dat de evolutie van de tweevoetigheid nooit bestaan heeft, noch is het mogelijk, dat het voorgekomen is. Ten eerste is de tweevoetigheid geen evolutionair voordeel. De manier waarop apen zich voortbewegen is veel gemakkelijker, sneller en efficiënter dan de tweevoetige gang van de mens. De mens kan niet van boom tot boom springen zonder op de grond te komen, zoals een chimpansee noch met een snelheid van 125 km per uur rennen als een cheetah. Integendeel, omdat de mens op zijn twee voeten loopt, beweegt hij zich langzamer over de grond voort. Om dezelfde reden is hij één van de minst beschermde soorten van de natuur met betrekking tot beweging en verdediging. Volgens de logica van de evolutie zouden de apen niet moeten evolueren om de tweevoetige gang na te streven, maar de mensen zouden in plaats daarvan moeten evolueren om viervoetig te worden.

Een andere impasse van de evolutionistische bewering is, dat tweevoetigheid het model van de ‘geleidelijke ontwikkeling’ van het Darwinisme niet dient. Dit model, dat de basis van de evolutie is, verlangt, dat er een soort overgangsloop tussen bipedalisme en viervoetigheid moet zijn. Maar door het computeronderzoek dat de Engelse paleoantropoloog Robin Crompton in 1996 verricht had, liet hij zien dat een overgangsloop niet mogelijk was. Crompton kwam tot de volgende conclusie: “Een levend wezen kan of rechtop lopen of op vier poten,108 Een soort gang die daartussen ligt, is niet mogelijk, want dat kost buitengewoon veel energie. Daarom kan er geen half-tweevoetig wezen bestaan.

De ontzettend grote kloof tussen mens en aap is niet beperkt tot uitsluitend de tweevoetigheid. Nog vele andere zaken blijven onverklaarbaar, zoals de hersencapaciteit en de mogelijkheid tot spreken etc. Elaine Morgan, een evolutionistische paleoantropoloog, bekent hierover:

De vier grootste mysteries van de mensen zijn:
1) Waarom lopen ze op twee benen?
2) Waarom hebben ze hun vacht verloren?
3) Waarom hebben ze zulke grote hersenen ontwikkeld?
4) Waarom hebben ze leren spreken?

De orthodoxe antwoorden op deze vragen zijn:
1) Wij weten het nog niet;
2) Wij weten het nog niet;
3) Wij weten het nog niet;
4) Wij weten het nog niet.

De vragenlijst kan nog aanzienlijk verlengd worden zonder invloed te hebben op de eenduidigheid van de antwoorden. 109

Evolutie: een onwetenschappelijk geloof

false drawings

The myth of human evolution is based on no scientific findings whatsoever. Representations such as the above have no other significance than reflecting evolutionists’ imaginative wishful thinking.

Lord Solly Zuckerman is één van de bekendste en meest gerespecteerde wetenschappers van Groot-Brittannië. Jarenlang bestudeerde hij het fossielenarchief en hij heeft talloze gedetailleerde onderzoeken uitgevoerd. Hij werd geëerd met de titel ‘Lord” voor zijn bijdrage aan de wetenschap. Zuckerman is een evolutionist. Daarom kunnen zijn opmerkingen over de evolutie niet gezien worden als doelbewust perversé opmerkingen. Na jaren bestudering van de fossielen die in het scenario van de menselijke evolutie passen, kwam hij tot de conclusie dat er in werkelijkheid geen stamboom is.

Zuckerman heeft ook een interessant ‘spectrum van wetenschappen’ gemaakt. Hij vormde een spectrum van wetenschappen en ordende die van wetenschappelijk tot die wetenschappen die hij als onwetenschappelijk zag. Volgens het spectrum van Zuckermen zijn de wetenschappelijkste – dat is, afhangend van concrete data – wetenschapsvelden scheikunde en natuurkunde. Daarna komen de biologische wetenschappen en daarna de sociale wetenschappen. Aan het uiterste einde van het spectrum, wat het gedeelte is dat als het meest onwetenschappelijk gezien wordt, zijn concepten van paranormale waarneming zoals telepathie en het zesde zintuig en uiteindelijk ‘de menselijke evolutie’. Zuckerman legt zijn redenering daarvoor uit:

Dan verwijderen wij ons van het register van de objectieve waarheid naar die velden van zogenaamde biologische wetenschap, zoals de buitenzintuigelijke waarneming of de interpretatie van de fossielengeschiedenis van de mens, waar voor de gelovigen alles mogelijk is – en waar de streng gelovige soms in staat is om tegelijkertijd in verschillende tegenstrijdige dingen te geloven.”110

Discovering Archeology, een belangrijk tijdschrift over de oorsprong van de mens, zegt: “De zoektocht naar de menselijke voorouders geeft meer hitte dan licht” in een artikel van Robert Locke, de redacteur van het tijdschrift, en citeert de bekentenis van de beroemde evolutionistische paleoantropoloog Tim White:

“Wij zijn allen gefrustreerd door ‘alle vragen die we maar niet kunnen beantwoorden”111

Het artikel laat de impasse van de evolutietheorie over de oorsprong van de mens zien en de ongegrondheid van de propaganda die over dit onderwerp verspreid wordt:

“Misschien is er geen enkel gebied in de wetenschap dat meer besmet is dan de zoektocht naar de menselijke oorsprong. De elite van de paleontologen is het zelfs over de meest fundamentele beginselen van de menselijke stamboom niet eens. Nieuwe takken groeien met veel bombarie om uit te sterven als er nieuwe fossielen gevonden worden.”112

Hetzelfde feit is onlangs door Henry Gee, de redacteur van het bekende tijdschrift Nature, geaccepteerd. In zijn boek ‘In search of deep time,’ uitgegeven in 1999, verwijst Gee naar evolutionistische schema’s over de evolutie van de mens als zijnde “een compleet menselijke uitvinding, geschapen na het feit, gevormd volgens menselijke vooroordelen” en voegt eraan toe:

Een lijn fossielen nemen en beweren dat zij een afstamming vormen, is geen wetenschappelijke hypothese die getest kan worden, maar een bewering die dezelfde waarde heeft als een verhaaltje voor het slapen gaan – vermakelijk, misschien instructief, maar niet wetenschappelijk.”113

Wat is dan de reden waarom zoveel wetenschappers zo gevoelig over dit dogma zijn? Waarom proberen zij zo hard om de theorie overeind te houden, ten koste van het toegeven van talloze conflicten en het ontkennen van de bewijzen die zij gevonden hebben?

Het enige antwoord is, dat zij bang zijn voor het feit dat zij in dat geval de evolutietheorie moeten verlaten. Het feit wat zij dan onder ogen moeten zien, als zij de evolutietheorie verlaten is, dat de mens door Allah geschapen is. Maar door de vooringenomenheid die zij hebben en de materialistische filosofie waarin zij geloven, is de schepping voor de evolutionisten een onacceptabel concept.

Daarom bedriegen zij zichzelf, en ook de hele wereld, door het gebruik van de media waar zij mee samenwerken. Als zij niet de nodige fossielen kunnen vinden, dan ‘maken’ zij die of in de vorm van denkbeeldige plaatjes of in de vorm van fictieve modellen en proberen dan de indruk te geven, dat er inderdaad fossielen bestaan die de evolutie bevestigen. Een deel van de massamedia die hun materialistische opvatting deelt, probeert ook het publiek te bedriegen en het verhaal van de evolutie in het onderbewustzijn van de mensen in te prenten.

Hoe hard ze het ook proberen, de waarheid is duidelijk: de mens is niet door een evolutionair proces ontstaan, maar door de schepping van Allah. Daarom is hij verantwoording aan Hem verschuldigd, hoe onwillig hij ook is om deze verantwoordelijkheid af te leggen.

Eindnoten

79 David Pilbeam, “Humans lose an early ancestor”, Science, April 1982, pp. 6-7.

80 Solly Zuckerman, Beyond the ivory tower, New York: Toplinger Publications, 1970, pp. 75-94.

81 Charlkes E. Oxnard, “The place of Australopithecines in human evolution: grounds for doubt”, Nature, vol. 258, p. 389.

82 Fred Spoor, Bernard Wood, Frans Zonneveld, "Implication of early hominid labyrinthine morphology for evolution of human bipedal locomotion”, Nature, vol. 369, June 23, 1994, pp. 645-648.

83 Holly Smith, American Journal of physical anthropology, vol. 94, 1994, pp. 307-25.

84 Fred Spoor, Bernard Wood, Frans Zonneveld, “Implication of early hominid labyrinthine morphology for evolution of human bipedal locomotion”, Nature vol. 369, June 23, 1994, p. 645-48.

85 Tim Bromage, New Scientist, vol. 133, 1992, p. 38-41.

86 J.E. Cronin, N. Boaz, C.B. Stinger, Y. Rak, “Tempo and mode in hominid evolution”, Nature, vol. 292, 1981, p. 113-122.

87 “C.L. Brace, H. Nelson, N. Korn, M.L. Brace, Atlas of human evolution, 2.b. New York: Rinehart and Wildon, 1979.

88 Alan Walker, Scientific American, vol. 239(2), 1978, p. 54.

89 Bernard Wood, Mark Collard, “The Human Genus”, Science, vol. 284, no. 5411, 2 April 1999, p. 65-71.

90 Marvin Lubenow, Bones of contention, Grand Rapids, Baker, 1992, p. 83.

91 Boyce Rensberger, The Washington Post, November 19, 1984.

92 Ibid.

93 Richard Leakey, The making of mankind, London: Sphere Books, 1981, p. 62.

94 Marvin Lubenow, Bonus of contention, Grand Rapids, Baker, 1992,p. 136.

95 Pat Shipman, “Doubting Dmanisi”, American Scientist, November-December 2000, p. 491.

96 Erik Trinkaus, “Hard times among the Neanderthals”, Natural History, vol. 87, December 1978, p. 10; R.L. Holloway, “The Neanderthal brain: What was primitive”, American journal of physical anthropology supplement, vol. 12, 1991, p. 94.

97 Alan Walker, Science, vol. 207, 1980, p. 1103.

98 A.J. Kelso, Physical anthropology, 1st ed. New York; J.B. Lipincott Co., 1970, p. 221; M.D. Leakey, Olduvai Gorge, vol. 3, Cambridge: Cambridge University press, 1971, p. 272.

99 S.J. Gould, Natural history, vol. 85, 1976, p. 30.

100 Time, November 1996.

101 L.S.B. Leakey, The origin of Homo sapiens, ed. F. Borde, Paris: Unesco, 1972, p. 25-9; L.S. B. Leakey, By the evidence, New York: Harcourt Brace Jovanovich, 1974

102 "Is this the face of our past”, Discover, December 1997, pp. 97-100.

103 A.J. Kelso, Physical anthropology, 1.b., 1970, pp. 221; M.D. Leakey, Olduvai Gorge, vol. 3, Cambridge: Cambridge University press, 1971, p. 272.

104 Donald C. Johanson & M.A. Edey, Lucy: The beginnings of humankind, New York: Simon & Schuster, 1981, p. 250.

105 Science news, vol. 115, 1979, pp. 196-197.

106 Ian Anderson, New Scientist, vol. 98, 1983, p. 373.

107 Russel H. Tuttle, Natu4al Hitroy, maart 1990, p. 61-64.

108 Ruth Henke, “Aufrecht aus den Baumen”, Focus, vol. 39, 1996, p. 178.

109 Elaine Morgan, The scars of evolution, New York: Oxford University Press, 1994,p. 5.

110 Solly Zuckerman, Beyond the ivory tower, New York : Toplinger Publications, 1970, p. 19.

111 Robert Locke, “Family fights”Discorvering Archeology, July/August 1999, p. 36-39.

112 Ibid.

113 Henry Gee, In search of time: beyond the fossil record to a new history of life, New York, The free press, 1999, p. 126-7.

DEEL
logo
logo
logo
logo
logo
Downloaden
  • Speciaal Voorwoord: De ware ideologische wortels van het terrorisme:
  • D1 - Inleiding: Waarom de evolutietheorie?
  • D1 - Hoofdstuk 1: Vrij van vooroordelen zijn
  • D1 - Hoofdstuk 2: Een korte geschiedschrijving van de theorie
  • D1 - Hoofdstuk 3: Het denkbeeldige mechanisme van de evolutie
  • D1 - Hoofdstuk 4: Het fossielenarchief verwerpt de evolutie
  • D1 - Hoofdstuk 5: Het sprookje van de overgang van water naar land
  • D1 - Hoofdstuk 6: De oorsprong van vogels en zoogdieren
  • D1 - Hoofdstuk 7: De bedrieglijkheid van de interpretatie van fossielen
  • D1 - Hoofdstuk 8: Evolutionair bedrog
  • D1 - Hoofdstuk 9: Het scenario van de menselijke evolutie
  • D1 - Hoofdstuk 10: De moleculaire impasse van de evolutie
  • D1 - Hoofdstuk 11: De thermodynamica ontkracht de evolutie
  • D1 - Hoofdstuk 12: Ontwerp en toeval
  • D1 - Hoofdstuk 13: Wat evolutionisten beweren en de feiten
  • D1 - Hoofdstuk 14: De evolutietheorie: een materialistische verplichting
  • D1 - Hoofdstuk 15: Media: vruchtbare grond voor de evolutie
  • D1 - Hoofdstuk 16: Conclusie: de evolutie is bedrog
  • D1 - Hoofdstuk 17: De bewijzen voor de schepping
  • D2 - Hoofdstuk 18: De ware essentie van de materie
  • D2 - Hoofdstuk 19: Relativiteit in tijd en de werkelijkheid van het lot
  • D2 - Hoofdstuk 20: Srf Conferenties: activiteiten om het publiek over de evolutie te informeren