|
Two drawings of Java Man, which are totally different from each other, provide a good example of how fantastically fossils are interpreted by evolutionists. |
Voordat we in detail treden over de mythe van de menselijke evolutie, moeten we iets zeggen over de propagandamethode die gebruikt is om het algemene publiek van het idee van de half-mens half aap wezens die eens in het verleden geleefd zouden hebben, te overtuigen. Deze propagandamethode maakt gebruik van ‘reconstructies’ gemaakt naar aanwijzingen uit de fossielen. Reconstructies kunnen uitgelegd worden als het tekenen van een plaat of het construeren van een model van een levend wezen, deze reconstructie is gebaseerd op één enkel bot – soms zelfs maar een stukje van een bot – opgegraven uit de aarde. De ‘aapmensen’ die we in kranten, tijdschriften of films zien zijn allen reconstructies.
Omdat fossielen meestal door de war liggen en incompleet zijn, is elke theorie die daarop gebaseerd is niets anders dan totale speculatie. Eigenlijk zijn de reconstructies (tekeningen of modellen) die door de evolutionisten gemaakt zijn en zijn gebaseerd op resten van fossielen, zo bereid, dat ze precies de evolutietheorie ondersteunen. Een antropoloog uit Harvard benadrukt dit feit wanneer hij zegt: op z’n minst zijn in de paleoantropologie de data zo schaars, dat de theorie zwaar door interpretaties beïnvloed is. De theorieën reflecteerden, in het verleden, duidelijk onze toenmalige ideologieën in plaats van de werkelijke data.71
Omdat mensen sterk door visuele informatie beïnvloed worden, dienen deze reconstructies het doel van de evolutionisten, de mensen overtuigen, dat deze gereconstrueerde wezens echt in het verleden bestaan hebben.
Nu moeten we een speciaal punt belichten: reconstructies die op overblijfselen van botten gebaseerd zijn, kunnen slechts heel algemene eigenschappen van het object onthullen, want de specifieke details bestaan uit zacht weefsel dat snel vergaat. Daarom zijn de speculatieve interpretaties van het zachte weefsel, die in de tekeningen of in de modellen voorkomen volledig afhankelijk van de verbeeldingskracht van degene die ze maakt. Earnst A. Hooten van de Harvard University legt de zaak als volgt uit:
De pogingen om de zachte delen te reconstrueren zijn zelfs nog gevaarlijker. De lippen, de ogen, de oren en het puntje van de neus laten geen aanwijzing achter op de botdelen. Je kunt met evenveel gemak het model van een schedel van een Neanderthaler de uiterlijkheden van een aap geven als de gelaatstrekken van een filosoof. Deze toegepaste restoraties van de oude menssoorten hebben weinig of geen wetenschappelijke waarde en zij kunnen hoogst waarschijnlijk alleen het publiek misleiden.. Vertrouw de reconstructies dus niet.72
3 Verschillende reconstructies gebaseerd op dezelfde schedel | ||
| ||
Verscheen op 5 april 1964 in de Sunday Times | Tekening van Maurice Wilson | De reconstructie van N. Parker. National geographic: september 1960 |
Eigenlijk hebben de evolutionisten deze ‘onzinnige verhalen’ bedacht, zij geven verschillende gezichten aan dezelfde schedel. Bijvoorbeeld de drie verschillende tekeningen die van het fossiel met de naam Australopithecus robustus (Zinjanthropus) gemaakt zijn, is een beroemd voorbeeld van zulk bedrog.
De vooringenomen interpretatie van de fossielen of de fabricage van vele denkbeeldige reconstructies zijn een aanwijzing hoe vaak de evolutionisten hun toevlucht tot truucjes moeten nemen. Maar deze lijken nog onschuldig als we ze met het doelbewuste bedrog vergelijken waarmee de evolutiegeschiedenis doordrenkt is.
Denkbeeldige en bedrieglijke tekeningen | |
| |
| |
Geheimnisse Der Urzeit, Tiereund Menschen, s. 200 | |
National Geographic, March 1996 | |
In platen en reconstructies geven de evolutionisten opzettelijk vorm aan delen die eigenlijk geen fossielsporen hebben achtergelaten, zoals de structuur van de neus en de lippen, de vorm van het haar, de vorm van de wenkbrauwen en ander lichaamshaar om zo de evolutietheorie te ondersteunen. Ze maken ook gedetailleerde plaatjes, waarin deze denkbeeldige wezens met hun gezin rondlopen, jagen of op andere manieren met de dagelijkse beslommeringen bezig zijn. Maar deze tekeningen zijn alle uitingen van de fantasie en kunnen niet aan het fossielenarchief getoetst worden. |
71 David R. Pilbeam, “Rearranging our family tree”, Nature, June 1978, p. 40.
72 Earnest A. Hooton, Up from the ape,” New York : McMillan, 1931, p. 332.